2.3In het definitieve rapport heeft de deskundige de in het tussenarrest van 25 juli 2017 door het hof aan haar gestelde vragen als volgt beantwoord:
“a. Wilt u een beschrijving geven van uw ervaring op het gebied van reconstructieve operaties zoals die bij [geïntimeerde] zijn verricht?
Sinds maart 2005 ben ik plastisch chirurg, werkzaam in het Erasmus MC. Ik heb een fellowship in Parijs gevolgd waarvan oorschelpreconstructies met autoloog ribkraakbeen bij dr. Firmin een onderdeel was. Dr. Firmin is de expert op dit gebied in Europa. In het Erasmus MC verricht ik voornamelijk operaties aan het gezicht en schedel voor aangeboren aandoeningen, waaronder hemifaciale microsomie en microtie.
b. Op welke wijze werden in de periode 2005 tot en met 2007 dergelijke reconstructieve operaties verricht?
In deze periode bestond in het veld een duidelijke voorkeur voor oorschelpreconstructies met autoloog ribkraakbeen bij kinderen met microtie.
De ingreep wordt meestal rond de leeftijd van 8 á 10 jaar uitgevoerd. Deze operatie wordt óf volgens de Brent-methode uitgevoerd óf volgens de Nagata-methode, waarbij variaties op de originele operatie frequent zijn afgestemd op karakteristieken van de patiënt en ervaringen van de operateur. Het verschil tussen de Brent- en Nagata-methode is chirurgisch technisch van aard, zoals het ontwerp van het kraakbenig skelet en het aantal etappes waarin de totale reconstructie wordt uitgevoerd.
Incidenteel werd gerapporteerd over het gebruik van Medpor, een kunstmateriaal, ter vervanging van het ribkraakbeen. Vanwege een hoger risico op infectie werd deze methode destijds nauwelijks in Europa uitgevoerd. Het aanmeten van een oorprothese die met behulp van een metalen schroef aan de schedel wordt vastgeklikt werd met name aan oudere patiënten aangeboden die vanwege een ongeval of een kwaadaardige aandoening hun oorschelp missen.
c. Wilt u, op basis van het medisch dossier, een beschrijving geven van de operaties die aan het oor van [geïntimeerde] die in het UMCG zijn verricht?
1e Operatie 16-8-2005 (9:00-12:00h) Oorschelpreconstructie met autoloog kraakbeen volgens Brent, waarbij een arteria temporalis superficialis fascielap over de kraakbeengraft heen wordt gelegd en bedekt met een gedeeltelijke dikte huidtransplantaat van de rechter bovenarm. Operateur prof. [C] . Redondrains achtergelaten bij thorax en hoofd; deze worden op 18-8 verwijderd. Ontslagdatum 19-8-2005. Gecompliceerd door urineretentie waarvoor 4 weken een CAD.
2e Operatie 15-1-2007 door dr. [D] . Uitdiepen van het kraakbeen ter plaatse van de concha en losmaken van de nieuwe oorschelp van de schedel met bedekken van het gecreëerde defect met een gedeeltelijke dikte huidtransplantaat van rechter bovenbeen. Ontslagdatum 16-1-2007.
d. Hoe beoordeelt u deze operaties? Is er in uw visie op enig moment bij deze operaties anders gehandeld dan van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot onder gelijke omstandigheden toentertijd mocht worden verwacht?
Voor zover op te maken uit het dossier zijn deze operaties lege artis uitgevoerd en hebben zich geen complicaties voorgedaan die het resultaat negatief hebben beïnvloed. Waarom bij de eerste operatie gekozen is om een fascielap te gebruiken ter bedekking van het kraakbeen transplantaat wordt niet duidelijk. Bij de Brent-techniek wordt het transplantaat veel begraven onder een locale huidlap (Brent, 2002). Mogelijk was er onvoldoende huid beschikbaar of ontstond er teveel druk door het transplantaat op de huid, waardoor er een risico op verlies van huid door necrose bestond, maar deze overweging kan ik nergens terugvinden.
Vanwege het ontbreken van preoperatieve en postoperatieve foto’s is het niet mogelijk om iets te zeggen over het behaalde resultaat.
e. Indien u het tweede deel van de vorige vraag met ja hebt beantwoord, wilt u dan zo concreet mogelijk aangeven in welk opzicht anders is gehandeld dan van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot onder gelijke omstandigheden mocht worden verwacht en op welke wijze in plaats daarvan gehandeld had dienen te worden?
f. Indien u het tweede deel van vraag d. bevestigend hebt beantwoord, hoe zou naar uw verwachting het resultaat van de operaties zijn geweest indien wel zou zijn gehandeld als van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder gelijke omstandigheden mocht worden verwacht?
g. Indien het met de operaties beoogde resultaat niet werd bereikt, welke factoren speelden daarbij een rol?
