ECLI:NL:GHARL:2019:10032

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
21-000060-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit in een gehuurd pand

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de teelt van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte had een pand gehuurd en dit ter beschikking gesteld voor de teelt van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten. Het hof oordeelde dat de ontkenning van de verdachte volstrekt onaannemelijk was en dat zijn betrokkenheid voldoende was om hem medeplichtig te achten aan de hennepteelt. De verdachte had eerder een taakstraf van 80 uren opgelegd gekregen, maar het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde opnieuw een taakstraf van 80 uren op, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Het hof oordeelde dat de verdachte wist van de hennepkwekerij en dat hij zich daar bewust mee inliet. De bewijsvoering was gebaseerd op getuigenverklaringen, politieonderzoek en de omstandigheden rondom de hennepteelt. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid daarbij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000060-18
Uitspraak d.d.: 15 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 december 2017 met parketnummer 16-216393-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M. Veldman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 december 2017 ter zake van medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
één of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 februari 2015 tot en met 11 januari 2016 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan de/het [adres 2] te [plaats 1] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 9,62 kilogram hennep(toppen) en/of ongeveer 242 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 februari 2015 tot en met 11 januari 2016 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of ter beschikking te blijven stellen;
2.
één of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 februari 2015 tot en met 11 januari 2016 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de/het [adres 2] te [plaats 1] , heeft weggenomen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 februari 2015 tot en met 11 januari 2016 te [plaats 1] in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door het voornoemde pand gelegen aan de/het [adres 2] te [plaats 1] ter beschikking te stellen en/of ter beschikking te blijven stellen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak feit 2

Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit, dan wel dat hij wist dat door een ander of anderen op illegale wijze stroom werd weggenomen ten behoeve van de hennepkwekerij. Het hof acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 1

Standpunt verdediging
Ter zitting in hoger beroep is door de verdediging aangevoerd dat verdachte zijn huurwoning sinds mei 2015 had onderverhuurd en dat hij niet wist dat in die woning een hennepkwekerij zou worden opgezet. Verdachte is daarna nog éénmaal in de woning geweest. De verklaring van de onderburen moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze verklaring – die wordt betwist – geen redenen van wetenschap bevat. De WhatsApp-berichten zijn niet belastend omdat verdachte tegenover de verhuurder, die niet van de onderhuur wist, deed alsof hij nog in de woning woonde. Nu verdachte niet op de hoogte was van de hennepkwekerij kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte medeplichtig is aan de hennepteelt. Aldus moet verdachte volgens de verdediging vrijgesproken worden.
Beoordeling
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende vast.
Periode hennepteelt
Op 19 november 2015 wordt vanwege een MMA-melding op 18 november 2015, inhoudende dat er een hennepkwekerij in de woning aan het [adres 2] in [plaats 1] is, dat de ramen zijn geblindeerd en dat als de ramen open staan er een enorme hennepgeur in de omgeving hangt, een onderzoek ingesteld. Hierbij is een warmtemeting verricht. Verder werd een sterk ruikende henneplucht waargenomen afkomstig uit de richting van het pand. [1]
Vervolgens is op 11 januari 2016 een in werking zijnde hennepkwekerij, bestaande uit 128 hennepplanten van ongeveer 5 à 6 weken oud, aangetroffen in de woning gelegen aan het [adres 2] te [plaats 1] . Ook werden diverse henneprestanten aangetroffen, waaronder 114 plantenbakken met daarin geknipte hennepstelen en oude stekplanten. In droognetten werd in totaal 9,62 kilogram henneptoppen aangetroffen. [2]
Uit de aangifte van [bedrijf 1] [3] volgt dat door politieambtenaar [verbalisant 1] in samenwerking met een fraudespecialist is vastgesteld dat er sprake is geweest van meerdere (vier) teelten. Dit wordt gebaseerd op verschillende indicatoren voor een eerdere oogst, zoals vervuilde koolstoffilters, productiedata op materialen, witte (op kalk gelijkende) aanslag op grondzeil en bloempotten, hernieuwde aanmelding contractant, mededelingen van buurtbewoner, knipschaartjes met dikke laag aanslag van hennep, droogrekken met hennepresten en veel oude aarde in vuilniszakken en het gegeven dat de woning niet was ingericht als woning.
