3.4Artikel 12 onder het kopje ‘afrekening aan het einde van het huwelijk’ van de huwelijkse voorwaarden bevat een finaal verrekenbeding dat luidt:
1. Ingeval het huwelijk wordt ontbonden (daaronder niet begrepen ontbinding na scheiding van tafel en bed) of indien tussen echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, vindt een verrekening plaats, zo dat ieder van de echtgenoten gerechtigd is tot een waarde gelijk aan die, waartoe hij gerechtigd zou zijn geweest indien de wettelijke gemeenschap van goederen tussen hen zou hebben bestaan.
In voormelde verrekening worden echter niet betrokken de goederen en de vruchten daarvan, welke door de echtgenoten ten huwelijk zijn aangebracht of krachtens vererving, legaat of schenking zijn of zullen worden verkregen.
Voorts wordt in voormelde verrekening niet betrokken het totaal van de premies en koopsommen van leven- en ongevallenverzekering welke uitsluitend door een echtgenoot die als begunstigde op de polis staat vermeld, zijn betaald dan wel voor diens rekening zijn gekomen, zulks vermeerderd met het renteverlies ter zake. Met het oog hierop zal het vermogen van een echtgenoot, casu quo diens nalatenschap worden vermeerderd met een bedrag gelijk aan de hiervoor bedoelde premies en koopsommen, vermeerderd met het renteverlies terzake.
2. De verrekening heeft plaats naar de toestand ten tijde van de ontbinding van het huwelijk door overlijden of, ingeval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed, naar de toestand van het instellen van de vordering daartoe.
3. De bij artikel 136 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde beschrijving zal plaats hebben binnen zes maanden na de ontbinding van het huwelijk of de scheiding van tafel en bed.
4. De verrekening heeft plaats doordat de ene partij aan de andere een bedrag uitkeert, zo, dat ieder van hen de helft geniet van het vermogen als omschreven in lid 1, met dien verstande dat aanspraken op al of niet ingegaan pensioen niet in deze verrekening worden betrokken.
5. Voor wat betreft de waardering der goederen, de vorm van de handeling, de personen die tot de verrekening moeten meewerken en de oplossing van zwarigheden, geschiedt deze verrekening op dezelfde wijze als voor de verdeling van een nalatenschap is voorgeschreven.
6. De uitkering moet worden gedaan binnen een jaar nadat de plicht tot verrekening vermeld in lid 1 is ontstaan.
7. Ingeval gewichtige redenen zich verzetten tegen prompte voldoening zullen de echtgenoten een redelijke betalingsregeling- al of niet met zekerheidstelling treffen, waarbij de belangen van beiden in acht genomen worden.
8. Geen verrekening vindt plaats:
a) indien op het tijdstip van ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bed een echtgenoot surséance van betaling heeft of in staat van faillissement verkeert, ofwel verkeerd heeft terwijl het faillissement op andere wijze dan door homologatie van een accoord is geëindigd en de betrokken echtgenoot op grond van de verrekening een vordering op de andere echtgenoot zou verkrijgen;
b) indien bijzondere omstandigheden zich hiertegen verzetten.