ECLI:NL:GHARL:2018:9413

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
21-003919-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verduistering en diefstal met braak in vereniging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van verduistering en drie gevallen van diefstal met braak in vereniging. Het hoger beroep was ingesteld tegen een vonnis van 29 juni 2016, waarin de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

De zaak betreft meerdere feiten van verduistering en diefstal, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. De verdachte had een auto gehuurd, maar wist dat hij deze niet zou terugbrengen. Dit werd gekwalificeerd als medeplegen van verduistering. Daarnaast was de verdachte betrokken bij diefstallen uit loodsen, waarbij hij en zijn medeverdachten zich toegang verschaften door middel van braak. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten.

De verdachte heeft een verleden van psychische problemen en verslaving, maar heeft sinds 2016 een stabiel leven opgebouwd met hulp van zorginstanties. Het hof heeft rekening gehouden met deze omstandigheden bij het opleggen van de straf. De redelijke termijn van de procedure is in beperkte mate overschreden, maar het hof oordeelde dat dit geen invloed had op de uitkomst van de zaak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003919-16
Uitspraak d.d.: 17 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 juni 2016 met parketnummer 18-920304-15 in de strafzaak tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboortegemeente] op [1979] ,
wonende [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en verdachte ter zake van het onder
1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De schriftelijke vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. D. Jakobs, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte veroordeeld ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair:
(zaak 3, aangifte blz. 185)
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2015 tot en met 21 oktober 2015 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] , althans [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een auto (Volkswagen Golf), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij/van die [slachtoffer 1] , althans die [bedrijf 1] , die auto gehuurd en zich daarbij voorgedaan als bonafide huurder(s) van die auto die genoemde auto op
24 september 2015 zou(den) terugbrengen, waardoor die [slachtoffer 1] , althans die [bedrijf 1] , werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
1. subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2015 tot en met 21 oktober 2015 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een auto (Volkswagen Golf), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welke auto verdachte en/of zijn mededaders van die rechthebbende(n) had(den) gehuurd (onder gehoudenheid die auto op 24 september 2015 terug te brengen) en welke auto verdachte en/of zijn mededader(s) aldus, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2:
(zaak 4, aangifte blz. 211)
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2015 tot en met 28 september 2015 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur aan/nabij de [straat 1] heeft weggenomen een of meer sleutels, althans enig goed, en/of vanaf een afgesloten terrein aan/nabij die [straat 1] heeft weggenomen een auto (Volkswagen Polo) en/of een aanhangwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [VOF] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben /heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
3:
(zaak 12, aangifte blz. 316)
hij op of omstreeks 22 augustus 2015 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand aan/nabij de [adres 2] heeft weggenomen een fotocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4:
(zaak 13, aangifte blz. 322)
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2015 tot en met 22 augustus 2015 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand aan/nabij de [adres 2] heeft weggenomen een laserset, een of meer ombouwsets en/of een of meer laders, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Lezing pleegperiode van feit 4
Onder feit 4 is opgenomen “van 21 september tot en met 15 augustus 2015”. Logischerwijs dient voor “21 september 2015” te worden gelezen “21 augustus 2015”. Het hof zal de pleegperiode aldus verbeterd lezen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak feit 1 primair

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Verdachte heeft zich bij het aangaan van de huurovereenkomst van de ten laste gelegde auto voorgedaan als een bonafide huurder. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof blijkt echter dat verdachte ten tijde van het aangaan van de overeenkomst met betrekking tot de huur van de ten laste gelegde auto al wist dat de auto niet geretourneerd zou worden aan de verhuurder. Aldus was verdachte geen bonafide huurder.
Het zich enkel voordoen als bonafide huurder is, zonder bijkomende omstandigheden, volgens vaste jurisprudentie onvoldoende om te kwalificeren als een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Eveneens is dit niet te kwalificeren als een van de overige oplichtingshandelingen zoals genoemd in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichting onder feit 1 primair.
