In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel met betrekking tot een aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2016. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een aanslag opgelegd van € 56,07, welke aanslag betrekking had op de periode na de verhuizing van belanghebbende en zijn echtgenoot naar een nieuwe woning binnen hetzelfde waterschap. Belanghebbende had eerder verzocht om zijn echtgenoot als heffingsplichtige voor de oude woning aan te merken, maar dit verzoek was niet herhaald voor de nieuwe woning. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar de heffingsambtenaar had in hoger beroep de aanslag gehandhaafd. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht een aanslag heeft opgelegd aan belanghebbende, omdat de heffingsplicht na de verhuizing is gewijzigd. Belanghebbende had geen recht op ontheffing van de heffingsplicht, omdat hij niet had verzocht om zijn echtgenoot als heffingsplichtige voor de nieuwe woning aan te merken. Het Hof volgt de uitleg van de heffingsambtenaar dat de heffingsplichtige voor de nieuwe woning anders is dan voor de oude woning, en dat de aanslag dus terecht is opgelegd. Daarnaast wordt het verzoek om uitstel van betaling niet behandeld, omdat dit geen voor bezwaar vatbare beslissing is. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.