In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Ede. De zaak betreft de waardevaststelling van een bedrijfsverzamelgebouw, gelegen aan [a-straat] 1 te [Z], voor het jaar 2016, waarbij de waarde door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 7.184.000. De rechtbank Gelderland had eerder deze waarde verlaagd naar € 6.265.000, wat de belanghebbende in hoger beroep aanvecht.
De heffingsambtenaar heeft de waarde onderbouwd met een taxatierapport van taxateur [A], waarin de waarde is bepaald aan de hand van de huurwaardekapitalisatiemethode. Belanghebbende heeft een tegenrapport overgelegd van mr. [B], dat uitkomt op een waarde van € 4.400.000. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem vastgestelde waarde niet te hoog is, en dat het rapport van belanghebbende onvoldoende bewijskracht heeft.
Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende, waaronder het leegstandsrisico en de toestand van de omgeving, verworpen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard. Er zijn geen proceskosten toegewezen.