In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1981 en momenteel verblijvende in PI Leeuwarden, was eerder veroordeeld voor meerdere woninginbraken en andere strafbare feiten. Het hof bevestigde de veroordeling van de rechtbank tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]. De rechtbank had de verdachte veroordeeld voor acht voltooide woninginbraken en een poging daartoe, evenals voor diefstal van auto’s en het gebruik van valse sleutels. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist, maar kwam tot een andere beslissing met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]. Het hof heeft de vordering van deze benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was aangetoond dat de verdachte het oogmerk had om psychische schade toe te brengen of dat de benadeelde partij in haar eer of goede naam was geschaad. De overige beslissingen van de rechtbank met betrekking tot de benadeelde partijen werden bevestigd. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, en heeft de gevangenisstraf van vijf jaren passend geacht, met aftrek van voorarrest.