In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn dochter, die in 2009 is geboren en een licht verstandelijke beperking heeft. De ouders zijn sinds eind 2016 uit elkaar en de moeder oefent sindsdien alleen het gezag uit. De vader heeft in hoger beroep verzocht om gezamenlijk gezag, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. De vader en moeder hebben beiden omgang met de dochter, maar de verstandhouding tussen de ouders is verstoord. De vader heeft niet onvoorwaardelijk ingestemd met de uithuisplaatsing van de dochter in een pleeggezin, wat bijdraagt aan de onduidelijkheid en onrust voor het kind. Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de dochter klem en verloren raakt tussen de ouders als zij gezamenlijk gezag zouden uitoefenen. De GI heeft ook verklaard dat er geen basis is voor gezamenlijk gezag gezien de verstoorde communicatie tussen de ouders. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Nederland bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen.