ECLI:NL:GHARL:2018:945

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
200.163.352/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijswaardering en vervalsing van verhuurdersverklaring in huurovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen appellanten, [appellant] en [appellante], en Stichting Actium. De kern van de zaak betreft de bewijswaardering van een verhuurdersverklaring die door appellanten is ingediend bij Actium. Appellanten stelden dat zij een positieve verhuurdersverklaring hadden ontvangen van hun vorige verhuurder, Woonborg, terwijl Actium betwistte dat deze verklaring authentiek was en stelde dat appellanten een negatieve verhuurdersverklaring hadden ontvangen. Het hof heeft vastgesteld dat appellanten niet zijn geslaagd in het leveren van tegenbewijs en heeft geoordeeld dat de negatieve verhuurdersverklaring daadwerkelijk is afgegeven. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de huurovereenkomst met Actium is vernietigd op basis van dwaling, aangezien appellanten Actium onjuist hebben geïnformeerd door een vervalste verhuurdersverklaring in te leveren. De getuigenverklaringen van de zijde van appellanten en Actium stonden lijnrecht tegenover elkaar, maar het hof heeft de verklaringen van de getuigen van Actium als betrouwbaarder beoordeeld. De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van appellanten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.163.352/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 2883524\ CV EXPL 14-1429)
arrest van 30 januari 2018
in de zaak van

1.[appellant] ,

wonende te [A] ,
hierna: [appellant] ,
2. [appellante] ,
wonende te [A] ,
hierna:
[appellante],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. J.M. Jansen, kantoorhoudend te Roden,
tegen
Stichting Actium,
gevestigd te Assen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Actium,
advocaat: mr. A.J. Klok, kantoorhoudend te Groningen.
Het hof neemt het arrest van 27 december 2016 hier over.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
In genoemd arrest heeft het hof [appellanten] c.s. in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren.
In enquête zijn vier getuigen gehoord, te weten [appellant] , [appellante] , [B] , de grootmoeder van [appellante] en [C] , de moeder van [appellante] .
In contra-enquête zijn twee getuigen gehoord, [D] en [E] , beiden werkzaam bij Woonborg.
1.2
Vervolgens zijn de volgende processtukken genomen:
- een memorie na enquête (met producties) door [appellanten] c.s.
- een antwoordmemorie na enquête (met producties) door Actium;
- een akte producties door [appellanten] c.s.
1.3
Ten slotte hebben partijen de niet eerder overgelegde stukken overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.Verder over de grieven

2.1
In genoemd tussenarrest heeft het hof overwogen dat Actium voorshands heeft bewezen dat [appellanten] c.s. geen positieve maar een negatieve verhuurdersverklaring hebben ontvangen en deze verklaring dus (moeten) hebben gemanipuleerd. Het hof heeft [appellanten] c.s. toegelaten tegenbewijs te leveren tegen het voorshands bewezen geachte feit dat [appellanten] c.s. een negatieve verhuurdersverklaring van Woonborg hebben ontvangen.
2.2
Het hof stelt bij het antwoord op de vraag of [appellanten] c.s. dit tegenbewijs hebben geleverd voorop dat voor het leveren van tegenbewijs voldoende is dat het voorhanden bewijs wordt ontzenuwd, in die zin dat de overtuiging die ervan uitgaat aan het wankelen is gebracht. Bij het antwoord op de vraag of dat het geval is, dienen niet alleen de verklaringen van de door [appellanten] c.s., maar ook die van de door Actium voorgebrachte getuigen in aanmerking te worden genomen.
Het hof overweegt verder dat de bewijslast dat [appellanten] c.s. geen positieve maar een negatieve verhuurdersverklaring hebben ontvangen op Actium rust. Dat betekent dat, anders dan partijen menen, op de getuigenverklaringen van [appellante] en [appellant] de beperking van artikel 164 lid 2 Rv niet van toepassing is; hun verklaringen zijn immers geen verklaringen over door hen te bewijzen feiten in de zin van die bepaling.
2.3
De aan de zijde van [appellanten] c.s. gehoorde getuigen hebben het volgende verklaard.
2.3.1
[appellant] :
“Ik weet dat mijn vrouw een verhuurdersverklaring heeft opgehaald bij Woonborg, samen met haar oma. Ze gingen met de auto van haar moeder. Ik had onze auto nodig, omdat ik daarmee naar Assen moest gaan die dag. U moet weten dat ik vrijwilliger ben bij [F] . Die dag, het betrof 2 april 2013, had ik voor [F] een training in Assen.
Nadat ik thuiskwam op de bewuste dag, heb ik de verklaring vluchtig gezien. U houdt mij een verhuurdersverklaring voor en zegt mij dat dat productie 15 bij de conclusie van antwoord is. Ik herken die verklaring als de verklaring die wij van Woonborg hebben ontvangen. Er staat onder andere op dat wij geen overlast hebben veroorzaakt en de huur tijdig hebben betaald. Op deze verklaring staat verder geen toelichting.
U houdt mij ook een andere verhuurdersverklaring voor en zegt mij dat dat productie 18 bij de conclusie van antwoord is. Die verklaring ken ik niet en hebben wij in elk geval niet ontvangen van Woonborg. Op die verklaring staan de kruisjes anders. Zo is er aangekruist dat wij wel overlast hebben veroorzaakt en dat er in het verleden een huurschuld is geweest. Ook staat er een toelichting op deze verklaring.
De verklaring die wij hadden ontvangen, gaf geen reden tot paniek. Niet bij mij en niet bij mijn vrouw. Dat wij deze verklaring hadden ontvangen, verbaasde me niet. We hadden altijd goed gehuurd.
Mijn vrouw doet bij ons de administratie. Zij heeft de verklaring opgeborgen bij de administratie. Die heeft daar ongeveer drie weken gelegen, totdat we een afspraak hadden bij Actium. De avond voor die afspraak heeft mijn vrouw de papieren die we nodig hadden voor de afspraak bij elkaar gezocht, en dus ook de verklaring. Zij heeft de verklaring ook nog ingescand. De volgende ochtend ben ik met mijn vrouw naar Actium gegaan en daar hebben we de klaargelegde papieren, waaronder de verhuurdersverklaring die wij hadden ontvangen, ingeleverd. Dat was de positieve verklaring. Die andere verklaring hadden wij niet. Wij hebben die andere verklaring ook niet ontvangen of gewijzigd, zodat het een positieve verklaring werd.
Op vragen van mr. Jansen antwoord ik:
Toen ik in Assen was en mijn vrouw en haar oma naar Woonborg gingen, was mijn schoonmoeder bij ons thuis om op de kinderen te passen.
Ik was erbij toen mijn vrouw de dag voordat ze de verklaring ging ophalen belde met Woonborg. Ik hoorde dat de persoon met wie zij sprak een vrouw was en ik begreep dat het geen probleem was om de verklaring de dag daarop te komen ophalen. De naam van de persoon met wie mijn vrouw toen heeft gesproken, weet ik niet. Ik heb toen niet van mijn vrouw begrepen dat er iets bijzonders was met de af te geven verklaring, of dat er problemen mee zouden zijn.
Op vragen van mr. Berghuis antwoord ik:
Mijn vrouw heeft alleen de verhuurdersverklaring ingescand, niet de andere documenten die door ons zijn ingeleverd bij Actium. De andere documenten stonden al op de computer. Mijn vrouw was vergeten om de verklaring meteen in te scannen nadat zij die had ontvangen. Normaal gesproken scant zij belangrijke stukken die zij heeft ontvangen meteen in.
Wij hebben de van Woonborg ontvangen verhuurdersverklaring niet alleen niet zelf gewijzigd, maar ook niet laten wijzigen.”
2.3.2
[appellante] :
“Op 2 april 2013 ben ik met de auto van mijn moeder naar Woonborg gereden. Mijn oma was mee. Zij was meegekomen met mijn moeder, die bij ons thuis op de kinderen paste. Mijn man was die dag bij [F] in Assen voor een cursus, hij had onze auto mee. Vandaar dat ik de auto van mijn moeder nodig had.
We waren er ongeveer om 9:15 uur. Mijn oma bleef in de auto zitten. Ik meldde mij bij de balie, waar een man zat. Hij gaf mij de verhuurdersverklaring die al klaarlag. Op 1 april 2013, een dag eerder dus, had ik namelijk al gebeld met Woonborg met de vraag of ik een verhuurdersverklaring kon krijgen. Dat was geen probleem. De verklaring zou worden klaargelegd. Er werd niet gezegd wat de inhoud van de verklaring zou worden.
Toen ik de verklaring had gekregen, heb ik die meteen gelezen. Ik schrok niet van de inhoud ervan, want het was een positieve verklaring. Dat verbaasde me niet. Wat in de verklaring stond was de waarheid.
U laat mij een verhuurdersverklaring zien en zegt mij dat dat productie 15 bij de conclusie van antwoord is. Dat is de verklaring die ik heb ontvangen. U laat mij ook een andere verklaring zien en zegt mij dat dat productie 18 bij de conclusie van antwoord is. Ik zie al van een afstand dat dat niet de verklaring is die ik heb ontvangen. Op de verklaring die u mij als laatste laat zien staat namelijk een handgeschreven opmerking en die stond niet op de verklaring die ik op 2 april 2013 van Woonborg had ontvangen.
Toen ik met de verklaring in de auto stapte, heb ik die meteen aan mijn oma laten zien. Daarna heb ik die opgevouwen en in mijn tas gedaan. Toen we thuiskwamen, heb ik hem ook aan mijn moeder laten zien en later nog aan mijn man, toen mijn man thuiskwam van de cursus. Vervolgens heb ik de verklaring opgeborgen.
Op 24 april 2013 moesten we naar Actium. De dag daarvoor heb ik de verklaring ingescand op de computer. Ik heb dat gedaan omdat we de originele verklaring bij Actium moesten inleveren. Sinds wij bij de GKB zijn, scan ik alle officiële stukken die ik in moet inleveren in, omdat ik die stukken ook vaak bij de GKB moet inleveren.
Op 24 april 2013 zijn mijn man en ik naar Actium gegaan. De kinderen zijn met ons meegegaan. We hebben de stukken, waaronder de van Woonborg ontvangen verhuurdersverklaring, toen bij Actium ingeleverd. Ik heb de verklaring niet gewijzigd, een ander heeft de verklaring ook niet gewijzigd. De verklaring is zo ingeleverd als ik die had ontvangen.
Op vragen van mr. Jansen antwoord ik:
De naam van de man achter de balie weet ik niet. Ik weet wel dat wanneer ik wel eens belde naar Woonborg deze man de telefoon opnam. Ik herkende zijn stem. Toen ik op 1 april 2013 met Woonborg belde om een verhuurdersverklaring te ontvangen, nam er een vrouw op. Met haar heb ik toen besproken dat de verhuurdersverklaring zou worden klaargelegd.
Op een vraag van mr. Berghuis waarom ik de verhuurdersverklaring meteen aan mijn oma liet zien, antwoord ik dat ik daarover niet had nagedacht. Ik heb dat min of meer automatisch gedaan. Dat gaat zo bij ons, dat je als je iets ontvangt je dat ook aan oma laat zien als zij erbij is. Zo’n papier is geen geheim, waarom zou je het niet laten zien?
Op een vraag van mr. Berghuis waarom ik alleen de verhuurdersverklaring heb ingescand, antwoord ik dat de uitkeringsspecificatie die wij ook moesten inleveren al bij de GKB bekend was. Die hoefde ik dus niet in te scannen voor de GKB. Daarnaast moesten we een kopie van de ID-kaart inleveren. Die kaart hebben we natuurlijk zelf. Verder moesten we nog een zogenaamde IB-60 verklaring inleveren. Die verklaring kwam ook van de GKB vandaan. U moet weten dat wij onder bewind staan van de GKB. Wij krijgen zelf geen post. Ik had de verklaring pas de dag voor de afspraak met Actium ingescand omdat ik toen de afspraak ging voorbereiden. Bij dat voorbereiden bemerkte ik dat ik de verklaring nog niet had ingescand. Dat was erbij ingeschoten op de dag dat ik de verklaring had ontvangen.”
2.3.3
Mevrouw [B] (de oma van [appellante] ):
“Ik ben de oma van mevrouw [appellante] . Ik heb in de procedure al een schriftelijke verklaring afgelegd. U toont mij productie 19 bij de conclusie van antwoord. Dat is inderdaad mijn schriftelijke verklaring. Ik herken het handschrift. Wat er in die verklaring staat is waar.
Ik was erbij toen mijn kleindochter de verhuurdersverklaring ophaalde bij Woonborg. Ik ben met haar in de auto van mijn dochter naar Woonborg gereden. Mijn kleindochter is het kantoor van Woonborg binnengegaan, ik bleef in de auto zitten. Toen zij terug kwam en ingestapt was, liet ze mij de verklaring lezen die ze had ontvangen. Daarna vouwde ze de verklaring op en stopte ze die in haar tas.
U toont mij productie 15 bij conclusie van antwoord. Dat is de verklaring die mijn kleindochter heeft ontvangen. Ik weet dat er in de procedure ook sprake is van een andere verklaring. Op die verklaring staat handgeschreven tekst onderaan die verklaring. U toont mij productie 18 bij conclusie van antwoord. Dat is inderdaad de andere verklaring waarop ik doel. Die andere verklaring heeft mijn kleindochter niet ontvangen van Woonborg. Zij kreeg een verklaring zonder handgeschreven tekst aan de onderzijde van de verklaring.
