ECLI:NL:GHARL:2019:10791

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
200.255.164/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens gewichtige redenen in het kader van de bewindvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van Stichting BELANA Bewind & Inkomensbeheer als bewindvoerder van een rechthebbende. De kantonrechter had eerder op 27 november 2018 besloten om Belana te ontslaan als bewindvoerder, wat Belana in hoger beroep aanvecht. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij Belana en de rechthebbende vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De rechthebbende had verzocht om het ontslag van Belana en benoeming van een nieuwe bewindvoerder, MinusPlus. Het hof heeft vastgesteld dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van Belana, onder andere door een te lange periode van inactiviteit in het schuldentraject van de rechthebbende en het niet adequaat beheren van de financiën. Belana had onvoldoende aangetoond dat de vertraging in het schuldentraject gerechtvaardigd was en had niet goed toezicht gehouden op de financiële situatie van de rechthebbende. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de verzoeken van Belana in hoger beroep afgewezen. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.255.164
(zaaknummer rechtbank Overijssel 7209419)
beschikking van 10 december 2019
inzake
Stichting BELANA Bewind & Inkomensbeheer,
kantoorhoudende te Enschede,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: Belana,
advocaat: mr. G. Yousef te Enschede,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: voorheen mr. M.B. Bollen te Almelo,
thans mr. T.R. Oude Veldhuis te Hengelo (O).
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende] , handelende onder de naam MinusPlus,
kantoorhoudende te Almelo,
verder te noemen: MinusPlus.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, Team Toezicht - Bewindsbureau, zittingsplaats Enschede, van 27 november 2018 (verder: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 februari 2019;
  • een akte houdende overlegging productie 9 tevens houdende wijziging/vermeerdering van eis van Belana;
  • het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft aanvankelijk plaatsgevonden op 24 september 2019. Op die datum is namens Belana [A.] verschenen, bijgestaan door de advocaat van Belana, en de rechthebbende heeft zich op die datum laten vertegenwoordigen door zijn advocaat. De griffier van dit hof had ook een oproep verstuurd aan MinusPlus, maar MinusPlus is zonder nadere kennisgeving niet verschenen. Het hof zag daarin aanleiding de mondelinge behandeling aan te houden en Minusplus en de andere partijen en belanghebbende nogmaals op te roepen voor na te noemen datum.
Vervolgens is de zaak op 19 november 2019 alsnog inhoudelijk mondeling behandeld. Verschenen is [A.] namens Belana, bijgestaan door de advocaat van Belana. De rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat. [belanghebbende] is verschenen namens MinusPlus.

3.De feiten

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 12 november 2014 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan rechthebbende een bewind in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek ingesteld. Belana was tot aan de bestreden beschikking de bewindvoerder.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 14 september 2018, heeft verweerder verzocht Belana als bewindvoerder te ontslaan en een opvolgend bewindvoerder te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kantonrechter (voor zover thans van belang) Belana ontslagen als bewindvoerder met ingang van een maand na de datum van die beschikking en met ingang van een maand na die beschikking tot bewindvoerder benoemd [belanghebbende] , handelende onder de naam MinusPlus.
4.2
Belana is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij beoogt in haar beroepschrift het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen.
Belana verzoekt, na wijziging dan wel vermeerdering van haar verzoek, het hof de bestreden beschikking te vernietigen en (het hof leest: in het geval het hof bij toewijzing van het beroep Belana opnieuw als bewindvoerder aanstelt) te bepalen dat Belana voor haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten die in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire bedragen, zijnde € 533,- exclusief BTW voor de aanvangswerkzaamheden en € 122,- exclusief BTW voor de maandelijkse kosten voor het schuldenbewind, ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen, kosten rechtens.
4.3
MinusPlus voert daartegen verweer en verzoekt het hof Belana in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar vorderingen af te wijzen met (ongewijzigde) instandhouding van de bestreden beschikking.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
5.2
In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om aan Belana (ambtshalve) ontslag te verlenen. Het hof is, met de kantonrechter, van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord en overweegt daartoe als volgt.
