ECLI:NL:GHARL:2018:9686

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
200.243.425
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep tegen tussenvonnis; verzoek om tussentijds appel toe te laten buiten beroepstermijn; niet-ontvankelijk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van [appellant] tegen een tussenvonnis van de kantonrechter. Het hof verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter van 18 april 2018 en 12 september 2018. De kantonrechter had in het tussenvonnis van 18 april 2018 een comparitie van partijen bepaald, maar het hof oordeelt dat het vonnis niet als een deelvonnis kan worden aangemerkt. [Appellant] had verzocht om tussentijds hoger beroep, maar dit verzoek werd pas na het verstrijken van de beroepstermijn ingediend. Het hof stelt vast dat op grond van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hoger beroep tegen tussenvonnissen alleen tegelijk met het eindvonnis kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Aangezien het verzoek van [appellant] niet tijdig was, verklaart het hof hem niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Tevens wordt [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordeeld, die aan de zijde van [geïntimeerden] op nihil worden vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.243.425
(zaaknummer rechtbank Gelderland 4930102)
arrest van 6 november 2018
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. H.A. Schenke,
tegen:
[geïntimeerde 1]en
[geïntimeerde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna: [geïntimeerden] ,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 18 april 2018 en 12 september 2018, die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, (verder: de kantonrechter) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 17 juli 2018,
- een akte overlegging productie en een akte uitlating ontvankelijkheid van de zijde van [appellant] .
2.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1
De kantonrechter heeft bij voormeld vonnis van 18 april 2018 uitspraak gedaan. Het dictum van dat vonnis luidt:
De kantonrechter
rechtdoende, alvorens nader te beslissen,
3.1
bepaalt een comparitie van partijen op een nader vast te stellen datum en tijdstip in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4, 6811 CD Arnhem;
3.2
bepaalt dat beide partijen op de zitting aanwezig moeten zijn, waarbij een rechtspersoon vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en
gemachtigd is om inlichtingen te geven en een schikking aan te gaan;
3.3
bepaalt dat partijen uiterlijk op 16 mei 2018 per brief hun verhinderdagen en de verhinderdagen van hun eventuele gemachtigden in de periode van vier maanden te rekenen
vanaf deze datum kunnen opgeven, waarna dag en tijdstip van de comparitie worden bepaald;
3.4
bepaalt dat de kantonrechter, indien een partij niet dan wel niet tijdig de verhinderdata opgeeft, de datum en het tijdstip van de comparitie zelfstandig vaststelt;
3.5
bepaalt dat de datum en het tijdstip van de comparitie na vaststelling ervan in
beginsel niet meer worden gewijzigd;
3.6
houdt verder iedere beslissing aan.
(…)
3.2
Bij brief van 27 juli 2018 heeft [appellant] de kantonrechter verzocht hem toe te staan tussentijds hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 18 april 2018.
Bij voormeld vonnis van 12 september 2018 heeft de kantonrechter dit verzoek toegewezen en voor het overige iedere beslissing aangehouden.
3.3
[appellant] is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de ontvankelijkheid van het tussentijds hoger beroep. Hij heeft aangevoerd dat het verzoek aan de kantonrechter hem toe te staan tussentijds hoger beroep in te stellen ten overvloede is gedaan, omdat sprake is van een deelvonnis. Volgens [appellant] is in het dictum van het vonnis materieel gedeeltelijk eindvonnis gewezen en is voor het overige sprake van een tussenvonnis, zodat grieven kunnen worden aangevoerd tegen de eindbeslissingen vervat in het tussenvonnis.
3.4
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van tussenvonnissen (anders dan de vonnissen genoemd in artikel 337 lid 1 Rv) slechts hoger beroep kan worden ingesteld tegelijk met dat van het eindvonnis, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Deze regel geldt niet voor een deelvonnis, namelijk een vonnis waarin in het dictum met betrekking tot enig deel van het gevorderde in de hoofdzaak een einde aan het geding wordt gemaakt. Daarvan is in dit geval geen sprake: met het dictum van het bestreden vonnis wordt geen einde aan het geding gemaakt omtrent enig deel van het ten gronde gevorderde. Dat de overwegingen van dit vonnis wellicht bindende eindbeslissingen bevatten, maakt dit niet anders. Het vonnis moet daarom worden aangemerkt als een tussenvonnis, waarvan slechts tegelijk met het eindvonnis hoger beroep kan worden ingesteld. Weliswaar heeft de kantonrechter (alsnog) hoger beroep tegen het bestreden vonnis opengesteld, maar het daartoe strekkende verzoek van [appellant] is eerst bij brief van 27 juli 2018 en daarmee – na het verstrijken van de beroepstermijn van drie maanden op 18 juli 2018 – niet tijdig gedaan.
3.5
Het hof zal [appellant] daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep van voormeld vonnis. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. Deze kosten worden aan de zijde van [geïntimeerden] . vastgesteld op nihil.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] . begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 november 2018.