Verbalisant [verbalisant 2] komt blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2016 [4] tot de conclusie dat de hennepplantage minimaal twee eerdere oogsten heeft gehad. De verbalisant baseert dit oordeel op de volgende aanwijzingen: vervuilde koolstoffilters in beide kweekruimtes, alg- en kalkafzetting op en onder de potten en op het zeil waar de potten op stonden, productiedata op assimilatielampen, vervuilde knipscharen, droognetten met restanten henneptoppen, stof op lampenkappen, verdroogde en verkleurde hennepresten op de grond en potgrond/wortelresten. In de keuken en badkamer zijn in totaal 77 zakken met daarin potgrond met gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten aangetroffen. In totaal zijn er 77 zakken van 70 liter (= 5390 liter) aangetroffen. In de kweekruimtes stonden 242 plantenpotten gevuld met ongeveer 10 liter aarde. Op basis hiervan is het volgens de verbalisant aannemelijk dat er twee eerdere oogsten zijn geweest.
Op basis van al het voorgaande stelt het hof vast dat er naast het op 11 januari vastgestelde kweken van hennep (waarbij de aangetroffen planten ongeveer 5 a 6 weken oud werden geschat) sprake is geweest van een of meer (eerdere) oogsten van hennep in de woning aan het [adres 2] te [plaats 1] .
Betrokkenheid verdachte
Verdachte heeft bij de politie, ter zitting in eerste aanleg en ter zitting in hoger beroep verklaringen afgelegd die in zoverre overeenkomen dat hij naar eigen zeggen per mei 2015 de woning aan het [adres 2] te [plaats 1] onderverhuurde aan een pokerkennis, genaamd ‘ [naam] ’, dat hij behoudens een onbruikbaar telefoonnummer, geen gegevens van deze persoon heeft en dat de betaling van de onderhuur contant aan verdachte werd voldaan. Over verschillende andere kwesties heeft verdachte weinig consistente mededelingen gedaan. Zo heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat hij in november 2015 in de woning is geweest vanwege een lekkage en dat dit bezoek na telefonisch contact nog dezelfde dag is geweest, terwijl verdachte ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij een dag later is langsgegaan. Ook heeft hij verschillend verklaard over zijn werkzaamheden gedurende de ten laste gelegde periode. Aanvankelijk heeft verdachte verklaard dat hij ten tijde van het verhoor bij de politie werkte in een pandjeshuis in [plaats 2] en daarvoor langere tijd had gepokerd. Naderhand heeft verdachte verklaard dat hij destijds werkte bij [bedrijf 2] in [plaats 1] .
Het hof bespreekt de geloofwaardigheid van verdachtes verklaring verderop.
Het hof stelt het volgende vast.
Verdachte huurde per 16 februari 2015 een woning aan het [adres 2] in [plaats 1] van verhuurder [verhuurder] . Op 15 maart 2015 heeft verdachte een overeenkomst afgesloten met [bedrijf 1] voor de aansluiting en transport van elektriciteit naar dit adres. Op het adres stonden gedurende de ten laste gelegde periode geen personen ingeschreven. [5]
Uit het buurtonderzoek [6] volgt dat de bewoners (die gebruik maken van hetzelfde gezamenlijke portiek) van nummer [nummer] , zijnde het appartement onder nummer [adres 2] , hebben verklaard dat zij weten dat de woning is verhuurd aan [verdachte] (te weten: verdachte). Zij hebben hem meerdere keren in een auto zien komen en gaan. Dat was in een Volkswagen Polo. De bewoners merkten dat er altijd ’s avonds iemand in de woning was. Ze hebben [verdachte] met nog iemand vele dozen naar binnen zien brengen. Ze hebben toen ook een aanhanger gezien en hoorden dat accuboren gebruikt werden. In de avond van 10 januari 2016 was [verdachte] nog rond 23 à 24 uur in de woning.
Het hof stelt op basis van het bovenstaande vast dat naast verdachte er ook een ander betrokkenheid heeft bij de in het door verdachte gehuurde appartement aangetroffen kwekerij.
Verder volgt uit de telefoongegevens [7] uit de tenlastegelegde periode, waaronder een WhatsApp gesprek tussen verdachte en verhuurder [verhuurder] , onder meer:
  • op 29 november om 22.45 uur smst verdachte zo thuis te zijn en dan te kijken wat er aan de hand is, waarna hij op 30 november om 11.16 uur via WhatsApp diverse foto’s van het afvoerputje en de regenpijp, gemaakt bij daglicht, stuurt.
  • op 7 december om 21.14 uur vraagt [verhuurder] of verdachte een kliko mist. Om 22.02 uur geeft verdachte aan dat zijn kliko er nog staat.
  • op 3 januari vraagt [verhuurder] aan verdachte om foto’s van de meterkast. Op 4 januari om 20.51 uur stuurt verdachte twee foto’s van de meters.