Uit de dossiervoering wordt duidelijk dat het UMCG niet betwist dat het bereikte resultaat niet het beoogde resultaat was. Door het ontbreken van foto’s kan ik hierover geen oordeel geven, maar over dit punt lijkt overeenstemming tussen de beide partijen te bestaan.
Over het algemeen spelen factoren mee als kwaliteit van het ribkraakbeen, dat bij iemand van 22 jaar steviger en minder buigzaam is dan bij een kind van 8 a 10 jaar. Het in model snijden van kraakbeen kan daardoor lastiger zijn. In geval van hemifaciale microsomie, zoals bij deze patiënt, kan het nodig zijn om een iets kleinere oorschelp te maken aangezien de aangedane gelaatshelft onderontwikkeld is en de haargrens veelal lager ligt dan aan de andere zijde. De positie van de nog aanwezige huidresten zijn relevant omdat hier veelal de oorlel van wordt gemaakt.
Daarnaast speelt ervaring een belangrijke rol, waarbij opgemerkt moet worden dat slechts een enkeling in de wereld een ruime ervaring heeft.
Concrete aspecten die in de voorliggende casus mogelijk hebben bijgedragen aan een suboptimaal resultaat zijn de keuze om het kraakbeen te bedekken met een fascielap en huidtransplantaat, waardoor de contour van de gereconstrueerde oorschelp iets vervlakt. Een tweede aspect wat mogelijk nog een rol heeft gespeeld is het gegeven dat er gedurende slechts 1 dag een drain is gebruikt ter plaatse van het oor. Over het algemeen wordt een periode van 3 tot 5 dagen aangehouden om een goede aansluiting van de overliggende weke delen (fascielap en huidtransplantaat in dit geval) met het kraakbeenskelet te krijgen (Brent, 2002; Osorno, 2007). Het wordt mij niet duidelijk of er destijds in het UMCG een ander protocol werd aangehouden. Een aantal chirurgen gebruikt in plaats van drains bolsterhechtingen (hechtingen die zowel door de huid als door het kraakbeen lopen) om een vergelijkbare connectie tussen weke delen en kraakbeen graft te krijgen, maar het plaatsen hiervan, dan wel het verwijderen ervan poliklinisch, wordt niet vermeld in het dossier en lijkt daarmee niet te zijn gedaan.
h. Indien uw antwoord op het tweede deel van vraag d. bevestigend luidt, wat is dan het aandeel van de factor dat anders is gehandeld dan van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot onder gelijke omstandigheden mocht worden verwacht?
i. Geeft uw onderzoek u aanleiding tot het maken van opmerkingen die naar uw oordeel voor de beslissing op het geschil tussen partijen van belang kunnen zijn?
Bij het lezen van het dossier valt op hoezeer patiënt leed onder zijn aangeboren aandoening. Dit lijkt gerelateerd te zijn aan zijn achtergrond als Irakees, omdat er in deze cultuur veelal een taboe ligt op aangeboren aandoeningen en gezien kunnen worden als straf van God. Er lijkt sprake te zijn van een hele hoge verwachting ten aanzien van de ingreep, waar patiënt bovendien ook nog heel lang op heeft moeten wachten door de onzekerheid rondom zijn verblijfstatus. Uit het dossier is het mij niet duidelijk geworden in hoeverre met patiënt is gesproken over het te verwachten resultaat, wat een tekortkoming is van de dossiervoering. Het is gebruikelijk om de verschillen die zullen resulteren ten opzichte van het eigen contralaterale oor te benoemen, zoals het niet flexibel zijn van de oorschelp, het eventueel kleiner zijn in lengte en breedte, kleurverschil van de huid op het nieuwe oor door gebruik van een huidtransplantaat, en minder scherpe contouren die een oorschelp karakteriseren.
j. Wilt u uw antwoorden toelichten en, zo mogelijk, onderbouwen met verwijzingen naar literatuur en wilt u zoveel mogelijk een uitleg geven die (ook) voor juristen begrijpelijk is?
Onderstaande literatuur beschrijft de gangbare technieken uit de periode 2005-2007.
(…)
”