Mijn kleindochter was niet in paniek toen ze de verklaring had ontvangen. Ik merkte niets aan haar.
Mijn dochter was bij mijn kleindochter thuis toen mijn kleindochter en ik op pad waren. De man van mijn kleindochter was er die dag niet. Toen mijn kleindochter en ik in het huis van mijn kleindochter aankwamen, liet mijn kleindochter de verklaring aan haar moeder, mijn dochter dus, lezen. Wat er daarna met de verklaring is gebeurd, weet ik niet.”
2.3.4
Mevrouw [C] (de moeder van [appellante] ):
“Ik heb in het verleden een schriftelijke verklaring opgesteld. U houdt mij een schriftelijke verklaring voor en vertelt dat dat productie 19 is bij de conclusie van antwoord. Dat is de verklaring die ik heb opgesteld. Ik herken mijn handschrift en de handtekening onder de verklaring. Ik heb de verklaring doorgelezen. Het klopt wat ik in die verklaring heb geschreven. Ik blijf daarbij.
U wijst mij erop dat er geen datum op de verklaring staat en u vraagt mij wanneer ik de verklaring heb geschreven. Ik weet dat niet meer, het was in elk geval wel nadat de problemen over de verhuurdersverklaring waren ontstaan.
Op uw vragen over mijn verklaring merk ik op dat mijn dochter en mijn moeder de verhuurdersverklaring hebben opgehaald bij Woonborg. Ik was daar zelf niet bij, ik paste op de kleinkinderen. Mijn moeder en mijn dochter zijn met mijn auto naar Woonborg toe gegaan. Ze kwamen terug met de verhuurdersverklaring. Mijn dochter liet die verhuurdersverklaring aan mij zien. Ik heb hem bekeken, maar niet doorgelezen. Ik zag wel dat deze positief was. Er is toen niet over de verklaring gesproken.
U houdt mij twee verhuurdersverklaringen voor die zich in het dossier bevinden, productie 15 en 18 bij conclusie van antwoord. De eerste verklaring - u zegt mij dat dat productie 15 is - is de verklaring die mijn dochter heeft meegekregen van Woonborg en die ik heb gezien. Ik weet dat omdat op de tweede verklaring - u zegt mij dat dat productie 18 is - onderaan enkele handgeschreven regels staan. Die stonden niet op de verklaring die mijn dochter mij liet zien.
In mijn schriftelijke verklaring maak ik melding van een telefoongesprek met dhr. [E] . U vraagt mij naar de reden van dit gesprek. U moet weten dat mijn dochter en haar partner veel overlast hadden van hun buren, geluidsoverlast en agressie. Ik heb daar dhr. [E] enkele keren over gebeld. Tijdens één van die gesprekken heeft hij gezegd dat mijn dochter en haar partner geen overlast veroorzaakten. Toen dat gesprek plaatsvond, woonden mijn dochter en haar partner nog in de woning van Woonborg. Ik weet niet of dat telefoongesprek plaatsvond voor of na dat de verhuurdersverklaring was afgegeven.
Op een vraag van mr. Jansen antwoord ik dat de partner van mijn dochter niet thuis was op de dag dat zij de verhuurdersverklaring ging ophalen. Hij was toen naar een bijeenkomst van [F] .”
2.4
De aan de zijde van Actium gehoorde getuigen hebben het volgende verklaard.
2.4.1
Mevrouw [D] (medewerker van Woonborg):
“Ik ben verhuurmakelaar bij Woonborg. Dat was ik ook in 2013 al.
U houdt mij productie 10 bij de inleidende dagvaarding voor. Dat is een e-mailbericht van mij aan dhr. Berghuis. Dat bericht is door mij geschreven op 26 november 2013. Wat er in dat e-mailbericht staat, klopt. Dat is de waarheid.
Ik heb de verhuurdersverklaring waar het in deze zaak om draait opgesteld. Ik geef gemiddeld 5 verhuurdersverklaringen per week af. Ik weet dus niet meer hoe het verzoek om deze verklaring af te geven destijds bij mij is terecht gekomen. Als ik zo’n verzoek krijg, kijk ik - en dat is de vaste procedure bij ons - altijd in het dossier van de huurder. Als daar aantekeningen in staan, neem ik contact op met de desbetreffende afdeling. Dat was in dit geval zo en daarom heb ik contact opgenomen met de afdelingen incasso en overlast. Ik kan mij niet meer herinneren wie ik van de afdeling incasso heb gesproken, maar ik neem aan dat dat mijn collega [G] is geweest. Zij werkte toen als enige bij die afdeling, nu trouwens nog. Over de overlast heb ik contact gehad met [E] . Ik weet nu niet meer welke informatie zij mij toen hebben gegeven. Aan de hand van de informatie die ik krijg, vul ik vervolgens de verhuurdersverklaring in en zo is dat hier ook gegaan.
