ECLI:NL:GHARL:2019:10390

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
21-002168-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en mishandeling van twee jonge mannen met GHB, oplegging van TBS met dwangverpleging

In deze zaak is een zevenveertigjarige man veroordeeld voor het drogeren en verkrachten van twee jonge mannen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 4 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte heeft de slachtoffers GHB toegediend, waardoor zij in een kwetsbare positie verkeerden. Het hof legt een gevangenisstraf van drie jaar op, naast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. Het hof overweegt dat de seksuele delicten van de verdachte in ernst zijn toegenomen en dat er sprake is van verregaande seksuele verlangens, zoals blijkt uit WhatsApp-gesprekken. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar, maar de veiligheid van anderen vereist de oplegging van TBS met dwangverpleging. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002168-19
Uitspraak d.d.: 4 december 2019
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 april 2019 met het parketnummer
18-930142-18 in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
thans verblijvende in [locatie 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 20 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkende dat het gerechtshof dezelfde beslissingen zal nemen als de rechtbank, met uitzondering van de vorderingen van de beide benadeelde partijen. Ter zake daarvan heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het gerechtshof de vorderingen geheel zal toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Het gerechtshof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. A.P.E.M. Pover, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 5 aan de verdachte ten laste gelegde delict, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen, nu daartegen op grond van het bepaalde in artikel 404, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep mogelijk is. Het gerechtshof zal de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank:
- de verdachte vrijgesproken van het onder 5 aan hem ten laste gelegde delict;
- de verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 aan hem ten laste gelegde delicten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest;
- de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging opgelegd;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 8.105,12, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede de schadevergoedingsmaatregel opgelegd;
- de verdachte veroordeeld in de door [benadeelde 1] gevorderde proceskosten;
- de benadeelde partij [benadeelde 1] voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in diens vordering;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] geheel toegewezen, alsmede de schadevergoedingsmaatregel opgelegd;
- de verdachte veroordeeld in de door [benadeelde 2] gevorderde proceskosten.
Het gerechtshof zal dat vonnis, voor zover dat vatbaar is voor hoger beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en zal daarom in zoverre opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd - voor zover in hoger beroep van belang - dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2018 tot en met 18 augustus 2018 te [locatie 2] , althans in de gemeente [gemeente 1] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , een en ander hierin bestaande dat verdachte
- die [slachtoffer 1] bier te drinken heeft gegeven waarin verdachte onopgemerkt door die [slachtoffer 1] een hoeveelheid GHB had gedaan, althans waarin GHB aanwezig was, en/of
- toen die [slachtoffer 1] zich onwel voelde en op een bed was gaan liggen, die [slachtoffer 1] van de zij op de rug heeft gedraaid en/of
- een of meer van zijn vingers in de anus van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of
- de billen en/of de anus van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- ( later) die [slachtoffer 1] opnieuw van de zij op de rug heeft gedraaid en/of
- de sluiting van de broek van die [slachtoffer 1] heeft geopend en/of
- de penis van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- die [slachtoffer 1] enige tijd heeft afgetrokken, in ieder geval aan de penis van die [slachtoffer 1] heeft getrokken;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2018 tot en met 18 augustus 2018 te [locatie 2] , althans in de gemeente [gemeente 1] , met [slachtoffer 1] , van wie verdachte wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , een en ander hierin bestaande dat verdachte, terwijl die [slachtoffer 1] , die bier had gedronken waarin, naar verdache wist, GHB, althans een bewustzijnsbeïnvloedende stof, aanwezig was, en die [slachtoffer 1] zich (daardoor) onwel voelde en op een bed was gaan liggen,
- een of meer van zijn vingers in de anus van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of
- de billen en/of de anus van die [slachtoffer 1] heeft betast, en/of
- de penis van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- die [slachtoffer 1] enige tijd heeft afgetrokken, in ieder geval aan de penis van die [slachtoffer 1] heeft getrokken;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2018 tot en met 18 augustus 2018 te [locatie 2] , althans in de gemeente [gemeente 1] , met [slachtoffer 1] , van wie verdachte wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, een en ander hierin bestaande dat verdachte, terwijl die [slachtoffer 1] , die bier had gedronken waarin, naar verdachte wist, GHB, althans een bewustzijnsbeïnvloedende stof, aanwezig was, en die [slachtoffer 1] zich (daardoor) onwel voelde en op een bed was gaan liggen,
- de billen en/of de anus van die [slachtoffer 1] heeft betast, en/of
- de penis van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- die [slachtoffer 1] enige tijd heeft afgetrokken, in ieder geval aan de penis van die [slachtoffer 1] heeft getrokken.
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2018 tot en met 18 augustus 2018 te [locatie 2] , althans in de gemeente [gemeente 1] , [slachtoffer 1] heeft mishandeld, namelijk opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 1] heeft benadeeld, door in een blikje bier waaruit die [slachtoffer 1] had gedronken en/of, naar verdachte verwachtte, zou gaan drinken, onopgemerkt door die [slachtoffer 1] een hoeveelheid GHB te doen, waarna die [slachtoffer 1] uit dat blikje is gaan drinken.
3.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 in de gemeente(n) [gemeente 2] en/of [gemeente 1] en/of elders in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , een en ander (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- die [slachtoffer 2] iets te drinken heeft gegeven waarin verdachte onopgemerkt door die [slachtoffer 2] een hoeveelheid GHB had gedaan, althans waarin GHB aanwezig was, en/of
- die [slachtoffer 2] aan diens polsen/handen/armen heeft vastgebonden en/of
- die [slachtoffer 2] (gedeeltelijk) van de door hem gedragen kleding heeft ontdaan en/of
- zijn penis en/of een of meer van zijn vingers in de anus van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gebracht en/of
- de billen van die [slachtoffer 2] met zijn penis en/of zijn hand(en) heeft betast/aangeraakt;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 in de gemeente(n) [gemeente 2] en/of [gemeente 1] en/of elders in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , een en ander (telkens) hierin bestaande, dat verdachte, terwijl die [slachtoffer 2] , die iets had gedronken waarin, naar verdachte wist, GHB, althans een bewustzijnsbeïnvloedende stof, aanwezig was, en die [slachtoffer 2] zich (daardoor) onwel voelde,
- zijn penis en/of een of meer van zijn vingers in de anus van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gebracht en/of
- de billen van die [slachtoffer 2] met zijn penis en/of zijn hand(en) heeft betast/aangeraakt;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 in de gemeente(n) [gemeente 2] en/of [gemeente 1] en/of elders in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] , van wie verdachte wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, een en ander (telkens) hierin bestaande dat verdachte, terwijl die [slachtoffer 2] , die iets had gedronken waarin, naar verdachte wist, GHB, althans een bewustzijnsbeïnvloedende stof, aanwezig was, en die [slachtoffer 2] zich (daardoor) onwel voelde,
- de anus, althans de billen, van die [slachtoffer 2] met zijn penis en/of zijn hand(en) heeft betast/aangeraakt.
4.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 in de gemeente(n) [gemeente 2] en/of [gemeente 1] en/of elders in Nederland, (telkens) [slachtoffer 2] heeft mishandeld, namelijk opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 2] heeft benadeeld, door in drinken waarvan die [slachtoffer 2] had gedronken en/of, naar verdachte verwachtte, zou gaan drinken, onopgemerkt door die [slachtoffer 2] een hoeveelheid GHB te doen, waarna die [slachtoffer 2] (opnieuw) van dat drinken is gaan drinken.
Overweging met betrekking tot het bewijs voor het onder 1 primair ten laste gelegde zedendelict
De verdediging heeft vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging bepleit, op nader in de pleitnota aangevoerde gronden. Het gerechtshof overweegt hierover het volgende.
De verdachte heeft in het verhoor bij de politie alle onder 1 primair ten laste gelegde feitelijke handelingen bekend, met uitzondering van het binnendringen met zijn vinger in de anus van [slachtoffer 1] . Ter terechtzitting van de rechtbank heeft de verdachte verklaard dat hetgeen hij bij de politie heeft verklaard juist is. Het gerechtshof houdt de verdachte aan de grotendeels bekennende verklaring die hij aldus bij de politie heeft afgelegd. Het gerechtshof kent derhalve geen betekenis toe aan hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd, te weten dat hij het zo niet heeft verklaard in het verhoor bij de politie, dan wel dat hij zich niet kan herinneren dat hij toen aldus heeft verklaard bij de politie en bij de rechtbank.
Anders dan de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd, stelt het gerechtshof vast dat het bewijs voor het binnendringen door de verdachte met zijn vinger in de anus van [slachtoffer 1] aanwezig is. Het gerechtshof acht de aangifte (óók) op dit punt betrouwbaar, mede nu over dit aspect van het seksueel binnendringen identiek - en daarnaast op emotionele wijze - is verklaard door [slachtoffer 1] tegen zijn begeleider, zeer kort nadat het ten laste gelegde incident heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is voor het onder 1 primair ten laste gelegde zedendelict bewijs uit een andere bron dan afkomstig van aangever aanwezig, in de vorm van een onderdeel uit Whats-App-gesprekken die de verdachte heeft gevoerd met ene " [naam] ". Het gerechtshof doelt hiermee op het onderdeel van de Whats-App-gesprekken dat ook door de rechtbank is gebruikt als bewijsmiddel. Met dit laatste is voldaan aan de eis van wettig bewijs.
In het geval dat de verdediging heeft beoogd aan te voeren dat ter zake van het seksueel binnendringen enkel bewijs aanwezig is dat op één bron terug te voeren is, te weten aangever, en dat daarom vrijspraak dient te volgen van dat onderdeel van de tenlastelegging overweegt het gerechtshof dat de verdediging daarmee miskent dat artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering dat niet vereist. Bewijs uit twee verschillende bronnen is enkel vereist voor
het geheelvan de tenlastelegging, niet voor afzonderlijke bestanddelen daarvan, zelfs niet wanneer het de kern van het ten laste gelegde delict betreft.
Overweging met betrekking tot het bewijs voor het onder 3 primair ten laste gelegde zedendelict
De verdediging heeft vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging bepleit, op nader in de pleitnota aangevoerde gronden. Het gerechtshof overweegt hierover het volgende.
De verdachte heeft van meet af aan ofwel gezwegen over het onder 3 primair aan hem ten laste gelegde zedendelict, ofwel ontkend zich daaraan schuldig te hebben gemaakt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte onder meer verklaard dat hij met [slachtoffer 2] wel vrijwillige (bondage) seks heeft gehad toen die [slachtoffer 2] vijftien of zestien jaren oud was, dat [slachtoffer 2] toen wel eens out is geweest door het gebruik van GHB en dat hij hem toen heeft betast, maar dat dit allemaal met instemming van die [slachtoffer 2] is gebeurd en dat hij niet in hem is geweest toen hij "out was.
Anders dan de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd, stelt het gerechtshof vast dat het bewijs aanwezig is, óók ter zake van het ten laste gelegde binnendringen door de verdachte met zijn penis en vinger in de anus van [slachtoffer 1] .
Het gerechtshof acht de aangifte (óók) op dit punt betrouwbaar, mede nu door de moeder van [slachtoffer 2] is verklaard dat haar zoon op een gegeven moment - geheel anders dan voorheen - opeens helemaal niets meer wilde weten van de verdachte.
Daarnaast is voor het onder 3 primair ten laste gelegde zedendelict bewijs uit een andere bron dan aangever aanwezig, in de vorm van een onderdeel uit Whats-App-gesprekken die de verdachte heeft gevoerd met ene [naam] . Het gerechtshof doelt hiermee op het onderdeel van de Whats-App-gesprekken dat ook door de rechtbank is gebruikt als bewijsmiddel. Met dit laatste is voldaan aan de eis van wettig bewijs.
In het geval dat de verdediging heeft beoogd aan te voeren dat ter zake van het seksueel binnendringen enkel bewijs aanwezig is dat op één bron terug te voeren is, te weten aangever, en dat daarom vrijspraak dient te volgen van dat onderdeel van de tenlastelegging overweegt het gerechtshof dat de verdediging daarmee miskent dat artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering dat niet vereist. Bewijs uit twee verschillende bronnen is enkel vereist voor
het geheelvan de tenlastelegging, niet voor afzonderlijke bestanddelen daarvan, zelfs niet wanneer het de kern van het ten laste gelegde delict betreft.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het gerechtshof de door de verdediging gevoerde bewijsverweren.

Overwegingen met betrekking tot het onder 2 en 4 ten laste gelegde

De verdediging heeft zich voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde is het gerechtshof van oordeel dat het namens de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het gerechtshof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 aan hem ten laste gelegde delicten heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij in de periode van 17 augustus 2018 tot en met 18 augustus 2018 te [locatie 2] door een feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hierin bestaande dat verdachte die [slachtoffer 1] bier te drinken heeft gegeven waarin verdachte, onopgemerkt door die [slachtoffer 1] , een hoeveelheid GHB had gedaan en toen die [slachtoffer 1] zich onwel voelde en op een bed was gaan liggen, die [slachtoffer 1] van de zij op de rug heeft gedraaid en een van zijn vingers in de anus van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht, de billen en de anus van die [slachtoffer 1] heeft betast, later die [slachtoffer 1] opnieuw van de zij op de rug heeft gedraaid, de sluiting van de broek van die [slachtoffer 1] heeft geopend, de penis van die [slachtoffer 1] heeft betast en die [slachtoffer 1] enige tijd heeft afgetrokken.
2.
hij in de periode van 17 augustus 2018 tot en met 18 augustus 2018 te [locatie 2]
[slachtoffer 1] heeft mishandeld, namelijk opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 1] heeft benadeeld door in een blikje bier waaruit die [slachtoffer 1] had gedronken onopgemerkt door die [slachtoffer 1] een hoeveelheid GHB te doen, waarna die [slachtoffer 1] uit dat blikje is gaan drinken.
3 primair
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 in de gemeenten [gemeente 2] en [gemeente 1] telkens door een feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , telkens hierin bestaande dat verdachte die [slachtoffer 2] iets te drinken heeft gegeven waarin verdachte, onopgemerkt door die [slachtoffer 2] , een hoeveelheid GHB had gedaan, die [slachtoffer 2] aan diens polsen heeft vastgebonden, die [slachtoffer 2] gedeeltelijk van de door hem gedragen kleding heeft ontdaan, zijn penis en/of een of meer van zijn vingers in de anus van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gebracht en de billen van die [slachtoffer 2] met zijn penis en/of zijn hand(en) heeft betast/aangeraakt.
4.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 in de gemeenten [gemeente 2] en [gemeente 1] telkens [slachtoffer 2] heeft mishandeld, namelijk opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 2] heeft benadeeld door in drinken waarvan die [slachtoffer 2] had gedronken, onopgemerkt door die [slachtoffer 2] , een hoeveelheid GHB te doen, waarna die [slachtoffer 2] opnieuw van dat drinken is gaan drinken.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
verkrachting,
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Over de persoonlijkheid van de verdachte is op 19 december 2018 gerapporteerd door
M. van Heteren, GZ-psycholoog. De gedragsdeskundige heeft in de beschouwingen betrokken - voor zover hier van belang - de onder 1 tot en met 4 aan de verdachte ten laste gelegde feiten. Dit rapport houdt met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven:
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van parafilie en van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is sprake van zwakbegaafdheid. Deze stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde delicten en hebben het gedrag en de keuzemogelijkheden van de verdachte toen in zodanige mate beïnvloed dat de ten laste gelegde delicten verminderd toe te rekenen zijn aan de verdachte. Het recidiverisico is zeer hoog. Geadviseerd wordt de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen.
Over de persoonlijkheid van de verdachte is daarnaast op 19 maart 2019 gerapporteerd door
J.H. van Marle, psychiater. De gedragsdeskundige heeft in de beschouwingen betrokken - voor zover hier van belang - de onder 1 tot en met 4 aan de verdachte ten laste gelegde feiten. Dit rapport houdt met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven:
Er is bij de verdachte sprake van een seksueel sadisme stoornis, mogelijk een pedofiele stoornis. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde delicten en heeft het gedrag en de keuzemogelijkheden van de verdachte toen in zodanige mate beïnvloed dat de ten laste gelegde delicten verminderd toe te rekenen zijn aan de verdachte.
Het recidiverisico is zeer hoog. Geadviseerd wordt de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen, alsmede een gedragsbeïnvloedende maatregel. Dit laatste om een langer durend toezicht - na de maatregel van TBS - mogelijk te maken.
Het gerechtshof is op grond van de inhoud van deze beide rapporten van oordeel dat de hiervoor onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde delicten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De verdachte is ook overigens strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder die delicten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Gevangenisstraf
Volgens de verdediging volstaat de oplegging van een gevangenisstraf van gelijke duur als het voorarrest. Dat voorarrest bedraagt ten tijde van de uitspraak in deze zaak ruim vijftien maanden. Hierover overweegt het gerechtshof het volgende.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de beide slachtoffers. Dergelijke gebeurtenissen plegen zeer ernstige gevolgen voor het slachtoffer daarvan te hebben, zoals onder meer verwoord in de aangrijpende slachtofferverklaring die door [slachtoffer 1] ter terechtzitting in hoger beroep is voorgedragen. Het gerechtshof rekent deze gevolgen de verdachte aan;
 de mate, de aard en grofheid van de (seksuele) handelingen die jegens de beide jonge slachtoffers zijn toegepast. Beide slachtoffers zijn kwetsbare jongeren die in ingewikkelde thuissituaties verkeerden (begeleid wonen of opgevoed door pleegouders) en ten aanzien van wie verdachte – als beduidend ouder persoon – zich geleidelijk aan presenteerde als een soort vertrouwenspersoon. Verdachte heeft door op ernstige wijze misbruik te maken van het in hem gestelde vertrouwen deze beide slachtoffers in een weerloze toestand gebracht door middel van heimelijke toediening van GHB, waarna de verkrachting heeft plaatsgevonden. Bij een van beide slachtoffers is dit meerdere malen gebeurd.
Verkrachtingen als deze plegen ook bij anderen die daarvan kennis krijgen gevoelens van angst en onveiligheid te veroorzaken.
 de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten (LOVS-oriëntatiepunten), dienende als handreiking voor de rechterlijke straftoemeting ter zake van verkrachting. De LOVS-oriëntatiepunten hanteren als uitgangspunt bij een enkele verkrachting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
 de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 oktober 2019, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbaar feiten;
wèl is daaruit gebleken dat de verdachte in de jaren 2003 (zonder oplegging van straf of maatregel) en 2011 is veroordeeld ter zake van een pedoseksueel delict - het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen - en dat die veroordelingen onherroepelijk zijn;
 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het gerechtshof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met deze zaak worden opgelegd.
Het gerechtshof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving en uit een oogpunt van vergelding niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan de door de rechtbank opgelegde straf, te weten een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van drie jaren, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest.
TBS-maatregel met bevel tot verpleging
Het gerechtshof stelt voorop dat aan vier voorwaarden moet zijn voldaan wil aan een verdachte op grond van de artikelen 37, tweede en derde lid, en 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) de maatregel TBS met bevel tot verpleging kunnen worden opgelegd. In de eerste plaats dient bij de verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het betreffende feit dient in de tweede plaats een misdrijf te betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel behoren tot een der misdrijven zoals specifiek in de wet (artikel 37a eerste lid, onder 1 Sr.) vermeld. In de derde plaats dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen.
Ten slotte kan een dergelijke maatregel enkel worden opgelegd nadat de strafrechter zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
Naast de conclusies uit de rapporten van Van Heteren en Van Marle zoals die hierboven reeds zijn weergegeven in het onderdeel “Strafbaarheid van de verdachte” neemt het gerechtshof de volgende bevindingen - zakelijk weergegeven - tot uitgangspunt:
uit het rapport van Van Heteren:
Betrokkene is van 2001 tot 2003 bekend bij de Waag Utrecht voor dagbehandeling. Tevens is hij van 2011 tot 2013 bekend bij de Waag Almere, waar hij individuele behandeling kreeg.
uit het rapport van Van Marle:
Informatie van huisarts Najim d.d. 13 februari 2019
Onderzochte is van april 2011 tot 4 juli 2012 onder behandeling geweest van de Waag in Utrecht met de DSM-classificatie Parafilie NAO en zwakbegaafdheid.
De behandeling werd afgesloten omdat doelen voldoende waren bereikt.
Informatie van klinisch psycholoog in opleiding U. Argese d.d. 27 februari 2019
Onderzochte is in 2011 en 2012 in behandeling geweest in de Waag Flevoland Aanmeldreden was (terugval in) downloaden van kinderporno.
Qua diagnostiek is er geen uitgebreid onderzoek gedaan, wel stelde men een parafilie NAO vast en zwakbegaafdheid. De behandeling bestond uit cognitieve gedragstherapie, werkboek voor downloaders van kinderporno werd als richtsnoer gebruikt in de behandeling waarbij er aandacht was voor delictscenario, terugvalpreventieplan, denkfouten, sociale contacten en omgaan met negatieve emoties. De behandelaar is zelf niet meer werkzaam bij de Waag maar schreef in haar verslagen dat onderzochte zijn afspraken trouw nakwam en zijn huiswerk maakte. De behandeling werd afgerond omdat de gestelde doelen werden behaald.
Strafrechtelijke juridisch(e) kader(s)
Gezien de ernst van het delict en de zorg dat onderzochte verder "doorgroeit" in zijn seksueel agressief gedrag en dat hij daadwerkelijk tot het ombrengen van anderen zal komen, al dan niet door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, maken dat onderzoeker ook een TBS met dwangverpleging overwoog.
Het gerechtshof is van oordeel dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van TBS is voldaan. De onder 1 primair en 3 primair bewezen verklaarde delicten betreffen telkens een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De algemene veiligheid van personen vereist daarnaast het opleggen van de maatregel. Het gerechtshof baseert dit oordeel mede op de hierboven genoemde rapporten van Van Heteren en Van Marle. Waar die rapporten echter een TBS met voorwaarden adviseren, welke maatregel eveneens door de verdediging is bepleit, acht het gerechtshof TBS met dwangverpleging in dit geval noodzakelijk.
Het gerechtshof overweegt hiertoe het volgende.
Allereerst nu gebleken is dat eerdere behandelingen van de verdachte op het gebied van (andere) pedoseksuele delicten weliswaar een destijds gewenst resultaat hebben gehad, maar - uiteindelijk - niet hebben geleid tot een voldoende beschermingsniveau, gelet op de thans bewezen verklaarde delicten, waarbij het gerechtshof in aanmerking neemt dat deze thans door verdachte gepleegde seksuele delicten in aard en ernst zijn toegenomen van zogenaamde
hands-offnaar zogenaamde
hands-on delicten. Voorts neemt het gerechtshof mede in aanmerking de verregaande (deels extreem gewelddadige) seksuele verlangens van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting, waaronder de Whats-Appgesprekken tussen de verdachte en ene [naam] . Uit die gesprekken blijkt namelijk van een sterk verlangen van de verdachte om wurgseks te bedrijven, waarbij de sekspartner van de verdachte wordt gewurgd door de verdachte, voorafgegaan door en/of vergezeld van en/of gevolgd door seks, terwijl het slachtoffer door GHB is bedwelmd en/of is vastgebonden, in sommige gevallen zelfs met expliciet gewenste fatale afloop. Het gerechtshof acht het niet ondenkbaar dat de verdachte enkel ervan is weerhouden hiertoe reeds over te gaan, omdat er - bij uitvoering van dat verlangen - een gerede kans op ontdekking of op verdenking tegen hem bestond. De inhoud van het strafdossier biedt hiervoor namelijk wel aanknopingspunten. Dat die verlangens, alsmede óók de door de verdachte uitgesproken terughoudendheid om daaraan volledig uitvoering te geven, niet méér zouden zijn dan enkel een seksuele
fantasievan de verdachte, acht het gerechtshof daarbij niet (zonder meer) aannemelijk, nu verdachte een deel van deze fantasieën júist heeft gerealiseerd op de slachtoffers in deze strafzaak.
Het gerechtshof is gelet op al het voorgaande van oordeel dat een optimaal en maximaal niveau van bescherming van de maatschappij tegen deze verdachte in de gegeven omstandigheden noodzakelijk is. Het gerechtshof zal dan ook de TBS-maatregel met verpleging gelasten.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e Sr stelt het gerechtshof ten slotte vast dat de onder 1 primair en 3 primair bewezen verklaarde delicten telkens een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.

In beslag genomen voorwerpen

De onder de verdachte in beslag genomen computer, merk Acer, en een telefoon, merk Samsung, zijn voorwerpen die bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 primair begane feit zijn aangetroffen. Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Deze voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Ter zake van de onder de verdachte in beslag genomen telefoon, merk HTC, telefoon, merk Huawei, tablet, merk Elektronics, type XI, alsmede het fototoestel, merk Kodak, notitieboekje en een dop van een pen zal het gerechtshof de teruggave daarvan aan de verdachte gelasten.
Ter zake van het onder de verdachte in beslag genomen ondergoed van [benadeelde 1] zal het gerechtshof de teruggave daarvan aan [benadeelde 1] gelasten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 880,32 en immateriële schade ten bedrage van € 7.500,-. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht gedeeltelijk toegewezen. Voor het overige is deze benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Deze benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat deze benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is inhoudelijk niet betwist. De verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 149,50 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 13,64 en immateriële schade ten bedrage van € 7.500,-. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht geheel toegewezen.
Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat deze benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair en 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is inhoudelijk niet betwist. De verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 172,12 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 37a, 37b, 57, 242 en
300 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover dat vatbaar is voor hoger beroep, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair,
2, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een computer, merk Acer, en een telefoon, merk Samsung.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een telefoon, merk HTC, een telefoon, merk Huawei, een tablet, merk Elektronics, type XI, een fototoestel, merk Kodak, een notitieboekje en een dop van een pen.
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
ondergoed van [benadeelde 1] .

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 8.380,32 (achtduizend driehonderdtachtig euro en tweeëndertig cent) bestaande uit
€ 880,32 (achthonderdtachtig euro en tweeëndertig cent) materiële schade en
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
149,50 (honderdnegenenveertig euro en vijftig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.380,32 (achtduizend driehonderdtachtig euro en tweeëndertig cent) bestaande uit € 880,32 (achthonderdtachtig euro en tweeëndertig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
76 (zesenzeventig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 18 augustus 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 3 primair en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.513,64 (zevenduizend vijfhonderddertien euro en vierenzestig cent) bestaande uit
€ 13,64 (dertien euro en vierenzestig cent) materiële schade en
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
172,12 (honderdtweeënzeventig euro en twaalf cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 3 primair en 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.513,64 (zevenduizend vijfhonderddertien euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 13,64 (dertien euro en vierenzestig cent) materiële schade en
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 december 2016.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. L.J. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 4 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.