ECLI:NL:GHARL:2019:10806

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
200.266.981/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezagsconflicten tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, had de bestreden beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die de ondertoezichtstelling van [kind 2] had verlengd, aangevochten. De moeder, verweerster in hoger beroep, verzocht het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen. De GI, Jeugdbescherming Overijssel, steunde de vader in zijn verzoek om de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen tot 15 augustus 2020.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders sinds hun echtscheiding in 2009 in een langdurige strijd verwikkeld zijn over de zorg voor hun kinderen. Ondanks eerdere hulpverlening is er onvoldoende verbetering in de situatie van de kinderen. De GI heeft in haar rapportage aangegeven dat de kinderen nog steeds last hebben van een loyaliteitsconflict en dat de samenwerking tussen de ouders gebrekkig is. De moeder heeft een nieuwe partner en vormt met hem en de kinderen een gezin, maar de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen blijven bestaan.

Het hof heeft op basis van de feiten en de ingediende stukken geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn niet in staat gebleken om in het belang van de kinderen samen te werken, wat leidt tot een onveilige en onvoorspelbare omgeving voor de kinderen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] verlengd tot 15 augustus 2020, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.266.981
(zaaknummer rechtbank Overijssel 233833)
beschikking van 10 december 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.T.M. Krieger te Enschede,
en
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Overijssel, regio Twente,
gevestigd te Hengelo (O),
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de GI,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.A.A.M. Rupert te Haaksbergen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 8 juli 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 4 oktober 2019;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming van 9 oktober 2019;
- een brief van mr. Krieger van 10 oktober 2019 met producties;
- een brief van de GI van 17 oktober 2019 met producties;
- een journaalbericht van mr. Rupert van 21 oktober 2019;
- een journaalbericht van mr. Krieger van 22 oktober 2019;
- een brief van de GI van 12 november 2019 met productie.
2.2
De minderjarigen [kind 1] en [kind 2] hebben ieder voor zich in een brief van
30 oktober 2019 aan het hof hun mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 14 november 2019 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de GI zijn verschenen mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] (jeugdbeschermers). De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De raad voor de kinderbescherming is met berichtgeving vooraf niet verschenen.
2.4
Ter mondelinge behandeling heeft mr. Rupert met instemming van partijen een beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 18 oktober 2019 overgelegd.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [kind 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] , en
- [kind 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats] .
De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind 1] en [kind 2] .
3.2
In de beschikking van 15 augustus 2018 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld voor de termijn van een jaar, van 15 augustus 2018 tot 15 augustus 2019.
3.3
In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [kind 2] verlengd tot 15 december 2019, de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen, waaronder de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 1] .
3.4
In de beschikking van 18 oktober 2019 heeft de kinderrechter bepaald dat de zorg- en contactregeling tussen de vader en [kind 2] in het kader van de ondertoezichtstelling onder regie van de GI zal plaatsvinden, de moeder de verplichting opgelegd de vader ten minste eens per twee maanden schriftelijk informatie te verstrekken over de ontwikkelingen van [kind 1] op het gebied van onder meer gezondheid, school, sociale contacten en sportieve of muzikale activiteiten en om hem af en toe een recente foto van [kind 1] te sturen, die beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, bepaald dat er geen zorg- en contactregeling tussen de vader en [kind 1] geldt, de kosten van de procedure in die zin gecompenseerd dat iedere ouder de eigen kosten draagt, en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.5
De moeder vormt met haar partner [A.] , de uit die relatie geboren dochter [B.] , [kind 1] en [kind 2] een gezin.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is met ongenummerde grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] te verlengen tot 15 augustus 2020.
4.2
De GI is het eens met de vader en verzoekt het hof de ondertoezichtstelling van de kinderen alsnog met een jaar te verlengen.
4.3
De moeder verzoekt het hof het verzoek van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige kan verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Het hof is anders dan de rechtbank van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen met een jaar, dus tot 15 augustus 2020, in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof overweegt daartoe als volgt.
5.3
De ouders hebben sinds hun echtscheiding in 2009 jarenlang strijd gevoerd over de kinderen. Ondanks de vrijwillige inzet van vele vormen van hulpverlening, zoals Ouderschap Blijft in 2014, zijn de ouders er niet in geslaagd in het belang van de kinderen hun strijd te staken. Bij de start van de ondertoezichtstelling zaten de ouders in geen enkele opzicht op een lijn en hadden zij voortdurend een derde nodig om tot beslissingen te komen. In die situatie is volgens de GI nog onvoldoende verbetering gekomen.