5.3
Evenals de kantonrechter is het hof van oordeel dat de periode waarin werd toegewerkt naar een schuldentraject te lang heeft geduurd. Belana stelt weliswaar terecht dat de schulden van de rechthebbende eerst moeten worden gestabiliseerd voordat een dergelijk traject kan worden ingezet, maar Belana beroept zich ten aanzien van de oorzaak van de daarbij opgetreden (jarenlange) vertraging ten onrechte erop dat de rechthebbende voornamelijk aanzienlijke schulden heeft bij het Centraal Justitieel Incassobureau (verder ook: CJIB) en dat deze schulden een beletsel vormen om te kunnen worden toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (verder ook Wsnp). Volgens Belana waren pas in augustus 2018 de openstaande boetes zodanig verminderd dat een aanvraag voor een minnelijk traject (hierna ook Msnp) zinvol was. Belana heeft ter onderbouwing van haar stelling als productie 8 een schuldenlijst van de rechthebbende - naar Belana heeft verklaard opgemaakt in augustus 2018 - overgelegd, waaruit blijkt de totale schuld van de rechthebbende € 56.877,56 bedraagt, waarbij de CJIB-schulden in totaal € 8.664,16 bedragen. Ook worden daarin twee “CAK-schulden” vermeld van in totaal € 1.579,61, die eveneens door het CJIB worden geïnd.
De rechthebbende betwist het bestaan van de CJIB-schulden en bovendien dat dergelijke schulden een beletsel vormen voor een Msnp-traject. De rechthebbende heeft ter toelichting van zijn stelling een brief van het CJIB van 22 maart 2019 overgelegd, waarin het CJIB heeft verklaard dat het heeft vastgesteld dat in de systemen van het CJIB geen justitiële zaken meer openstaan. De openstaande boetes zijn dus in de afgelopen vier jaar geheel afgelost via een betalingsregeling, dan wel door middel van het uitzitten van vervangende hechtenis door de rechthebbende. De rechthebbende stelt verder nog dat de schulden eerder hadden kunnen worden afgelost met het spaargeld waarover hij beschikt.
MinusPlus heeft ter mondelinge behandeling bevestigd dat bij de overdracht van het bewind van rechthebbende van Belana naar MiniPlus, niet is gebleken van schulden van de rechthebbende bij het CJIB, behoudens een schuld die recent was ontstaan. Gelet op de stellingen van de rechthebbende en de toelichting van MinusPlus, acht het hof de verklaring van Belana dat bij het indienen van de aanvraag voor een schuldentraject alle schulden die op de schuldenlijst staan, zonder nadere controle worden opgevoerd, dat de Stadsbank vervolgens die schulden gaat controleren en hierna alle schuldeisers nogmaals worden aangeschreven, waarbij de schulden worden geverifieerd, onvoldoende. Zelfs al zou productie 8 slechts een indicatieve lijst van schulden betreffen, dan nog is het onbegrijpelijk dat dermate grote bedragen ter zake schulden bij het CJIB door een bewindvoerder op de schuldenlijst worden vermeld, hoewel die schulden inmiddels kennelijk (geheel of grotendeels) zijn afgelost. Belana stelt dat de schulden van de rechthebbende bij het CJIB te hoog waren om in aanmerking te komen voor een schuldentraject, maar uit haar eigen stellingen volgt dat zij de hoogte van die schulden de afgelopen paar jaar onvoldoende heeft gecontroleerd. Een dergelijke (regelmatige) controle mocht naar het oordeel van het hof wel van een goed bewindvoerder worden verwacht, omdat anders niet goed kan worden ingeschat of en wanneer de rechthebbende voor een schuldsaneringstraject in aanmerking zou kunnen komen en of het ingaan van een dergelijk traject wel zinvol is. Belana heeft daarom, tegenover de gemotiveerde betwisting van de rechthebbende, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de aanvraag voor een schuldentraject niet eerder kon worden ingediend dan in of omstreeks augustus 2018. De toelichting van Belana dat zij verschillende keren tevergeefs telefonisch heeft getracht een afspraak te maken met de rechthebbende over het starten van een schuldentraject, is in dat kader ook onvoldoende.
5.4
Het hof neemt verder bij de beoordeling in aanmerking dat MinusPlus ter mondelinge behandeling heeft meegedeeld dat haar bij de overname van het bewind is gebleken dat Belana de inkomsten en uitgaven van rechthebbende, onder wie op enig moment loonbeslag was gelegd, niet goed had gecorrigeerd. Als gevolg daarvan heeft de rechthebbende enige tijd onder de beslagvrije voet moeten leven, aldus MiniPlus.
