ECLI:NL:GHARL:2018:9790

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
9 november 2018
Zaaknummer
WAHV 200.210.239
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid kentekenhouder bij verhuur van voertuig en bewijsvoering huurovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2016. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de kentekenhouder voor een administratieve sanctie die is opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen. De betrokkene, S.A., had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep ongegrond had verklaard. De betrokkene voerde aan dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd aan een derde partij, maar heeft geen bewijsstuk overgelegd dat de huurovereenkomst aantoont. Het hof oordeelde dat voor de toepassing van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een bewijsstuk van de huurovereenkomst moet worden overgelegd. Het enkel overleggen van adresgegevens van de gestelde huurder volstaat niet. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en stelde vast dat de betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk blijft voor de opgelegde sanctie van € 113,-. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste bewijsvoering bij het ontkennen van aansprakelijkheid door de kentekenhouder.

Uitspraak

WAHV 200.210.239
9 november 2018
CJIB 187330574
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 26 augustus 2016
betreffende
[betrokkene] S.A. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] (Frankrijk).

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 113,- opgelegd ter zake van “Overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 15 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 1 februari 2015 om 12.34 uur op de trajectcontrole A13 Rotterdam rechts te Rotterdam met het voertuig met het kenteken [YY-000-YY] .
2. De betrokkene voert aan dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd aan [B] , van wie de betrokkene nadere (adres)gegevens heeft overgelegd en naar wie de betrokkene verwijst.
3. Artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken was ingeschreven in het kentekenregister ten tijde van de gedraging.
4. Artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv luidt - voor zover hier van belang - als volgt: “De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel
5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was”.
5. In zijn arrest van 4 mei 1993 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:1993:ZC9348) heeft de Hoge Raad met betrekking hiertoe overwogen dat de wetgever klaarblijkelijk heeft beoogd de verhuurder op wiens naam het kenteken staat bij uitzondering en slechts dan niet op grond van artikel 5 van de Wahv aansprakelijk te doen zijn voor een in dat artikel bedoelde gedraging, indien de verhuurder door overlegging van een van de totstandkoming van de huurovereenkomst opgemaakt bewijsstuk, kan aantonen dat hij ten tijde van de gedraging het motorrijtuig met bedoeld kenteken heeft verhuurd voor ten hoogste de in artikel 8 van de Wahv genoemde periode aan een daarin met name genoemde huurder.
6. Gelet hierop moet voor de toepassing van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv "een van de totstandkoming van de huurovereenkomst opgemaakt bewijsstuk" zijn overgelegd. Dat is hier niet gebeurd. Het enkel overleggen van de (adres)gegevens van de gestelde huurder en van het voertuig volstaat daartoe niet. Overigens is de betrokkene op de achterzijde van de inleidende beschikking in de Franse taal gewezen op hetgeen in artikel 8 aanhef en onder b, van de Wahv is bepaald. Derhalve blijft de betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk voor de aan haar opgelegde sanctie.
7. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal deze beslissing daarom bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.