Overweging met betrekking tot het bewijs van de feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Feit 1 subsidiair
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, nu volgens de raadsvrouw onduidelijk is gebleven wat er precies is gebeurd na de huur van de auto en op welke manier de auto in handen van medeverdachte [medeverdachte 1] is gekomen. De raadsvrouw heeft bepleit dat op basis van het dossier geen moment is aan te wijzen waarop verdachte zich de auto wederrechtelijk heeft toegeëigend. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat de handelingen van verdachte niet als medeplegen, maar hooguit als medeplichtigheid zijn te kwalificeren, hetgeen niet is ten laste gelegd.
Het hof oordeelt anders.
Het hof overweegt dat verdachte de ten laste gelegde Volkswagen Golf auto onder zich heeft gekregen door die auto op rechtmatige wijze te huren bij [bedrijf 1] . Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof blijkt dat verdachte ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst al wist dat de auto gehuurd werd met het doel om bepaalde onderdelen van die auto te verkrijgen die zouden worden gebruikt voor andere auto’s. Ook heeft verdachte ter terechtzitting erkend dat hij wist dat de auto niet terug zou gaan naar het verhuurbedrijf. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte de desbetreffende auto kort na de rechtmatige verkrijging op grond van de huurovereenkomst, op het moment dat hij de auto naar de garage (het hof begrijpt: aan de [straat 2] ) reed, zichzelf wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Voorts overweegt het hof dat verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat hij de auto in overleg met meerdere personen heeft gehuurd. Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 2] met het idee bij hem kwam. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] eerst [medeverdachte 3] had gevraagd, maar dat [medeverdachte 3] de auto niet kon huren omdat hij geen rijbewijs had. Verdachte heeft verklaard dat hij geld zou krijgen voor het huren van de auto. Geld heeft hij echter niet ontvangen. Wel kreeg verdachte af en toe speed geleverd, zo heeft verdachte verklaard tegenover de politie.
Gezien voornoemde omstandigheden is het hof, anders dan het standpunt van de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte een voldoende nauwe en bewuste samenwerking heeft gehad met voornoemde [medeverdachte 2] ten aanzien van de ten laste gelegde verduistering van de Volkswagen Golf. Het hof overweegt hiertoe dat [medeverdachte 2] met het plan kwam tot het huren van de auto met bijbehorend vooropgezet doel, dat verdachte dit plan vervolgens heeft uitgevoerd - wetende wat het doel was van de autohuur - en de auto na verkrijging naar de garage heeft gebracht, waarop [medeverdachte 2] de auto heeft weggebracht. Dat verdachte geen weet had van de precieze daarop volgende gedragingen van medepleger [medeverdachte 2] is niet vereist voor een bewezenverklaring van medeplegen.
Concluderend kan naar ’s hofs oordeel wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van verduistering van de Volkswagen Golf.
Feiten 3 en 4
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder 3 en 4 ten laste gelegde aangevoerd dat weliswaar duidelijk is dat verdachte op de ten laste gelegde data betrokken is geweest bij inbraken in loodsen aan de [adres 2] , maar dat niet kan worden vastgesteld dat die betreffende inbraken zijn gepleegd in de laste gelegde loodsen genummerd [nummer 1] en [nummer 2] . De raadsvrouw wijst hierbij onder meer op de discrepanties in de verklaringen van de verdachten en aangevers met betrekking tot de weggenomen goederen en de wijze van het verschaffen van de toegang tot de loodsen.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Het hof overweegt dat uit de aangiften van [slachtoffer 4] (feit 3) en [slachtoffer 6] (feit 4) blijkt dat in of omstreeks dezelfde nacht, te weten de nacht van 21 op 22 augustus 2015, in de loodsen aan de [adres 2] [nummer 1] en [nummer 2] is ingebroken. Daarbij zijn een fotocamera respectievelijk een laserset, (een) ombouwset(s) en/of (een) lader(s) weggenomen.
Het hof overweegt dat verdachte ter terechtzitting heeft erkend in voornoemde nacht met meerdere personen betrokken te zijn geweest bij de inbraak in een of meerdere loodsen op het terrein aan de [adres 2] waarbij spullen zijn weggenomen uit de loods(en).
Het hof merkt op dat de verdachten in het kader van een inbraak in loodsen over andere weggenomen goederen hebben verklaard dan de weggenomen goederen waarover aangevers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] hebben verklaard. Het hof overweegt dat de weggenomen goederen zoals genoemd door de verdachten in het kader van de ten laste gelegde feiten geen rol spelen nu deze niet ten laste zijn gelegd. Het hof hecht geen waarde aan de omstandigheid dat de verdachten niet hebben verklaard over de weggenomen goederen van aangevers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] , nu de verdachten immers belang kunnen hebben bij het zwijgen over deze goederen. Ook hecht het hof geen waarde aan de omstandigheid dat deze goederen van aangevers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] niet bij verdachte en/of zijn medeverdachten zijn teruggevonden, nu verdachte en zijn medeverdachten zich vanwege tijdsverloop op veel verschillende manieren van deze goederen hebben kunnen ontdoen. Verdachte en zijn medeverdachten zijn immers niet op heterdaad aangehouden.
Het hof overweegt dat op grond van het dossier niet eenduidig vastgesteld kan worden op welke wijze precies bij de inbraken de toegang is verschaft tot de loodsen. Desalniettemin is wel duidelijk dat op de ten laste gelegde pleegdatum (feit 3), respectievelijk in de ten laste gelegde pleegperiode (feit 4) aan de deuren van beide loodsen braakschade is toegebracht.
Het hof overweegt met betrekking tot de inbraak in de loods genummerd [nummer 1] het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij en zijn medeverdachten van het terrein met de loodsen zijn vertrokken nadat in een van de loodsen het alarm afging. Uit de aangifte van aangever [slachtoffer 4] blijkt dat het alarm in zijn loods op 22 augustus 2015 omstreeks 01:25 uur is afgegaan. Uit de aangifte blijkt eveneens dat de Canon fotocamera, die de vrouw van aangever op het tafeltje naast de deur had gelegd, bij de inbraak is meegenomen. Het hof leidt hieruit af dat het voor de inbrekers eenvoudig mogelijk was om bij binnenkomst in de loods en bij afgaan van het alarm voornoemde fotocamera - die immers voor het grijpen lag - nog mee te nemen om zich vervolgens snel uit de voeten te maken.
Medeplegen feiten 2, 3 en 4
De raadsvrouw heeft eveneens ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde bepleit dat het medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar hooguit de niet ten laste gelegde deelnemingsvorm medeplichtigheid.
Het hof is, anders dan het standpunt van de raadsvrouw, van oordeel dat uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof voldoende omstandigheden voortvloeien waaruit blijkt dat verdachte een voldoende nauwe en bewuste samenwerking heeft gehad bij het plegen van de ten laste gelegde feiten onder 2, 3 en 4 om zijn handelen te kwalificeren als medeplegen. Verdachte heeft erkend de plannen om in de loodsen te 'kijken' te hebben gekend, de auto die bij de inbraak is gebruikt te hebben bestuurd, bij de loodsen op de uitkijk te hebben gestaan en te hebben gewaarschuwd. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij heeft gezien dat er buit in zijn auto is gelegd en dat hij zijn medeverdachten na afloop heeft teruggereden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 subsidiair:
hij op 23 september 2015 in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een auto (Volkswagen Golf) toebehorende aan [bedrijf 1] , en welke auto verdachte van die rechthebbende had gehuurd (onder gehoudenheid die auto op 24 september 2015 terug te brengen) en welke auto verdachte aldus onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2:
hij in de periode van 27 september 2015 tot en met 28 september 2015 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur aan de [straat 1] heeft weggenomen sleutels en vanaf een afgesloten terrein aan die [straat 1] heeft weggenomen een auto (Volkswagen Polo) en een aanhangwagen toebehorende aan [VOF] en [slachtoffer 3] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en door middel van braak en inklimming;
3:
hij op 22 augustus 2015 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de [adres 2] nr. [nummer 1] heeft weggenomen een fotocamera toebehorende aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ., waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
4:
hij in de periode van 21 augustus 2015 tot en met 22 augustus 2015 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de [adres 2] nr. [nummer 2] heeft weggenomen een laserset, ombouwsets en laders, toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [bedrijf 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van verduistering.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere, ernstige vermogensfeiten, te weten het in vereniging plegen van verduistering van een auto, diefstal van sleutels, een auto en een aanhangwagen en inbraken in twee loodsen waarbij meerdere goederen zijn weggenomen.