5.4
De GI heeft in het Plan van Aanpak van 17 juni 2019 de volgende doelstellingen geformuleerd:
Doel 1 [kind 1] en [kind 2] groeien op in een veilige, stabiele en voorspelbare omgeving;
Doel 2 Er is voldoende zicht op het ontstaan van de (gedrags- en emotionele) problemen en ontwikkeling kinderen, en wat zij nodig hebben om zich op een goede wijze te ontwikkelen;
Doel 3 De kinderen hebben een voor hen passende zorg- en contactregeling met beide ouders die ontspannen verloopt;
Doel 4 De kinderen worden niet belast met de problematiek die zich tussen de ouders afspeelt.
5.5
De GI heeft ter mondelinge behandeling toegelicht dat zij de wens van [kind 1] om voorlopig geen contact met de vader te hebben, heeft gerespecteerd. Dat neemt niet weg dat de inspanningen gericht blijven op contactherstel met de vader. Zo is de vader in dat kader bezig een brief aan [kind 1] te schrijven en is het wenselijk dat die brief met [kind 1] door een neutrale partij besproken kan worden. Nu het de ouders op eigen kracht niet lukt een brief van de vader aan [kind 1] te begeleiden, is niet aannemelijk dat het hen zal lukken zonder conflicten uitvoering te geven aan de informatieverplichting die de kinderrechter de moeder in de beschikking van 18 oktober jl. heeft opgelegd. Hoewel het met [kind 1] thuis en op school goed lijkt te gaan, duiden haar uitlatingen dat zij een zo normaal mogelijk leven wil leiden en het contact met de vader daarbij veel onrust zou geven, op een loyaliteitsconflict.
5.6
[kind 2] is een kwetsbaar meisje dat thuis sterke gedragsproblemen en driftbuien laat zien, onzeker is en regelmatig niet lekker in haar vel zit. Op school laat zij positief gedrag zien. [kind 2] heeft een keer in de twee weken op de zaterdag van 11.00 uur tot 19.00 uur contact met de vader. Zij voelt zich volgens de GI prettig bij dit contact en zij kan meer zichzelf zijn. Hoewel het positief is dat het doel van contact met de vader voor [kind 2] behaald is, heeft de GI niet alleen zorgen over het loyaliteitsconflict waarin zij zich bevindt, maar ook over het claimende gedrag en haar afhankelijkheid van de moeder.
5.7
Met uitzondering van een deel van doel 3 ( [kind 2] heeft contact met de vader) zijn de door de GI gestelde doelen niet behaald. Volgens de GI is ondanks de inzet van Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling (IOG) van Jarabee in het gezin van de moeder nog steeds veel onrust in de thuissituatie en nog veel onduidelijk over de gedrags- en emotionele problemen en ontwikkeling van de kinderen. Beide ouders geven aan dat zij de kinderen niet belasten met hun onderlinge problematiek, maar beschuldigen de andere ouder ervan dat wel te doen. Daarbij komt nog dat de GI ter mondelinge behandeling heeft toegelicht dat zij de indruk heeft de regie en daarmee het zicht op de kinderen kwijt te raken. Zo lijkt volgens de GI de spanning bij de kinderen eerder toe- dan af te nemen sinds de gesprekken met de jeugdzorgwerkers op verzoek van de moeder bij een door de moeder ingeschakelde hulpverleenster plaatsvinden en heeft de moeder in juni 2019 [kind 2] zonder voorafgaand overleg met de GI aangemeld bij Walhallab. Nu de doelstellingen van de ondertoezichtstelling onvoldoende zijn behaald, aannemelijk is dat de kinderen nog steeds last hebben van het loyaliteitsconflict waarin zij zich door de slechte samenwerking tussen de ouders bevinden en de GI bovendien het zicht op de kinderen dreigt kwijt te raken, is het aannemelijk is dat hulpverlening in een vrijwillig kader onvoldoende effect zal hebben.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, te vernietigen en te beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 8 juli 2019;
verlengt alsnog de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] van 15 augustus 2019
tot 15 augustus 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.U.M. van der Werff, M.M. Moes en R. Feunekes, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Feunekes, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 10 december 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.