In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor achttien maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, omdat er te veel onduidelijkheid bestond over het voertuig waarmee de verdachte reed. Het hof oordeelde dat het niet mogelijk was om nader onderzoek te doen naar de fiets, omdat deze was vernietigd. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan het eerste ten laste gelegde feit, namelijk het niet meewerken aan een ademonderzoek, wat in strijd is met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van vier weken met een proeftijd van twee jaar, in plaats van een onvoorwaardelijke straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. Daarnaast werd de in beslag genomen fiets verbeurd verklaard. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen.