ECLI:NL:GHARL:2019:10510

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
200.258.490/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag over minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de minderjarige kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder had van de rechtbank het gezag over de kinderen gekregen, wat de vader in hoger beroep aanvecht. De vader heeft drie grieven ingediend en vraagt het hof om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en het gezag gezamenlijk te behouden. De moeder verzet zich hiertegen en vraagt het hof de eerdere uitspraak te bekrachtigen.

De procedure begon bij de rechtbank Midden-Nederland, waar de moeder het gezag had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat de vader onvoldoende betrokkenheid toonde bij de kinderen en dat de kinderen te vaak teleurgesteld waren door hun vader. Het hof heeft de mening van de kinderen, die beiden aangaven geen rol voor hun vader te zien, zwaar laten meewegen in de beslissing. De vader heeft sinds de scheiding geen interesse getoond in het leven van de kinderen en is niet verschenen op de zitting, wat zijn betrokkenheid verder ondermijnt.

Het hof concludeert dat de moeder alleen het gezag moet behouden, omdat er geen verbetering in de situatie van de vader te verwachten is. De vader heeft niet aangetoond dat hij in staat is om samen met de moeder beslissingen te nemen over de kinderen. De beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.258.490/01
(zaaknummer rechtbank Midden Nederland C/16/469982 / FL RK 18-2130)
beschikking van 3 december 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. G.J.A.M. Gloudi te Lelystad,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.L. van Leer te Amsterdam.

1.1. De procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 20 februari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure bij het gerechtshof

2.1
Het gerechtshof (hierna: het hof) heeft de volgende stukken gekregen van partijen:
- het beroepschrift met productie(s), ontvangen op 23 april 2019;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Gloudi van 3 mei 2019 met productie(s).
2.2
Op 30 oktober 2019 zijn de hierna nader te melden [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar het hof (locatie Zwolle) gekomen en hebben - ieder afzonderlijk van elkaar - aan één van de raadsheren verteld wat hun mening is over de zaak.
2.3
Het hof heeft de zaak behandeld tijdens zijn zitting in Leeuwarden op
6 november 2019. Bij die zitting waren:
- mr. Gloudi namens de vader. De vader zelf is niet verschenen;
- de moeder en haar advocaat.
De raad voor de kinderbescherming heeft het hof per brief van 24 juni 2019 laten weten dat zij niet ter zitting zal verschijnen.

3.Wat in hoger beroep vaststaat

3.1
Uit het (in 2011) door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en de moeder zijn geboren:
- [de minderjarige1] , [in] 2001 (hierna: [de minderjarige1] );
- [de minderjarige2] , [in] 2004 (hierna: [de minderjarige2] ).
De ouders waren gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.2
Sinds het feitelijk uiteengaan van de vader en de moeder wonen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder.
3.3
De moeder is [in] 2016 getrouwd met [C] (hierna: de stiefvader), met wie zij een minderjarige dochter heeft ( [D] ). De moeder, de stiefvader, [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [D] wonen in gezinsverband met elkaar.
3.4
In een eerdere beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van
28 september 2011, is een zorgregeling vastgesteld waarbij is bepaald dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder meer een weekend per veertien dagen bij de vader verblijven, en ook wekelijks op een door de ouders in onderling overleg te bepalen dag uit school tot 19.00 uur, en daarnaast de helft van de vakanties en feestdagen. Feitelijk wordt deze regeling niet nagekomen.

4.Waar het in hoger beroep over gaat

4.1
Het gaat in deze zaak erover of de moeder voortaan alleen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] moet hebben of dat de moeder en de vader het gezag samen moeten houden. In de uitspraak van 20 februari 2019 heeft de rechtbank bepaald dat de moeder voortaan alleen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] heeft. De rechtbank heeft het meer of anders gevraagde afgewezen, waaronder het verzoek van de vader tot het opdracht geven tot een gesprek tussen de vader, de kinderen (individueel of gezamenlijk) en de moeder, al dan niet met een vertrouwenspersoon/mediator.
4.2
De vader heeft drie redenen, grieven genoemd, aangevoerd waarom hij in hoger beroep is gekomen van die uitspraak over het gezag. De vader vraagt het hof die uitspraak te vernietigen en - zo heeft mr. Gloudi ter zitting uitgelegd - alsnog het eerdere verzoek van de moeder bij de rechtbank tot wijziging van het gezag af te wijzen. De vader vraagt om te bepalen dat in deze procedure de vader en de moeder hun eigen kosten dragen.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof de uitspraak van de rechtbank over het gezag in stand te laten en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek(en) in hoger beroep en/of zijn verzoek(en) ongegrond te verklaren.
De mening van [de minderjarige1] en [de minderjarige2]
4.4
[de minderjarige1] heeft verteld dat de vader sinds de scheiding van de ouders - inmiddels bijna negen jaar geleden - nooit interesse heeft getoond en nooit betrokken is geweest in haar leven. Het contact dat zij wel met de vader heeft gehad, heeft zij niet als fijn ervaren: voor [de minderjarige1] voelt het alsof ze vreemden voor elkaar zijn geworden. [de minderjarige1] noemt de vader bij zijn voornaam en niet 'vader'. Wat betreft de rol van de vader in haar leven is voor [de minderjarige1] op dit moment "de deur helemaal dicht".
[de minderjarige2] heeft verteld dat zij het eens is met de uitspraak van de rechtbank. De vader is niet betrokken in haar leven en toont geen interesse in haar. [de minderjarige2] heeft haar vader de afgelopen twee jaar niet gezien. Het contact dat zij heeft gehad met de vader, heeft zij - net als [de minderjarige1] - niet als fijn ervaren. Ook zij ziet geen rol voor de vader in haar leven weggelegd.
De raadsheer heeft met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de mogelijkheid besproken om een zogeheten 'bijzondere curator' te benoemen om tot bemiddeling of afhechting te komen. Zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] wilden dit niet. Zij zijn klaar met de jarenlange strijd tussen de ouders en willen nu rust. Het gaf hun een beklemmend gevoel als ze weer een bepaald traject in zouden moeten. [de minderjarige1] vertelde daarbij dat zij eerder al begeleiding van een psycholoog heeft gehad.
Wat in de wet staat en wat de Hoge Raad heeft gezegd over gezag
4.5
In artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek staat dat de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.6
Het uitgangspunt in de rechtspraak is dat het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders onderling niet zonder meer betekent dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders, in elk geval binnen afzienbare (redelijke) tijd, daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen. In elk geval moeten zij ten minste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Nu [de minderjarige1] gedurende de procedure - op 19 augustus 2019 - meerderjarig is geworden, oefenen de moeder en de vader sindsdien niet meer het gezag uit over haar. Het hof zal hierna nog wel beoordelen of de rechtbank in haar uitspraak - toen [de minderjarige1] nog minderjarig was - terecht het gezag over [de minderjarige1] (en [de minderjarige2] ) heeft gewijzigd.
5.2
Het hof vindt dat de beslissing van de rechtbank in stand moet blijven. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de inhoud van de stukken die het hof van de ouders heeft gekregen, de mening van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en met wat op de zitting is besproken.
Voor het hof weegt de mening van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] - ook gezien hun leeftijd - zwaar mee. Tijdens de gesprekken met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is het hof gebleken dat zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] hun mening goed kunnen uiten en onderbouwen. Het hof ziet daarom, anders dan de vader, geen aanleiding om aan te nemen dat hun verklaringen zouden zijn gebaseerd op het - volgens de vader: onjuiste - beeld dat de moeder over de vader aan hen zou hebben gegeven.
Voor het hof is duidelijk dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] er veel last van hebben dat hun vader nog wel beslissingen over hen mag nemen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn allebei al gedurende langere tijd van mening dat de moeder alleen het gezag over hen moet hebben.
De vader heeft al jaren nauwelijks contact met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Hij is ook niet op een andere manier betrokken in het leven van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Het hof vindt het aannemelijk, zoals de vader heeft gezegd, dat de redenen hiervoor te maken hebben met de persoonlijke problematiek van de vader. Maar wat hier ook van zij, vaststaat dat de vader jarenlang niet als vader in het leven van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aanwezig is geweest. Anders dan de vader heeft gezegd, hebben [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hier wel last van (gehad): zij voelen zich in de steek gelaten door hun vader. Ook vinden zij het niet fijn dat zij tijdens de contacten die er wel zijn geweest, door de vader belast werden met zijn negatieve emoties over de gevolgen van de scheiding. Hij was onvoldoende in staat het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voorop te stellen. De zogeheten 'druppel' voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] was dat de vader geen toestemming aan de moeder heeft gegeven om met hun op vakantie te gaan.
5.3
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn gedurende een te lange periode te vaak teleurgesteld door de vader. De vader heeft blijkbaar niet voldoende zijn best gedaan of kunnen doen om te laten zien dat hij veel om zijn kinderen geeft en een rol wil spelen in hun leven. Het hof volgt de vader daarom niet in zijn stelling dat het niet zijn keuze is geweest om zich niet meer te (kunnen) bemoeien met het leven van zijn kinderen. De vader had er goed aan gedaan om betrokkenheid richting [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te tonen door hen bijvoorbeeld regelmatig kaartjes te sturen. Het hof kan de angst van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om (weer) teleurgesteld te raken begrijpen, want de vader laat door zijn houding en gedrag zien dat hij het voortdurend laat afweten. Ook op de zitting bij het hof is hij - zonder bericht van afmelding - niet gekomen. Dit terwijl hij zelf hoger beroep had ingesteld omdat hij het niet eens was met de uitspraak van de rechtbank.
Doordat de vader al jaren geen of in ieder geval onvoldoende betrokkenheid toont bij de opvoeding en verzorging van de kinderen, is hij niet goed op de hoogte van wat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bezighoudt. Hij heeft de afgelopen jaren niet laten zien dat hij in staat is weloverwogen beslissingen over hen te nemen. Dit is wel nodig om gezamenlijk met de moeder het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te kunnen uitoefenen. Bovendien communiceren de vader en de moeder al jaren niet of nauwelijks meer met elkaar. Niet is gebleken dat de afgelopen periode in deze situatie positieve veranderingen hebben plaatsgevonden. Er valt dan ook niet te verwachten dat er op korte termijn verbetering in deze situatie zal ontstaan.
Verder overweegt het hof dat - anders dan in de uitspraak van het hof Amsterdam van 19 juni 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:2218) waarnaar de vader heeft verwezen - in dit geval gebleken is dat er voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] rust is ontstaan nu de moeder alleen is belast met het gezag over hen. Het hof vindt het dan ook in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat deze situatie wordt voortgezet.
5.4
Het hof heeft - net als met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] - ook met de moeder de mogelijkheid besproken van het benoemen van een bijzondere curator. De moeder heeft verteld dat de kinderen dit na het gesprek met de raadsheer met haar hebben besproken en dat ze hierover hebben nagedacht. Maar zij willen geen van allen gebruik maken van deze mogelijkheid. Zij hebben een heel lange periode onrust en onzekerheid meegemaakt en willen nu rust. Het hof vindt dit begrijpelijk en zal dan ook geen bijzondere curator benoemen. Zoals tijdens de zitting besproken, is de vader aan zet om in de toekomst aan [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te laten zien dat hij er wel voor hen wil zijn als vader. De moeder heeft in dat verband ook verteld dat de kinderen het zeker zullen waarderen wanneer de vader regelmatig een kaartje naar hen zal sturen en dat wanneer de kinderen eraan toe zijn, de vader zeker een rol in hun leven kan spelen. Zij hoopt dan ook - en het hof sluit zich hierbij aan - dat de vader dit in de toekomst op een bestendige wijze vorm zal gaan geven.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de uit dat huwelijk geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 20 februari 2019, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, J.G. Idsardi en R. Feunekes, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 3 december 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.