U houdt mij twee verhuurdersverklaringen voor die zich in het dossier bevinden, als productie 15 en 18 bij de conclusie van antwoord. Ik heb de tweede verklaring afgegeven, de als productie 18 overgelegde verklaring. Het handschrift op deze verklaring herken ik als mijn handschrift en de handtekening herken ik als mijn handtekening. Dat geldt trouwens ook van het handschrift op de andere verhuurdersverklaring, maar op die andere verhuurdersverklaring ontbreken enkele handgeschreven regels. Als er, zoals hier, wat te melden is over overlast en/of betaalgedrag wordt op de verhuurdersverklaring altijd een korte toelichting vermeld, handgeschreven en op de plaats die daarvoor op de verklaring is aangegeven, onderaan de verklaring.
Wij geven altijd maar één verhuurdersverklaring af. Die verklaring wordt gescand. Het originele exemplaar wordt meegegeven aan de huurder, het gescande exemplaar wordt opgeborgen in het dossier van de huurder. De tweede verklaring die u mij hebt laten zien, overgelegd als productie 18, zit in het huurdersdossier. Ik weet dat laatste omdat mijn collega [E] , die straks een verklaring gaat afleggen, mij dat net hier op de gang liet zien.
Op vragen van mr. Jansen antwoord ik als volgt:
Ik kan mij niet herinneren of er op 1 april 2013 door dhr. [appellant] met mij is gebeld met het verzoek een verhuurdersverklaring af te geven.
Ik kan mij ook niet herinneren of ik zelf de verklaring heb overhandigd aan dhr. [appellant] of aan mevr. [appellante] .
Volgens mij waren de openingstijden op 2 april 2013 van 9.00 uur tot 16.00 uur. Als 2 april 2013 op een vrijdag viel waren de openingstijden van 9.00 uur tot 12.00 uur. Van maandag tot en met donderdag was Woonborg dus open van 9.00 uur tot 16.00 uur.
Op een vraag van mr. Berghuis antwoord ik:
Meestal wordt er gebeld als een huurder een verhuurdersverklaring wil ontvangen. Als er wordt gebeld, wordt nog niet meteen aangegeven of het een positieve of een negatieve verklaring wordt. Daar moet eerst onderzoek naar worden gedaan. De huurder krijgt in elk geval een verklaring, of positief of negatief.”
2.4.2
De heer [E] (medewerker van Woonborg):
“Ik ben sinds 2006 als wijkbeheerder/woonconsulent werkzaam bij Woonborg. Ik werk vanaf 1989 bij Woonborg.
Op 18 november 2013 heb ik een e-mail geschreven bestemd voor mr. Berghuis over de kwestie waar het in deze zaak om gaat. U toont mij een e-mail van 18 november 2013, productie 10 bij de inleidende dagvaarding. Dat is de e-mail die ik bedoel. Voorafgaand aan dit verhoor heb ik het dossier doorgenomen en ook de desbetreffende e-mail gelezen. Ik blijf bij wat er in die e-mail staat. Dat is de waarheid.
De kern van de e-mail, en daar sta ik dus volledig achter, is dat er in april 2013 een negatieve verhuurdersverklaring door Woonborg is afgegeven. Als er een verhuurdersverklaring wordt afgegeven, is het gebruikelijk dat degene die de verklaring afgeeft contact opneemt met de afdelingen incasso en overlast. In dat verband is er ook voor deze verklaring contact met mij opgenomen, omdat ik bij de afdeling overlast zat. Ik heb toen aangegeven - volgens mij aan [D] - dat er sprake was van overlast en dat de nieuwe verhuurder voor verdere vragen contact kon opnemen met mij.
Bij het afgeven van de verklaring ben ik verder niet betrokken geweest ik heb informatie verstrekt en die wordt vervolgens in de verklaring verwerkt. Ik heb de verklaring niet gezien voordat deze werd afgegeven. Ik denk dat ik de verklaring voor het eerst heb gezien toen er een geschil ontstond tussen [appellant] en [appellante] enerzijds en Actium anderzijds. Ik ben toen gaan uitzoeken wat er was gebeurd rond de afgifte van de verklaring. Daartoe heb ik onder meer het dossier van [appellant] en [appellante] doorgenomen. In dat dossier trof ik toen een negatieve verhuurdersverklaring aan. U toont mij twee verhuurdersverklaringen die zich in het dossier bevinden, productie 15 en productie 18. De tweede verklaring, overgelegd als productie 18, is de verklaring die is afgegeven. Die verklaring zit in het huurdersdossier.
Wanneer een verhuurdersverklaring wordt afgegeven, wordt deze verklaring gescand. De huurder krijgt de originele verklaring mee, het gescande exemplaar gaat in het dossier.
Wat ik op 18 november 2013 heb geschreven, is de neerslag van het onderzoek dat ik heb gedaan naar de gang van zaken rond de afgifte van deze verklaring. Bij de afgifte van de verhuurdersverklaring zelf, ben ik alleen betrokken geweest waar het betreft de informatie- verstrekking over de overlast.
Ik heb wel eens telefonisch contact gehad met mevr. [C] . Ik kan mij niet herinneren dat ik tegen haar heb gezegd dat de overlast niet door [appellant] en [appellante] werd veroorzaakt. Dat ik dat zou hebben gezegd, lijkt mij ook onwaarschijnlijk omdat ik vond dat [appellant] en [appellante] wel overlast veroorzaakten.
Op een vraag van mr. Berghuis antwoord ik dat het normaal gesproken niet kan dat er twee verhuurdersverklaringen worden afgegeven. Er wordt altijd maar één verklaring afgegeven. Een eenmaal afgegeven verklaring wordt nadien niet gewijzigd. De verklaring die is afgegeven, wordt gescand en die verklaring gaat ongewijzigd in het dossier.
Op een vraag van mr. Jansen over mijn e-mail van 18 november 2013 antwoord ik:
Het verzoek om een verhuurdersverklaring waarop ik in het begin van de tweede alinea van mijn e-mail doel was het verzoek van [D] om informatie over overlast.
Ik heb [appellant] noch [appellante] gesproken over het verzoek om afgifte van de verklaring.
Ik heb de verklaring ook niet aan hen overhandigd.
Normaal gesproken is Woonborg van 9.00 uur tot 16.00 uur geopend, behalve de vrijdagen. Dan zijn we van 9.00 uur tot 12.00 uur geopend.”
2.5
Het hof stelt vast dat de verklaringen van de getuigen lijnrecht tegenover elkaar staan. Kort en goed komen de verklaringen van de aan de zijde van [appellanten] c.s. gehoorde getuigen erop neer dat [appellante] in de ochtend van 2 april 2013 samen met haar oma naar het kantoor van Woonborg is gereden en dat zij toen een positieve verhuurdersverklaring overhandigd heeft gekregen. Die verklaring heeft zij aan haar oma laten zien en later die ochtend, toen zij thuis arriveerde, aan haar moeder. Nog later die dag heeft ook [appellant] , toen hij thuiskwam, de verklaring gezien.
De verklaringen van de aan de zijde van Actium gehoorde getuigen komen erop neer dat één verklaring is afgegeven, een negatieve. Die verklaring is door [D] opgesteld nadat zij informatie had ingewonnen bij onder andere [E] . Die negatieve verklaring is gescand en opgenomen in het archief van Woonborg.
2.6
Naar het oordeel van het hof kan ervan worden uitgegaan dat de verklaring is opgesteld door [D] . Zij heeft dat zelf verklaard. Zij heeft ook verklaard het handschrift op beide in het geding gebrachte verklaringen te herkennen. Voor zover [appellanten] c.s. betwisten dat [D] de verklaring heeft opgesteld, hebben zij die betwisting onvoldoende onderbouwd. De verklaringen van de aan de zijde van [appellanten] c.s. gehoorde getuigen bieden daar ook geen aanknopingspunt voor. Bovendien heeft Actium een e-mailbericht van
2 april 2013 om 11:38 uur in het geding gebracht van [D] aan [E] en aan een andere collega, [G] . In dat e-mailbericht vraagt zij [E] en [G] om informatie met het oog op een aan [appellant] te verstrekken verhuurdersverklaring. Uit het e-mailbericht volgt dat [D] actief betrokken is geweest bij de verhuurdersverklaring. Dat er ook andere medewerkers op de afdeling van [D] werken, zoals [appellanten] c.s. stellen, maakt het in theorie mogelijk dat een ander de verhuurdersverklaring voor [appellanten] c.s. had kunnen opstellen. Gelet op de duidelijke verklaring van [D] , die wordt onderbouwd door genoemd e-mailbericht, heeft die mogelijkheid zich echter niet voorgedaan.
2.7
Naast het door het hof hiervoor al bewezen geachte feit dat [D] de verklaring heeft opgesteld, acht het hof ook bewezen dat [D] aan het eind van de ochtend van 2 april 2013 bij haar collega’s informatie heeft ingewonnen met het oog op het afgeven van een verhuurdersverklaring. Actium heeft een e-mailbericht overgelegd van [G] aan [D] van
2 april 2013 om 13:15 uur met de volgende inhoud:
“De huur van de [a-straat] 86 te [A] wordt voldaan door de GKB.De familie staat onder bewindvoering GKB.De huurbetaling gaat op dit adres goed.Op het vorige adres [b-straat] 9 [H] is wel sprake geweest van huurachterstand is opgelost.Er staat nog wel een vordering open van € 372,35 mutatiekosten van de [b-straat] 9 waar de familie het niet mee eens is en niet voldoen. Dit hebben ze ook aan de bewindvoerder gemeld.Huurachterstand nu niet/wel geweest + vordering mutatiekosten.[E]heeft ook nog wat te melden.”
2.8
Ten slotte acht het hof bewezen dat (alleen) de negatieve verhuurdersverklaring op
3 april 2013 is gescand en is opgenomen in het archief van Woonborg. Dat volgt uit de overgelegde informatie over de mutaties in het (digitale) dossier van [appellanten] c.s. bij Woonborg, in combinatie met de toelichting van [E] op deze informatie (aangehaald in r.o. 2.12 en 2.13 van het tussenarrest). [appellanten] c.s. hebben deze informatie onvoldoende weersproken.
2.9
Wanneer de verklaringen van de aan de zijde van [appellanten] c.s. gehoorde getuigen juist zijn, heeft - rekening houdend met de door het hof bewezen geachte feiten - zich het volgende scenario voorgedaan:
Nadat [appellanten] c.s. op 1 april 2013 om een verhuurdersverklaring hadden gevraagd, heeft [D] (het betreft haar handschrift) een op 2 april 2013 gedateerde positieve verklaring gereed gemaakt. [appellante] heeft deze verklaring in de morgen van 2 april 2013 opgehaald (volgens [appellante] om 9:15 uur). Daarna heeft [D] informatie ingewonnen over het huurdersgedrag van [appellanten] c.s. Op basis van deze informatie heeft zij de in kopie achtergebleven positieve verklaring nog diezelfde dag aangepast (door enkele kruisjes op een nadere plaats te zetten) en aangevuld, waardoor de positieve verklaring een negatieve verklaring werd. Deze negatieve verklaring is vervolgens op 3 april 2013 gescand en gearchiveerd.
2.1
Wanneer moet worden uitgegaan van de juistheid van de aan de zijde van Actium gehoorde getuigen heeft zich het volgende scenario voorgedaan:
Na een telefonisch verzoek van [appellanten] c.s. is [D] in de morgen van 2 april 2013 bezig gegaan met het gereedmaken van een verhuurdersverklaring voor [appellanten] c.s. Zij heeft daartoe informatie ingewonnen bij haar collega’s [G] (over het betalingsgedrag van [appellanten] c.s.) en [E] (over eventuele overlast). Van [G] heeft zij deze informatie in de vroege middag van 2 april 2013 ontvangen. Op basis van de informatie heeft zij een negatieve verklaring opgesteld en gedateerd op 2 april 2013. Zij heeft de verklaring gereed gelegd voor [appellanten] c.s., die de verklaring later - wanneer precies is onduidelijk - hebben opgehaald. Een kopie van deze verklaring heeft zij op 3 april 2013 gescand.
2.11
Het hof acht het tweede scenario aanmerkelijk realistischer dan het eerste scenario. Zo valt allereerst niet in te zien op grond waarvan [D] nog informatie zou inwinnen bij haar collega’s nadat zij al een positieve verklaring had opgesteld. Die informatie had ze dan immers niet meer nodig. Verder zou [D] door, zonder nader onderzoek, een positieve verklaring af te geven in strijd hebben gehandeld met de binnen Woonborg gebruikelijke werkwijze betreffende de afgifte van verhuurdersverklaringen, zoals door haar en [E] uiteengezet (en niet door [appellanten] c.s. bestreden). Bovendien ligt het niet voor de hand dat wanneer [D] een fout zou hebben gemaakt bij de afgifte van de verklaring - door tegen de instructie in zonder nader onderzoek een positieve verklaring af te geven - zij alsnog informatie is gaan inwinnen en acht het hof al helemaal niet waarschijnlijk dat [D] haar fout vervolgens heeft proberen te verdoezelen door de afgegeven verklaring te vervalsen en in het systeem op te nemen.
