ECLI:NL:GHARL:2018:9563

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
21-004497-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van winkeldiefstal in vereniging met nauwe en bewuste samenwerking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in Nederland, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 200 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week voor diefstal door twee of meer verenigde personen. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 19 oktober 2018, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd.

De tenlastelegging betrof een winkeldiefstal op 5 april 2017 in Veenendaal, waarbij de verdachte samen met anderen kleding heeft weggenomen uit een winkel. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, ondersteund door getuigenverklaringen en bewijsstukken. De verdachte werd herkend door getuigen en er was bewijs van een overdracht van gestolen goederen tussen de medeverdachten.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en het feit dat de verdachte en zijn mededaders professioneel te werk zijn gegaan. Het hof heeft ook rekening gehouden met de waarde van de gestolen goederen en de strafverzwarende omstandigheden, zoals het samenwerkingsverband tussen meerdere personen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004497-17
Uitspraak d.d.: 2 november 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 2 augustus 2017 met parketnummer 16-065654-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1988] ,
wonende te [woonplaats] ( [geboorteland] ), [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman, mr. P.D. Popescu, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij het vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 200,-- en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, ter zake van:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 april 2017 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van de getuigenverklaringen niet overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
De verklaring van getuige [getuige 1] , de verklaring van getuige [getuige 2] en de bij die verklaring gevoegde foto’s en het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de daarbij gevoegde foto’s, dienen te worden bezien in onderlinge samenhang. Daaruit volgt dan dat de verdachte de man is die door getuige [getuige 2] wordt aangeduid als ‘man 2’ en dat medeverdachte [medeverdachte] de man is die door getuige [getuige 2] wordt aangeduid als ‘man 4’ en door getuige [getuige 1] als ‘man 2’. Uit die verklaringen volgt verder dat de verdachte zich bevindt in het gezelschap van dan wel contact heeft met (tenminste) twee andere mannen. Getuige [getuige 1] heeft gezien dat tussen medeverdachte [medeverdachte] en een andere man een overdracht plaatsvindt, voorafgaand aan de onderhavige winkeldiefstal bij [bedrijf] .
Getuige [getuige 2] heeft gezien dat de verdachte en een andere man [bedrijf] binnen lopen zonder tas, kort contact hebben met een derde man vooraan in de winkel (waar volgens de aangifte de weggenomen goederen lagen), en 30 seconden later de winkel uit lopen met een volle tas. De verdachte droeg die tas op dat moment.
Kort daarna wordt een soortgelijke tas aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte] , waarin kledingstukken worden aangetroffen die zijn gestolen bij [bedrijf] . Een deel van de kleding was nog voorzien van een beveiligingsplaatje.
Gelet op het contact tussen de verdachte en de andere mannen en het feit dat al eerder een overdracht is waargenomen tussen medeverdachte [medeverdachte] en één van de andere mannen, acht de politierechter bewezen dat de tas die bij medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen, dezelfde tas is als de tas die door de verdachte werd meegenomen uit [bedrijf] .
Uit de getuigenverklaringen en de foto’s blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere mannen.
Op grond van het voorgaande acht het hof met de politierechter bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal in vereniging met anderen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks5 april 2017 te Veenendaal tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid kleding,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 200,-- subsidiair 4 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met zijn mededaders voor in totaal € 918,15 aan kleding gestolen. Daarbij is gecoördineerd samengewerkt en is gebruik gemaakt van een geprepareerde tas en jas. De verdachte en zijn mededaders hebben hun belang van puur financieel gewin boven de belangen gesteld van de degenen die zij schade berokkend hebben.
Op basis van de rechterlijke oriëntatiepunten wordt voor een eenvoudige winkeldiefstal door een first offender in beginsel een geldboete van € 200,-- opgelegd. Er is evenwel sprake van een aantal strafverzwarende omstandigheden. In strafverzwarende zin neemt het hof mee dat er sprake is van een samenwerkingsverband tussen ten minste vier personen en dat sprake is geweest van een grondig vooropgezet plan. Bij de uitvoering van dat plan is men professioneel te werk gegaan door onder meer het gebruik van een geprepareerde tas en jas. Ook in de waarde van de weggenomen goederen ziet het hof aanleiding om een hogere straf op te leggen dan is aangewezen in de oriëntatiepunten.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2018 blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
Het hof is van oordeel dat met de in eerste aanleg opgelegde en met de door de AG gevorderde straf niet kan worden volstaan. Het hof zal aan de verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.W.P. Soons, griffier,
en op 2 november 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.B.T.G. Steeghs is buiten staat
dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 2 november 2018.
Tegenwoordig:
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
B.J. Berendsen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.