Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellante],
[appellanten] c.s.,
Actium,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
In enquête zijn vier getuigen gehoord, te weten [appellant] , [appellante] , [B] , de grootmoeder van [appellante] en [C] , de moeder van [appellante] .
In contra-enquête zijn twee getuigen gehoord, [D] en [E] , beiden werkzaam bij Woonborg.
- een memorie na enquête (met producties) door [appellanten] c.s.
- een antwoordmemorie na enquête (met producties) door Actium;
- een akte producties door [appellanten] c.s.
2.Verder over de grieven
Het hof overweegt verder dat de bewijslast dat [appellanten] c.s. geen positieve maar een negatieve verhuurdersverklaring hebben ontvangen op Actium rust. Dat betekent dat, anders dan partijen menen, op de getuigenverklaringen van [appellante] en [appellant] de beperking van artikel 164 lid 2 Rv niet van toepassing is; hun verklaringen zijn immers geen verklaringen over door hen te bewijzen feiten in de zin van die bepaling.
“Ik weet dat mijn vrouw een verhuurdersverklaring heeft opgehaald bij Woonborg, samen met haar oma. Ze gingen met de auto van haar moeder. Ik had onze auto nodig, omdat ik daarmee naar Assen moest gaan die dag. U moet weten dat ik vrijwilliger ben bij [F] . Die dag, het betrof 2 april 2013, had ik voor [F] een training in Assen.
“Op 2 april 2013 ben ik met de auto van mijn moeder naar Woonborg gereden. Mijn oma was mee. Zij was meegekomen met mijn moeder, die bij ons thuis op de kinderen paste. Mijn man was die dag bij [F] in Assen voor een cursus, hij had onze auto mee. Vandaar dat ik de auto van mijn moeder nodig had.
“Ik heb in het verleden een schriftelijke verklaring opgesteld. U houdt mij een schriftelijke verklaring voor en vertelt dat dat productie 19 is bij de conclusie van antwoord. Dat is de verklaring die ik heb opgesteld. Ik herken mijn handschrift en de handtekening onder de verklaring. Ik heb de verklaring doorgelezen. Het klopt wat ik in die verklaring heb geschreven. Ik blijf daarbij.
“Ik ben verhuurmakelaar bij Woonborg. Dat was ik ook in 2013 al.
“Ik ben sinds 2006 als wijkbeheerder/woonconsulent werkzaam bij Woonborg. Ik werk vanaf 1989 bij Woonborg.
De verklaringen van de aan de zijde van Actium gehoorde getuigen komen erop neer dat één verklaring is afgegeven, een negatieve. Die verklaring is door [D] opgesteld nadat zij informatie had ingewonnen bij onder andere [E] . Die negatieve verklaring is gescand en opgenomen in het archief van Woonborg.
“De huur van de [a-straat] 86 te [A] wordt voldaan door de GKB.De familie staat onder bewindvoering GKB.De huurbetaling gaat op dit adres goed.Op het vorige adres [b-straat] 9 [H] is wel sprake geweest van huurachterstand is opgelost.Er staat nog wel een vordering open van € 372,35 mutatiekosten van de [b-straat] 9 waar de familie het niet mee eens is en niet voldoen. Dit hebben ze ook aan de bewindvoerder gemeld.Huurachterstand nu niet/wel geweest + vordering mutatiekosten.[E]heeft ook nog wat te melden.”
3 april 2013 is gescand en is opgenomen in het archief van Woonborg. Dat volgt uit de overgelegde informatie over de mutaties in het (digitale) dossier van [appellanten] c.s. bij Woonborg, in combinatie met de toelichting van [E] op deze informatie (aangehaald in r.o. 2.12 en 2.13 van het tussenarrest). [appellanten] c.s. hebben deze informatie onvoldoende weersproken.
Nadat [appellanten] c.s. op 1 april 2013 om een verhuurdersverklaring hadden gevraagd, heeft [D] (het betreft haar handschrift) een op 2 april 2013 gedateerde positieve verklaring gereed gemaakt. [appellante] heeft deze verklaring in de morgen van 2 april 2013 opgehaald (volgens [appellante] om 9:15 uur). Daarna heeft [D] informatie ingewonnen over het huurdersgedrag van [appellanten] c.s. Op basis van deze informatie heeft zij de in kopie achtergebleven positieve verklaring nog diezelfde dag aangepast (door enkele kruisjes op een nadere plaats te zetten) en aangevuld, waardoor de positieve verklaring een negatieve verklaring werd. Deze negatieve verklaring is vervolgens op 3 april 2013 gescand en gearchiveerd.
Na een telefonisch verzoek van [appellanten] c.s. is [D] in de morgen van 2 april 2013 bezig gegaan met het gereedmaken van een verhuurdersverklaring voor [appellanten] c.s. Zij heeft daartoe informatie ingewonnen bij haar collega’s [G] (over het betalingsgedrag van [appellanten] c.s.) en [E] (over eventuele overlast). Van [G] heeft zij deze informatie in de vroege middag van 2 april 2013 ontvangen. Op basis van de informatie heeft zij een negatieve verklaring opgesteld en gedateerd op 2 april 2013. Zij heeft de verklaring gereed gelegd voor [appellanten] c.s., die de verklaring later - wanneer precies is onduidelijk - hebben opgehaald. Een kopie van deze verklaring heeft zij op 3 april 2013 gescand.
2 april 2013 (eerder had zij niet alle noodzakelijke informatie) - de verklaring had gereedgemaakt, dus of nog op 2 april 2013 (ondanks het feit dat het kantoor van Woonborg toen niet officieel geopend was voor derden) of op 3 april 2013, toen de verklaring ook werd gescand.
Nu [appellanten] c.s. geen verklaring hebben gegeven voor het feit dat aan hen een negatieve verklaring is afgegeven, maar zij een positieve verklaring hebben ingeleverd, moet het ervoor worden gehouden dat zij de aan hen verstrekte verklaring hebben vervalst. Bij die stand van zaken heeft Actium zich terecht - en ongeacht of Woonborg terecht of ten onrechte een negatieve verklaring heeft afgegeven - op dwaling beroepen. [appellanten] c.s. hebben Actium door een vervalste verhuurdersverklaring af te geven onjuist geïnformeerd over voor Actium bij het aangaan van de huurovereenkomst relevante informatie, te weten de visie van de vorige verhuurder over het huurdersgedrag van [appellanten] c.s. Het hof acht aannemelijk dat Actium indien zij de juiste verhuurdersverklaring zou hebben ontvangen van [appellanten] c.s. geen huurovereenkomst met [appellanten] c.s. zou zijn aangegaan, in ieder geval niet zonder nader onderzoek. Gelet op de inhoud van de verklaring is aannemelijk dat Actium bij een nader onderzoek contact hebben gezocht met [E] , die van mening was dat [appellanten] c.s. overlast hadden veroorzaakt. Actium heeft voldoende onderbouwd dat zij in dat geval de overeenkomst niet zou zijn aangegaan.
3.De beslissingHet hof, rechtdoende in hoger beroep:bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
€ 2.682,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;