ECLI:NL:GHARL:2019:10031

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
21-004047-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor rijden tijdens rijontzegging en met ongeldig rijbewijs door onduidelijkheden in proces-verbaal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden tijdens een rijontzegging en het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de terechtzittingen van 22 juni 2017 en 6 november 2019, evenals het onderzoek in eerste aanleg. De advocaat-generaal had gevorderd tot veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 120 uren, maar het hof kwam tot een andere conclusie.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op 11 februari 2016 een personenauto had bestuurd, zoals ten laste gelegd. Het proces-verbaal van politie bevatte slordigheden die twijfel zaaiden over de identiteit van de bestuurder. Er waren discrepanties in de geboortedatum en het kenteken van de auto, die niet op naam van de verdachte stond. Hierdoor kon het hof niet met zekerheid vaststellen dat de verdachte de bestuurder was, wat leidde tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten.

De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd eveneens afgewezen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004047-16
Uitspraak d.d.: 20 november 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 18 juli 2016 met parketnummer 96-062880-16 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 96-110067-15, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 juni 2017 en 6 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag en een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met parketnummer 96-110067-15, zal worden toegewezen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. M. Rosema, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte bij vonnis van 18 juli 2016, waartegen het hoger beroep is gericht, veroordeeld ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Daarnaast heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging, met parketnummer 96-110067-15, toegewezen en de tenuitvoerlegging gelast van de eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 februari 2016 te [plaats] , gemeente [naam gemeente] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [naam weg] , een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 11 februari 2016 te [plaats] , gemeente [naam gemeente] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [naam weg] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is door de raadsvrouw - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij een personenauto heeft bestuurd op 11 februari 2016 en voorts dat er te veel onduidelijkheid in het dossier zit waardoor niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder van de personenauto was.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van beide feiten. Volgens de advocaat-generaal kan ondanks de lacunes in het strafdossier worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder van de betreffende personenauto was.
Het hof is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte op 11 februari 2016 degene is geweest die een personenauto heeft bestuurd op de [naam weg] te [plaats] . Het proces-verbaal van politie bevat zodanige slordigheden dat twijfel bestaat over de identiteit van de bestuurder. In voornoemd proces-verbaal is onder meer een geboortedatum vermeld die niet van verdachte is. Het aanvullend proces-verbaal van verbalisant [naam verbalisant] d.d. 11 juli 2018 neemt die twijfel niet weg, nu daaruit blijkt dat de betreffende auto, met kenteken [kenteken] , ten tijde van de tenlastegelegde feiten niet op naam stond van verdachte en ook nooit op naam van hem heeft gestaan. Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [naam verbalisant] d.d. 2 november 2019 verschaft niet de door het hof verzochte duidelijkheid en neemt de twijfel ten aanzien van de identiteit van de bestuurder niet weg.
Het hof zal gelet op het voorgaande verdachte dan ook van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijspreken.
Voorwaardelijk verzoek tot horen van verbalisant [naam verbalisant]
Het hof constateert dat de tenlastegelegde feiten zich hebben afgespeeld op 11 februari 2016, bijna 4 jaar geleden. Verdachte heeft vanaf het begin ontkend. De beide verbalisanten die het oorspronkelijke proces-verbaal hebben opgemaakt zijn op verzoek van de advocaat-generaal opgeroepen ter zitting van het hof en lieten weten niet te kunnen verschijnen, omdat een van hen in verband met een sterfgeval niet werkte en de ander zich niet op korte termijn vrij kon maken uit een ander onderzoek. De advocaat-generaal deed ter zitting afstand van het horen van de getuigen ter zitting en deed een voorwaardelijk verzoek de zaak aan te houden en verbalisant [naam verbalisant] opnieuw voor een volgende zitting op te roepen indien het hof niet tot een bewezenverklaring zou komen.
Het hof komt niet tot een bewezenverklaring en zal daarom dit voorwaardelijke verzoek beoordelen.
Van de betreffende verbalisant, [naam verbalisant] , heeft het hof kort voor de zitting een aanvullend proces-verbaal ontvangen. Dit stuk brengt niet meer duidelijkheid in de vaststelling van de identiteit van de bestuurder. Het hof acht een volgende aanhouding van de zaak onwenselijk, gelet op het tijdsverloop en het feit dat het een relatief eenvoudige zaak betreft, waarbij verdachte vanaf het begin heeft ontkend. Daarbij heeft het hof gelet op de inhoud van het proces-verbaal van verbalisant [naam verbalisant] . Het verzoek de zaak wederom aan te houden en verbalisant [naam verbalisant] op te roepen wordt afgewezen. Het hof ziet geen noodzaak meer verbalisant [naam verbalisant] te horen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 29 september 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met parketnummer
96-110067-15. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van 29 maart 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 september 2015, parketnummer 96-110067-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 20 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E. Pennink is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.