  • op 5 januari om 13.41 uur zegt [verhuurder] dat de meter van de stadswarmte ontbreekt en vraagt of hij deze ook kan sturen. Om 14.16 uur stuurt verdachte een foto van de meter. Om 15.00 uur vraagt [verhuurder] naar een warm tapwatermeter. Om 15.06 uur stuurt verdachte een foto met daarop een ronde meter.
Het hof stelt vast dat verdachte onder meer – ook naar eigen zeggen – op 30 november 2015 en – aldus buurtbewoners – in de avond van 10 januari 2016 in de woning is geweest. Het hof stelt voorts vast dat verdachte zich jegens de verhuurder voordoet als daadwerkelijke huurder van het pand.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2016 [8] volgt bovendien dat politiemedewerkers hebben geconstateerd dat er een grote slang ten behoeve van lucht dan wel afvoer alsmede diverse elektriciteitsdraden door de centrale gang van de woning hing. Omdat de slang een specifieke functie binnen de plantage heeft is het zeer onwaarschijnlijk dat deze slang op 30 november 2015 en 10 januari 2016 toen verdachte in de woning aanwezig was, ook gelet op de bevindingen ten aanzien van de periode dat er werd gekweekt, niet in de gang aanwezig was.
Het hof gelooft verdachte niet in zijn verklaring waar hij aangeeft dat hij in de woning geen bijzonderheden heeft opgemerkt.
Tot slot volgt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2016 [9] dat het politieonderzoek naar ‘ [naam] ’ niets heeft opgeleverd.
Gelet op het voorgaande acht het hof de verklaring van verdachte voor zover deze ziet op de onderhuur aan de persoon ‘ [naam] ’ ongeloofwaardig en de ontkenning van zijn betrokkenheid bij de hennepteelt volstrekt onaannemelijk.
Het hof is van oordeel dat verdachte wist van de hennepkwekerij in de woning aan het [adres 2] in [plaats 1] en dat hij zich daar bewust mee inliet. Verdachte is terwijl de woning in gebruik was voor de hennepteelt meerdere malen in de woning geweest, waaronder zelfs de avond voor de ontdekking van de kwekerij. Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de waarneming van de onderburen die het gezamenlijke portiek onder meer met hem deelden. Het dossier bevat – mede gelet op de omvang van de kwekerij en de waarnemingen van de buren – wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van in ieder geval ook een ander bij de hennepkwekerij. De mate van betrokkenheid van de verdachte acht het hof voldoende voor het oordeel dat hij medeplichtig is geweest aan het telen van hennep (door een of meer anderen) door de door hem gehuurde woning aan het Vooronder voor de teelt ter beschikking te stellen én te blijven stellen.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
één of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) in de periode gelegen tussen 1 februari 2015 tot en met 11 januari 2016 te [plaats 1] , met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk hebben geteeld in een pand aan het [adres 2] te [plaats 1] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 9,62 kilogram hennep(toppen) en een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode gelegen tussen 1 februari 2015 tot en met 11 januari 2016 te [plaats 1] , opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen en ter beschikking te blijven stellen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een door hem gehuurd pand ter beschikking gesteld voor de teelt van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten.
Door die situatie te gedogen en te laten voortduren heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale (soft)drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke feiten plegen te leiden tot allerlei maatschappelijke problemen en, soms gevaarzettende, overlast voor de omgeving.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 oktober 2019, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op de aard en ernst van het feit acht het hof in beginsel de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, een passende bestraffing.
Nu het hof tot een beperktere bewezenverklaring komt, ook gelet op de ouderdom van het feit, acht het hof oplegging van een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 48 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 15 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.C.J. Groothuizen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij d.d. 4 februari 2016 (pagina 10 en verder van een dossier met BVH nummer PL0900-2015350473).
2.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij d.d. 4 februari 2016 (pagina 10 en verder van een dossier met BVH nummer PL0900-2015350473).
3.Een aangifteformulier, opgemaakt door D.M. Hofmann d.d. 20 april 2016, in ontvangst genomen en ondertekend door verbalisant M. van Gunst d.d. 21 april 2016 (pagina 45 en verder van een dossier met BVH nummer PL0900-2015350473).
4.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2016 (pagina 32 en 33 van een dossier met BVH nummer PL0900-2015350473).
5.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2016 (pagina 6 van een dossier met BVH nummer PL0900-2015350473).
6.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2016 (pagina 42 en 43 van een dossier met BVH nummer PL0900-2015350473).
7.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2016 (pagina 67 en 68 van een dossier met BVH nummer PL0900-2015350473).
8.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2016 (pagina 67 en 68 van een dossier met BVH nummer PL0900-2015350473).
9.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2016 (pagina 66 van een dossier met BVH nummer PL0900-2015350473).