Uitspraak
dormakaba,
[verweerder],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
"De werkzaamheden worden
5.De beoordeling in hoger beroep
2.2. De werkzaamheden worden gewoonlijk verricht vanuit de woonplaats [B]". Die formulering is onvoldoende dwingend om daaruit te kunnen afleiden dat het wonen in [B] een (overeengekomen) arbeidsvoorwaarde is. Indien het al zo is - [verweerder] betwist dat - dat [verweerder] feitelijk, vanuit zijn woonplaats [B] , voornamelijk werd ingezet in de regio Utrecht toont dat evenmin aan dat een dergelijke inzet plaats vond op basis van de gestelde arbeidsvoorwaarde en niet, slechts, op basis van de feitelijkheid dat hij daar nu eenmaal woonde. Overige, bijkomende, feiten en/of omstandigheden zouden kunnen maken dat de formulering in de arbeidsovereenkomst wel degelijk moet worden uitgelegd als een arbeidsvoorwaarde, maar dergelijke feiten en/of omstandigheden zijn niet gesteld. Integendeel, [verweerder] heeft aangevoerd dat hij niet heeft gereageerd op een advertentie met een dergelijke voorwaarde, maar is gevraagd te komen werken en dat is door dormakaba onvoldoende weersproken. Gesteld noch gebleken is bovendien dat de woonplaats ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst als voorwaarde is besproken.
verwachtingover de productiviteit van [verweerder] na verhuizing. Om te kunnen beoordelen of die verwachting reëel is zal moeten worden vergeleken de situatie zoals die was voor de verhuizing met die zoals die naar verwachting zal zijn vanaf de verhuizing. De behandeling in hoger beroep vond plaats nadat [verweerder] was verhuisd en hij (na een periode van ziekte/mantelzorg) in 2019 vanaf 19 maart van dat jaar feitelijk werkzaam was vanuit [A] . Om die reden kunnen bij de beoordeling van de door dormakaba geschetste productiviteitsverwachting ook betrokken worden gegevens, voor zover voorhanden, over feitelijk, na verhuizing, gerealiseerde productiviteit in 2019.