2.12
Het hof neemt bij zijn oordeel in aanmerking dat de aan de zijde van [appellanten] c.s. gehoorde getuigen rechtstreeks belang hebben bij de uitkomst van de procedure ( [appellant] en [appellante] ) of nabije familie zijn van een van partijen. [D] en [E] zijn niet in dienst van Actium maar van een andere woningcorporatie en zeker [E] heeft geen belang bij de uitkomst van de procedure. De bewijskracht van de verklaringen van [E] (en in minder mate, maar toch ook) [D] is dan ook sterker dan die van de aan de zijde van [appellanten] c.s. gehoorde getuigen, terwijl het op basis van de verklaringen van [D] en [E] te ontwerpen scenario aanmerkelijk waarschijnlijker is dan het scenario dat kan worden gebaseerd op de verklaringen van de aan de zijde van [appellanten] c.s. gehoorde getuigen.
2.13
Dat de verklaringen van [D] en [E] minder gedetailleerd zijn dan die van de andere getuigen acht het hof niet van doorslaggevend belang. [D] en [E] zijn betrokken bij de afgifte van veel verhuurdersverklaringen, zodat het feit dat zij zich bepaalde details niet kunnen herinneren niet afdoet aan de bewijskracht van hun getuigenverklaring, die bovendien in lijn is met de door hen eerder (en relatief kort na het gebeurde) afgelegde schriftelijke verklaringen. Dat in het door het hof waarschijnlijk geachte scenario onduidelijk blijft wanneer de verklaring precies is opgehaald door [appellante] (of [appellant] ) acht het hof niet van doorslaggevend belang. Dat zal zijn gebeurd nadat [D] - in de middag van
2 april 2013 (eerder had zij niet alle noodzakelijke informatie) - de verklaring had gereedgemaakt, dus of nog op 2 april 2013 (ondanks het feit dat het kantoor van Woonborg toen niet officieel geopend was voor derden) of op 3 april 2013, toen de verklaring ook werd gescand.
2.14
Ten slotte acht het hof niet relevant dat op de positieve verhuurdersverklaring het stempel van Woonborg helemaal is afgedrukt en op de negatieve verhuurdersverklaring maar gedeeltelijk. Op het originele exemplaar zal een volledig stempel hebben gestaan. Het originele exemplaar is eerst gekopieerd en vervolgens gescand. Het hof acht het alleszins voorstelbaar dat bij dit scannen een deel van het stempel is weggevallen.
2.15
De slotsom is dat het hof bewezen acht dat aan [appellanten] c.s. een negatieve verhuurdersverklaring is afgegeven. [appellanten] c.s. zijn dan ook niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs.
Nu [appellanten] c.s. geen verklaring hebben gegeven voor het feit dat aan hen een negatieve verklaring is afgegeven, maar zij een positieve verklaring hebben ingeleverd, moet het ervoor worden gehouden dat zij de aan hen verstrekte verklaring hebben vervalst. Bij die stand van zaken heeft Actium zich terecht - en ongeacht of Woonborg terecht of ten onrechte een negatieve verklaring heeft afgegeven - op dwaling beroepen. [appellanten] c.s. hebben Actium door een vervalste verhuurdersverklaring af te geven onjuist geïnformeerd over voor Actium bij het aangaan van de huurovereenkomst relevante informatie, te weten de visie van de vorige verhuurder over het huurdersgedrag van [appellanten] c.s. Het hof acht aannemelijk dat Actium indien zij de juiste verhuurdersverklaring zou hebben ontvangen van [appellanten] c.s. geen huurovereenkomst met [appellanten] c.s. zou zijn aangegaan, in ieder geval niet zonder nader onderzoek. Gelet op de inhoud van de verklaring is aannemelijk dat Actium bij een nader onderzoek contact hebben gezocht met [E] , die van mening was dat [appellanten] c.s. overlast hadden veroorzaakt. Actium heeft voldoende onderbouwd dat zij in dat geval de overeenkomst niet zou zijn aangegaan.
2.16
De grieven falen dan ook. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. [appellanten] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het hoger beroep, waaronder die van het incident (geliquideerd salaris van de advocaat: 3 punten, tarief II).

3.De beslissingHet hof, rechtdoende in hoger beroep:bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep en bepaalt deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van Actium gevallen op € 711,- aan verschotten en op
€ 2.682,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. D.H. de Witte en mr. O.E. Mulder en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
30 januari 2018.