In het kader van het loonbeslag heeft de rechthebbende verder nog aangevoerd dat het loonbeslag had kunnen worden voorkomen, indien gebruik was gemaakt van zijn spaargeld. MinusPlus heeft dit tijdens de mondelinge behandeling onderschreven. In ieder geval was volgens MinusPlus bij de rechthebbende voldoende financiële ruimte (circa € 5.000,- aan spaargeld) beschikbaar om een minimale betalingsregeling te kunnen treffen met de schuldeiser die het loonbeslag had gelegd.
Het hof is van oordeel dat de stelling van Belana, dat de hoogte van de beslagvrije voet achteraf nog had kunnen worden bijgesteld en dat het spaargeld van de rechthebbende nodig was om als buffer achter de hand te houden, moet worden gepasseerd, nu Belana die stelling, na gemotiveerde betwisting door de belanghebbende en MiniPlus, onvoldoende nader heeft toegelicht. Deze stelling, ook indien juist, laat bovendien onverlet dat het loonbeslag niet noodzakelijk was en dat de rechthebbende onder de beslagvrije voet heeft moeten leven, omdat Belana de inkomsten en uitgaven van rechthebbende niet goed had gecorrigeerd,. Gelet de hoogte van het spaargeld had mogelijk slechts een deel daarvan hoeven te worden aangewend.
Het hof is daarbij - anders dan Belana, die de stellingen van de rechthebbende en MinusPlus bij gebrek aan wetenschap heeft betwist - van oordeel dat Belana, die immers bewindvoerder is geweest, voldoende gelegenheid heeft gehad om zich te kunnen voorbereiden op vragen en opmerkingen over het loonbeslag en het spaargeld, omdat de rechthebbende deze punten ook al heeft aangekaart in het verweerschrift.
Ook in zoverre is de conclusie dat Belana dus niet heeft gehandeld als van een goed bewindvoerder mag worden verwacht.
5.5
Tot slot is bij de beoordeling van belang dat MinusPlus tijdens de mondelinge behandeling heeft vermeld dat Belana nooit bijzondere bijstand voor de bewindvoering voor de rechthebbende heeft aangevraagd en dat de rechthebbende daardoor inkomsten is misgelopen. MinusPlus heeft de situatie van de rechthebbende opnieuw moeten inventariseren, omdat het door Belana overgedragen dossier voornamelijk bestond uit oude stukken. Bij de eindrekening en verantwoording in verband met de overdracht van het bewind naar MinusPlus, zal MinusPlus een aansprakelijkheidsclaim ten laste van Belana van € 1.324,96 indienen, zo stelt zij verder.
Ook op dit punt acht het hof de toelichting van Belana, dat een aantal zaken door een voormalige medewerkster van Belana niet dan wel niet goed zijn uitgevoerd en dat na het vertrek van die medewerkster een aantal zaken niet goed zijn opgepakt - waaronder het voeren van verweer in deze zaak bij de rechtbank - niet voldoende steekhoudend. Belana is immers verantwoordelijk voor een behoorlijke uitvoering van het bewind, ongeacht aan welke medewerker(s) zij de uitvoering van het bewind heeft overgelaten, en Belana heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende voortvarend en accuraat toezicht uitgeoefend en ingegrepen toen bleek dat er zaken niet goed waren gelopen. Belana heeft beaamd dat er door alle ontwikkelingen gedurende het afgelopen jaar geen sprake meer is van een vertrouwensbasis tussen Belana en de rechthebbende.
Belana heeft ook in zoverre niet gehandeld zoals het een goed bewindvoerder betaamt.
5.6
Alles bij elkaar genomen is het hof - evenals de kantonrechter - van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van gewichtige redenen die het ontslag van Belana als bewindvoerder over het vermogen van de rechthebbende rechtvaardigen. De grieven van Belana falen dan ook. Dit betekent dat de verzoeken van Belana in hoger beroep zullen worden afgewezen en dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.
5.7
Het hof ziet in de aard van de zaak aanleiding om de kosten van het geding in hoger beroep te compenseren.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, Team Toezicht - Bewindsbureau, zittingsplaats Enschede, van 27 november 2018;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J. Laurentius-Kooter, R. Feunekes en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door de griffier, en is op 10 december 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.