In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Ede tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de WOZ-waarde van een woning aan de [a-straat] 11 te [Z] had verlaagd van € 371.000 naar € 345.000. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) per waardepeildatum 1 januari 2016. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de onroerende zaak en vergelijkingsobjecten. De heffingsambtenaar ging in hoger beroep, waarbij het Hof de zaak op 10 december 2019 behandelde. Tijdens de zitting op 19 november 2019 werd het geschil besproken, waarbij de heffingsambtenaar zijn taxatierapport verdedigde en de belanghebbende de lagere waarde bepleitte. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar zijn waarde aannemelijk had gemaakt en dat de rechtbank ten onrechte de waarde had verlaagd. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond.