ECLI:NL:GHARL:2019:10481
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M.C. Fuhler
- E.M.J. Brink
- J.S. van Duurling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering
In deze zaak heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 17 augustus 2018. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 25 november 2019 de zaak behandeld. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er door of namens de verdachte geen bezwaren zijn ingediend tegen het vonnis van de politierechter. Bovendien heeft het hof geen redenen gevonden die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken. Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De beslissing is op 25 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof.