Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.De slotsom
€ 466,-
€ 313,-
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een pensioengeschil tussen een appellant en de Stichting Rabobank Pensioenfonds. De appellant, die in eerste aanleg eiser was, heeft in hoger beroep beroep gedaan op de uitleg van de pensioenreglementen en de vaststelling van zijn ouderdomspensioen. De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waar de appellant zich niet in kon vinden. Het hof heeft in zijn tussenarrest van 2 april 2019 vastgesteld dat de appellant voor zijn arbeidsongeschiktheid werkzaamheden verrichtte op het niveau van schaal 7, maar werd betaald volgens schaal 8. Dit leidde tot een geschil over de berekening van het ouderdomspensioen, waarbij het Pensioenfonds zich op het standpunt stelde dat de appellant niet recht had op de door hem gevorderde bedragen.
Het hof heeft de argumenten van het Pensioenfonds verworpen en bevestigd dat de appellant recht heeft op een ouderdomspensioen dat gebaseerd is op zijn salaris in schaal 8, ondanks zijn arbeidsongeschiktheid. Het hof heeft de berekeningen van het Pensioenfonds als onvoldoende gemotiveerd afgewezen en de appellant in het gelijk gesteld. De appellant heeft recht op nabetaling van zijn pensioen, inclusief wettelijke rente, en het Pensioenfonds is veroordeeld om het pensioen opnieuw vast te stellen. De kosten van de procedure zijn voor het Pensioenfonds, dat als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.
De uitspraak van het hof is op 3 december 2019 gedaan en heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van pensioenreglementen in gevallen van arbeidsongeschiktheid. Het hof heeft de eerdere vonnissen van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het belang van duidelijke en onderbouwde berekeningen in pensioenzaken werd benadrukt.