Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant sub 1]
[appellante sub 2], weduwe van [A] ,
1.[geïntimeerde sub 1] en
[geïntimeerde sub 2],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
1 januari 2014 een vennootschap onder firma opgericht. De vennootschap exploiteert thans circa 22 ha landbouwgrond, gemiddeld 9 zoogkoeien, 56 ooien en 9 paarden, schaart paarden in en verhuurt 14 pensionpaardenboxen. Bij de boerderij liggen twee woningen. In een van de woningen woont [geïntimeerde] senior met zijn echtgenote. De andere woning bewoont [geïntimeerde] junior met zijn gezin. [geïntimeerde] junior is werkzaam in loondienst bij zijn broer die een grondverzetbedrijf heeft op korte afstand van de boerderij.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van het hoger beroep
- de omvang van het bedrijf en de onderlinge samenhang tussen de diverse bedrijfsactiviteiten;
- de vraag of de voor toekomstige winstkansen noodzakelijke investeringen plaatsvinden;
- het redelijkerwijs te verwachten ondernemingsrendement;
- de vraag of de gebruiker een hoofdfunctie buiten de landbouw heeft,
een en ander in onderlinge samenhang te beschouwen en met inachtneming van de overige omstandigheden van het geval.
Slotsom