Door het plegen van deze strafbare feiten heeft de verdachte de aangevers financieel benadeeld. Daarnaast heeft de verdachte overlast en ergernis veroorzaakt voor de aangevers. Verdachte heeft enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van eigen (financieel) gewin en heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 september 2018, waaruit blijkt dat verdachte weliswaar meermalen onherroepelijk is veroordeeld, maar niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten.
Het hof heeft kennis genomen van een e-mailbericht van dhr. [naam] van Direction Zorg d.d. 26 september 2018, waarin een omschrijving is gegeven van de begeleiding en ontwikkeling van verdachte sinds april 2016. Hieruit blijkt dat verdachte inmiddels onder begeleiding een stabiel leven heeft opgebouwd en onder behandeling staat bij de Verslavingszorg Noord-Nederland. Verdachte komt gemaakte afspraken na. Het voornemen bestaat om voor verdachte een behandeling bij PsyQ voor traumaverwerking en omgang met ADHD te organiseren. Voorts begrijpt het hof uit voornoemd e-mailbericht dat zijn dochter, zijn huidige vriendin en zijn werk stimulerende factoren voor verdachte zijn om er voor te zorgen dat zijn leven stabiel blijft, hetgeen nauwlettend in de gaten wordt gehouden door verdachtes begeleiding.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte ter terechtzitting is aangevoerd door verdachte en zijn raadsvrouw. Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij ten tijde van het plegen van de strafbare feiten leed aan psychische problemen door traumatische ervaringen in zijn verleden en behoorlijk verslaafd was aan (hard)drugs en alcohol.
De raadsvrouw heeft bepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu een dergelijke strafmodaliteit de positieve ontwikkeling van verdachte zal doorkruisen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte wel in staat is een taakstraf uit te voeren.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een straf zoals gevorderd door de advocaat-generaal, te weten een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te vermelden duur, passend en geboden is. Het hof heeft hierbij enerzijds in aanmerking genomen dat het bewezenverklaarde ernstige feiten betreffen, maar anderzijds dat verdachte in zijn jeugd een kwetsbare basis heeft meegekregen en desondanks zijn leven nu met hulp van Direction Zorg op orde heeft. Het hof acht het noodzakelijk dat de positieve ontwikkeling van verdachte niet wordt onderbroken. Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde en nadien niet voor soortgelijke feiten in aanraking is geweest met politie en justitie.
Het hof ziet in de voorwaardelijke gevangenisstraf een stok achter de deur voor de verdachte om zijn positieve ontwikkeling met de hulpverlening voort te zetten en zich niet opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Het hof overweegt dat het proces in hoger beroep in onderhavige zaak na het instellen van hoger beroep 2 jaren en 3 maanden in beslag heeft genomen, terwijl dit tijdsverloop niet aan de verdediging is te wijten.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de redelijke termijn in de fase van hoger beroep in beperkte mate is overschreden. Nu de totale behandeling van de strafzaak in twee feitelijke instanties ruim binnen een termijn van vier jaren heeft plaatsgevonden, is het hof van oordeel dat met de vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden dient te worden volstaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J.G. Idsardi, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Haak, griffier,
en op 17 oktober 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Idsardi is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.