Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
Van NS Insurance NV, de aansprakelijkheidsverzekeraar van NS Reizigers, heeft [appellant] € 82.500 aan voorschotten op de schadevergoeding ontvangen.’ Uit dit tussenvonnis blijkt bovendien dat de kantonrechter de stellingen over en weer zo heeft begrepen, dat met de voorschotbetalingen de door [appellant] geleden schade (ten minste voor een deel) werd vergoed. De kantonrechter geeft in r.o. 3.2 het standpunt van [appellant] namelijk als volgt weer: ‘
legt aan zijn vordering ten grondslag dat NSR gehouden is tot vergoeding van de door hem ten gevolge van het ongeval van 14 januari 2006 geleden schade en dat deze schade niet – geheel – is vergoed door de inmiddels aan hem betaalde voorschotten. (…)’. De kantonrechter heeft voorts het standpunt van NS Reizigers in r.o. 3.3 op dit onderdeel als volgt omschreven: ‘
Mede door de inmiddels betaalde voorschotten is aan [appellant] – ruim meer – vergoed dan de schade die het gevolg is van het ongeval van 14 januari 2006.’
Partijen twisten over de vraag welke schade het gevolg is van het op 14 januari 2006 aan [appellant] overkomen ongeval. Dat NSR jegens [appellant] gehouden is die schade te vergoeden, is niet in geschil. Om de omvang van de schade die [appellant] ten gevolge van het ongeval heeft geleden te kunnen beoordelen, (…)’
de kantonrechter geeft partijen in overweging om (…) te trachten hun geschil op basis van hetgeen hierboven is overwogen in der minne te regelen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat aan [appellant] voorschotten op de hem toekomende schadevergoeding zijn betaald, dat NSR te kennen heeft gegeven dit voorschot niet als onverschuldigd betaald te zullen terugvorderen en dat er enige financiële ruimte zit tussen het bedrag van deze voorschotten en de vergoedingen waarop [appellant] ingevolge het onder 2.4, 2.5 en 2.7 overwogene aanspraak heeft.’In de bedoelde rechtsoverwegingen 2.4, 2.5 en 2.7 heeft de kantonrechter vastgesteld dat [appellant] recht heeft op de in het dictum van het Vonnis sub a t/m d bedoelde bedragen. Niet is in te zien waarom de kantonrechter verband legt tussen de in dit tussenvonnis vastgestelde schadeposten en de door NS Reizigers op dat moment al betaalde voorschotten als die voorschotten niets met die schadeposten van doen zouden hebben. De opmerking dat tussen het totaal van die schadebedragen en de betaalde voorschotten enige financiële ruimte zou zitten, is in dat geval immers zonder betekenis.