ECLI:NL:GHARL:2019:10801

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
19/00236
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boetebeschikking

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en de bijbehorende boete van 100% vernietigd. De Inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd aan belanghebbende over het tijdvak van 25 mei 2016 tot en met 24 mei 2017, omdat het motorrijtuig, waarvan het kentekenbewijs geschorst was, gebruik had gemaakt van de openbare weg. De rechtbank oordeelde dat het motorrijtuig op een parkeerterrein stond dat bestemd was voor klanten van het bedrijf van belanghebbende en dat het gebruik door derden werd gedoogd. De Inspecteur ging in hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of het parkeerterrein als een voor het openbaar rijverkeer openstaande weg kan worden aangemerkt. Het Hof oordeelde dat het motorrijtuig inderdaad gebruik had gemaakt van de openbare weg, ondanks de schorsing van het kentekenbewijs. Het Hof bevestigde de naheffingsaanslag, maar verminderde de boete tot 50% van het bedrag van de naheffingsaanslag, wat resulteerde in een boete van € 1.361. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de beslissing van de Inspecteur werd bevestigd, met uitzondering van de boetebeschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummer 19/00236
uitspraakdatum:
17 december 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale administratieve processen/kantoor Apeldoorn(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 januari 2019, nummer LEE 18/1540, in het geding tussen de Inspecteur en
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 25 mei 2016 tot en met 24 mei 2017 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 2.723. Bij beschikking is een boete van 100 percent opgelegd.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd, en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft verweer gevoerd.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2019.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is volgens de kentekenregistratie vanaf 17 juli 2006 houder van een Landrover Discovery met kenteken [00-YY-YY] (hierna: het motorrijtuig). De datum van eerste toelating is 2 augustus 2002. Op 25 augustus 2004 is het kentekenbewijs deel 1 ingeschreven.
2.2.
De geldigheid van het kentekenbewijs van het motorrijtuig is geschorst geweest van 30 april 2014 tot en met 29 april 2015, van 9 maart 2016 tot en met 6 maart 2017 en van 7 maart 2017 tot en met 24 mei 2017.
2.3.
Op 1 mei 2017 omstreeks 11:34 uur is door toezichtmedewerkers van de Belastingdienst geconstateerd dat met het motorrijtuig gebruik is gemaakt van de openbare weg tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994. De controle vond plaats aan de Leppedijk te Nij Beets.
2.4.
Ten tijde van de controle was het motorrijtuig geparkeerd in een parkeervak van een aan een voor het openbaar rijverkeer openstaande weg gelegen parkeerterrein, dat behoort tot een door belanghebbende geëxploiteerd bedrijfspand met showroom. Het parkeerterrein is niet afgesloten.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de boete terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd, welke vragen door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend worden beantwoord.
3.2.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij het motorrijtuig op haar eigen terrein heeft geparkeerd op een plek waar niemand daar last van had. Zij heeft er niet over nagedacht of dat was toegestaan.
3.3.
De Inspecteur stelt dat de plek waar het motorrijtuig bij de controle is aangetroffen een voor het openbaar rijverkeer openstaande weg is. Nu dat gebruik van de weg is gemaakt tijdens een voor het motorrijtuig geldende schorsing, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. De verzuimboete is opgelegd in overeenstemming met de toepasselijke wet- en regelgeving.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Ter zitting hebben partijen eensluidend verklaard dat de vraag die hen ten aanzien van de naheffingsaanslag verdeeld houdt is of de plek waar het motorrijtuig bij de controle werd aangetroffen dient te worden aangemerkt als een voor het openbaar rijverkeer openstaande weg als bedoelde in artikel 5 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.
4.2.
Voor de beantwoording van de vraag of een terrein als een voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg in evenbedoelde zin moet worden aangemerkt, is beslissend of het terrein feitelijk voor het openbaar rijverkeer openstaat; daarvoor zijn van belang de feitelijke omstandigheden, zoals of door de rechthebbende(n) wordt geduld dat het algemene rijverkeer gebruik maakt van het terrein.
4.3.
Vaststaat dat het motorrijtuig geparkeerd was in een parkeervak van een aan een voor het openbaar rijverkeer openstaande weg gelegen parkeerterrein, dat niet is afgesloten. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat het parkeerterrein is bestemd voor gebruik door haar klanten en dat door haar het gebruik door anderen wordt gedoogd.
4.4.
Het vorenstaande laat geen andere conclusie toe dan dat met het motorrijtuig ten tijde van de controle, terwijl de geldigheid van het kentekenbewijs ervan geschorst was, gebruik is gemaakt van de openbare weg, op grond waarvan de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4.5.
Voor dat geval hebben partijen ter zitting een compromis gesloten ten aanzien van de boete, inhoudende dat deze nader wordt vastgesteld op 50 percent van de nageheven belasting. Het Hof zal de boete overeenkomstig dat compromis vaststellen op € 1.361.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank in de zaak met het nummer LEE 18/1540,
– bevestigt de uitspraak van de Inspecteur betreffende de naheffingsaanslag,
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur betreffende de boetebeschikking,
– vermindert de boete tot een bedrag van € 1.361.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op
17 december 2019in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong) (J.W. van Knobelsdorff)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 december 2019
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.