ECLI:NL:GHARL:2018:9689

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
200.245.402
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leenovereenkomst met Frans recht en beroep op misleiding, dwaling en misbruik van omstandigheden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep inzake een leenovereenkomst waarbij Frans recht van toepassing is. De appellante, wonende te [A], had in eerste aanleg een vordering ingesteld, maar werd in haar beroep op misleiding, dwaling en misbruik van omstandigheden door de rechtbank verworpen. Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Gelderland van 23 juli 2018, waaruit het verloop van de procedure blijkt. De dagvaarding in hoger beroep dateert van 27 juli 2018.

Tijdens de procedure heeft het hof besloten om een comparitie na aanbrengen te gelasten, met als doel een minnelijke regeling te beproeven. De zitting is gepland op 5 februari 2019, waarbij partijen in persoon samen met hun advocaten moeten verschijnen. Het hof heeft benadrukt dat er geen gelegenheid is om pleitnotities voor te dragen tijdens deze comparitie.

Het hof heeft verder bepaald dat indien een partij nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor moet zorgen dat de raadsheer-commissaris en de wederpartij voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan. Dit arrest is gewezen op 6 november 2018 en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.245.402
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: NL17.13300)
arrest van 6 november 2018
in de zaak van
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres van de vordering,
verweerster op de tegenvordering,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. O. Hammerstein,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [B] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: verweerder op de vordering,
eiser van de tegenvordering,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. O.L.M. Heuts.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
23 juli 2018 dat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 27 juli 2018.
2.2
Partijen hebben opgave gedaan van hun verhinderingen en [appellante] heeft in kopie het volledige procesdossier van de eerste aanleg overgelegd. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

3.De beoordeling van het geschil in hoger beroep

3.1
Het hof ziet aanleiding om een comparitie na aanbrengen te gelasten. Het doel is het beproeven van een minnelijke regeling, maar de zitting kan daarnaast benut worden om inlichtingen in te winnen, de mogelijkheden van mediation te bezien en/of om bewijsvoering of rapportage door deskundigen te bespreken
.Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3.2
Indien partijen
uiterlijk twee wekenna het wijzen van dit arrest de raadsheer-commissaris eenparig verzoeken om van de comparitie af te zien, zal deze geen doorgang vinden en zal een nieuwe roldatum worden bepaald voor memorie van antwoord.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat partijen in persoon samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de hiervoor nog nader aan te wijzen raadsheer-commissaris, lid van dit hof, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op
dinsdag 5 februari 2019om
12.00 uur, voor het hierboven omschreven doel;
bij deze comparitie bestaat geen gelegenheid om pleitnotities voor te dragen;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog een proces-handeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat de raadsheer-commissaris en de wederpartij
uiterlijk twee wekenvoor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, C.G. ter Veer en H.L. Wattel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 november 2018.