Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De minderjarige staat sinds 20 april 2018 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en is aanvankelijk uit huis geplaatst, maar woont sinds november 2018 weer bij de moeder. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling verlengd tot 20 april 2020, maar de moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 november 2019 heeft de moeder, bijgestaan door haar advocaat, haar grieven toegelicht. De GI heeft verweer gevoerd en de verlenging van de ondertoezichtstelling verdedigd.
Het hof heeft vastgesteld dat de opvoedomgeving van de minderjarige door de inzet van de moeder en de GI in positieve zin is veranderd. De vader heeft aangegeven geen rol meer te willen spelen in het leven van de minderjarige, en de moeder heeft plannen om een verzoek tot gezagswijziging in te dienen. Het hof heeft geconcludeerd dat er op dit moment geen ernstige bedreiging meer is voor de ontwikkeling van de minderjarige, waardoor de ondertoezichtstelling niet langer gerechtvaardigd is. De bestreden beschikking van de kinderrechter is gedeeltelijk vernietigd, en de ondertoezichtstelling is beëindigd, terwijl de eerdere beschikking voor zover deze betrekking heeft op de periode tot heden is bekrachtigd.