In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en de bijbehorende boete van 100% vernietigd. De Inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd aan belanghebbende over het tijdvak van 25 mei 2016 tot en met 24 mei 2017, omdat het motorrijtuig, waarvan het kentekenbewijs geschorst was, gebruik had gemaakt van de openbare weg. De rechtbank oordeelde dat het motorrijtuig op een parkeerterrein stond dat bestemd was voor klanten van het bedrijf van belanghebbende en dat het gebruik door derden werd gedoogd. De Inspecteur ging in hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of het parkeerterrein als een voor het openbaar rijverkeer openstaande weg kan worden aangemerkt. Het Hof oordeelde dat het motorrijtuig inderdaad gebruik had gemaakt van de openbare weg, ondanks de schorsing van het kentekenbewijs. Het Hof bevestigde de naheffingsaanslag, maar verminderde de boete tot 50% van het bedrag van de naheffingsaanslag, wat resulteerde in een boete van € 1.361. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de beslissing van de Inspecteur werd bevestigd, met uitzondering van de boetebeschikking.