Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 mei 2017, waarin de WOZ-waarde van de woning aan de [a-straat] 5A te [Z] voor het jaar 2016 werd vastgesteld op € 789.000. De heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, handhaafde deze waarde na een bezwaarschrift van belanghebbende. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 10 oktober 2018 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende betwist de vastgestelde WOZ-waarde en pleit voor een hogere waarde, terwijl de heffingsambtenaar zijn standpunt onderbouwt met een taxatierapport van 10 februari 2017, waarin de waarde van de woning wordt vergeleken met andere vergelijkingsobjecten. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de vergelijkingsobjecten, hoewel niet allemaal even geschikt, voldoende onderbouwd zijn.
Het Hof concludeert dat de WOZ-waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2015 niet te laag is vastgesteld. Belanghebbende's argument dat de verkoopprijs van de woning van € 1.100.000 een beter aanknopingspunt zou zijn, wordt verworpen, omdat er een geschikt vergelijkingsobject is dat recentelijk is verkocht. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.