ECLI:NL:GHARL:2019:10022

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
21-003177-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de bewezenverklaring van een gewapende overval op een supermarkt met bedreiging van kwetsbare personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor een gewapende overval op een supermarkt in Holwierde, waarbij hij samen met een mededader een mes gebruikte om personeel met een verstandelijke beperking te bedreigen. De rechtbank had de verdachte jeugddetentie opgelegd voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en diverse bijzondere voorwaarden. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de overval, maar het hof oordeelde dat de bewezenverklaring in hoge mate steunt op de verklaring van een getuige, wiens betrouwbaarheid door de verdediging was betwist. Het hof verwierp dit verweer en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de verdachte ook werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen. Het hof voegde aan de bewijsoverwegingen van de rechtbank toe dat de getuige geen contact met de politie had gezocht, maar door hen was benaderd, wat haar betrouwbaarheid versterkt. De verdachte moet zich houden aan de opgelegde bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht en deelname aan begeleiding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003177-19
Uitspraak d.d.: 20 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 29 mei 2019 met parketnummer 18-850088-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank, bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan voornoemde proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals opgelegd door de rechtbank maar met uitzondering van het meewerken aan een begeleid wonen project. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de teruggave aan verdachte zal gelasten van de onder hem in beslag genomen telefoon en de vorderingen van de benadeelde partijen volledig zal toewijzen, in hoofdelijkheid met zijn mededader, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W.G. ten Have, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 29 mei 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte veroordeeld ter zake van diefstal met geweld, in vereniging begaan. Het betreft een gewapende overval op een supermarkt in [plaats 1] waarbij gedreigd werd met messen. Twee van de drie aanwezige personeelsleden van de supermarkt functioneerden met een verstandelijke beperking. Verdachte is daarvoor veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan voornoemde proeftijd zijn, naast de gebruikelijke algemene voorwaarden, de navolgende bijzondere voorwaarden verbonden:
1. dat veroordeelde zich op uitnodiging van de Jeugdbescherming Noord & Veilig Thuis meldt op het adres Leonard Springerlaan 13 te Groningen gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd, en zich op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht en dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de jeugdreclassering haar in het kader van de begeleiding en het toezicht geeft.
2. dat veroordeelde meewerkt aan een begeleid wonen project, indien de jeugdreclassering dit nodig en gewenst acht.
3. dat veroordeelde gedurende de proeftijd onderwijs volgt of meewerkt aan het vinden van een zinvolle dagbesteding.
4. dat veroordeelde zijn medewerking verleent aan het afnemen van tests met betrekking tot zijn middelengebruik, in de vorm van urinecontroles.
5. dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal opnemen of onderhouden met medeverdachte [medeverdachte] .
6. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een bepaalde deskundige of een bepaalde zorginstelling of een gedragsinterventie zal volgen, indien de jeugdreclassering dit nodig acht en dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling/gedragsinterventie zullen worden gegeven.
Aan de Jeugdbescherming Noord & Veilig Thuis te Groningen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, is opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeling ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft vorenstaande bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard.
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] van respectievelijk € 1.696,14, € 1.709,95 en € 1.545,80 zijn in eerste aanleg volledig toegewezen, in hoofdelijkheid met zijn mededader, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten slotte heeft de rechtbank de teruggave aan verdachte gelast van de onder hem in beslag genomen telefoon.
Het oordeel van het hof
Het hof verenigt zich met de door de rechtbank vastgestelde bewezenverklaring, de daartoe gebezigde bewijsoverwegingen en -middelen, de kwalificatie, de opgelegde straf (met inbegrip van de bijzondere voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid), de motivering daarvan, de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen en die ten aanzien van het beslag. Het vonnis zal daarom integraal worden bevestigd.
Gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is geweest voegt het hof aan
de bewijsoverwegingen van de rechtbank het navolgende toe.
Verdachte ontkent elke betrokkenheid bij de bewezen verklaarde overval. Het hof stelt vast dat het bewijs voor zijn mededaderschap in hoge mate steunt op de door de getuige [getuige] afgelegde verklaringen. Verdachte onderhield in 2018 enige tijd een relatie met haar.
[getuige] heeft ten overstaan van verbalisanten en in een later stadium bij de rechter-commissaris belastende verklaringen afgelegd. Door en namens verdachte is haar betrouwbaarheid zowel in eerste aanleg als in hoger beroep betwist. De verklaringen van [getuige] zouden - kort gezegd - zijn ingegeven door haat- en/of wraakgevoelens als gevolg van het mislukken van de relatie.
De rechtbank heeft dit betrouwbaarheidsverweer gemotiveerd verworpen in haar vonnis.
Het hof verenigt zich met de overwegingen dienaangaande en voegt daaraan het volgende toe. [getuige] heeft zelf geen contact gezocht met de politie. Integendeel, nadat tijdens het opsporingsonderzoek een verdenking jegens verdachte was gerezen en zij daarbij in beeld was gekomen, werd [getuige] door de politie gebeld en gevraagd om een verklaring af te leggen. [getuige] reageerde in dit eerste contact met de politie erg emotioneel. Diezelfde dag heeft zij een verklaring afgelegd. Daarnaast heeft zij op een later moment een verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd. [getuige] heeft onder meer verklaard dat zij verdachte heeft herkend op de beelden van Opsporing Verzocht. Zij heeft in dat verband verklaard: "Als je iets met iemand hebt, herken je zijn loopje. Ik kan dat niet goed uitleggen. Je ziet het gewoon als je iemand kent". Nadien zou verdachte haar ongevraagd - [getuige] beschrijft de betreffende scene in haar auto in [plaats 2] zeer gedetailleerd - hebben verteld: "Dat was ik". Zij zegt niet te hebben geweten wat te doen: "Je wilt iemand niet in zo'n positie brengen". [getuige] verklaart voorts dat ze er met niemand over gesproken heeft en er geenszins sprake is of was van haat of wraak.
De door [getuige] afgelegde verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris zijn gelijkluidend en naar het oordeel van het hof overtuigend waar het gaat om het ontbreken van haat- of wraakgevoelens. Zij heeft bovendien niet uit eigen beweging belastend over verdachte verklaard.
Op verzoek van de verdediging is [getuige] opgeroepen om ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw een verklaring af te leggen. Het hof heeft dat verzoek toegewezen, mede om zich zelf een beeld te kunnen vormen van de betrouwbaarheid van deze getuige. Uit dit verhoor en de aanloop daar naartoe is voornamelijk de weerzin van [getuige] af te leiden tegen het feit dat zij opnieuw is betrokken bij een situatie die zij achter zich heeft willen laten en heeft gelaten. Hoewel [getuige] zich ter terechtzitting van het hof heeft beroepen op geheugenverlies, welke 'state of mind' vermoedelijk mede is te verklaren vanuit haar ongemakkelijke positie, is zij zeer stellig en direct in haar verklaring geweest dat zij nooit liegt.
De terughoudende opstelling van [getuige] ter terechtzitting van het hof brengt niet mee dat er redenen zijn om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de eerder door haar afgelegde en gelijkluidende verklaringen. Zij kan en zal daaraan daarom worden gehouden.
In de hoger-beroepsfase zijn voorts de uitgewerkte tapgesprekken gevoegd van de contacten die [getuige] met verdachte heeft gehad in de periode van 21 november 2018 tot en met
11 december 2018. De raadsman acht het ontlastend voor verdachte dat daarin niet wordt gerept over de overval, met name waar het gaat over het eerdergenoemde gesprek in de auto, waarin verdachte zijn betrokkenheid bij de overval tegenover [getuige] zou hebben bekend. De raadsman dateert dat - zijns inziens beweerdelijke - gebeuren op of omstreeks 21 november 2018. Uit de op die dag tussen verdachte en [getuige] gevoerde gesprekken blijkt dat deze betrekking hebben op door [getuige] ondervonden persoonlijke problemen en niet op een (beweerdelijke) bekennende uitlating van verdachte. De raadsman acht dit ongerijmd.
Dit verweer acht het hof weinig overtuigend. Geenszins staat vast op welke dag bedoeld gesprek tussen verdachte en [getuige] in de auto heeft plaatsgevonden. Voorts is aannemelijk dat beiden zich bewust zijn geweest van de risico's van digitaal verkeer, waarin het bewezen verklaarde feit impliciet of expliciet zou worden benoemd.
Met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de in eerste aanleg opgelegde en door het hof bevestigde bijzondere voorwaarden overweegt het hof nog het volgende. Verdachte heeft tezamen met een ander een supermarkt overvallen waar personen met een verstandelijke beperking werkzaam waren. Daarbij zijn kwetsbare mensen bedreigd met een mes. Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 7 mei 2019 blijkt dat de score van verdachte op de Preselective Recidive hoog is. De Preselective Recidive is een wetenschappelijk onderbouwd instrument, dat voor de berekening van de kans op herhaling gebruik maakt van registraties in politiesystemen. Het advies houdt voorts in dat de Raad voor de Kinderbescherming ten aanzien van een aantal aspecten van het leven van verdachte risico’s voor herhaling ziet. De Raad merkt bovendien op dat zij zich, indien verdachte schuldig is aan het delict, ernstig zorgen maakt over verdachtes attitude, persoonlijke ontwikkeling en gewetensvorming. Daar komt nog bij dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven. Er is daardoor geen zicht verkregen op zijn drijfveren.
Al het voorgaande brengt mee dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 20 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.