ECLI:NL:GHARL:2018:9403

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
21-007079-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, smaad, bedreiging en vernieling met vrijheidsbeperkende maatregelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, smaad, bedreiging, meermalen vernieling, en het onterecht bellen van het alarmnummer 112. De feiten hebben zich afgespeeld tussen oktober 2016 en oktober 2017, waarbij de verdachte herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, waaronder haar ex-partner en diens moeder. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van vijf maanden schuldig heeft gemaakt aan belaging, waarbij zij veelvuldig contact heeft gezocht met de slachtoffers via sms, whatsapp, en sociale media, en zich ook fysiek bij hun woningen heeft opgehouden. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en daarnaast vrijheidsbeperkende maatregelen, waaronder contactverboden en een gebiedsverbod. Het hof heeft deze maatregelen bevestigd en uitgebreid, gezien de ernst van de feiten en de herhaalde overtredingen door de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden schade. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straffen en maatregelen in stand gehouden, met de nadruk op de noodzaak van bescherming van de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007079-17
Uitspraak d.d.: 17 oktober 2018

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 december 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers
18-038122-17, 18-720173-17 en 18-720325-17, tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1971] ,
postadres: [postadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank met uitzondering van een onderdeel van de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft in afwijking van de strafoplegging van de rechtbank gevorderd om de vrijheidsbeperkende maatregel betreffende het locatieverbod uit te breiden naar de gehele woonplaats van de slachtoffers, te weten de bebouwde kom van [plaats 1] . Ter onderbouwing van voornoemde uitbreiding voert de advocaat-generaal aan dat het huidige locatieverbod moeilijk te handhaven is. Wanneer de politie ter plaatse komt na een overtredingsmelding blijkt verdachte zich op dat moment niet langer op te houden bij (een van) de voornoemde adressen. Voorts heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de dochter van [benadeelde 1] en verdachte, [benadeelde 3] , op korte termijn naar een andere school zal gaan, die niet is opgenomen in het locatieverbod zoals is opgenomen in het vonnis van de rechtbank. Ook zal een van de aangevers wellicht in de nabije toekomst willen verhuizen naar een andere woning in [plaats 1] . Door het locatieverbod uit te breiden naar de bebouwde kom van [plaats 1] zullen dergelijke mutaties in het leven van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] worden ondervangen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat in aanvulling op het door de rechtbank toegewezen bedrag aan schadevergoeding eveneens de in hoger beroep aanvullend gevorderde proceskosten van € 39,06 zullen worden toegewezen.
De schriftelijke vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van de ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 18-038122-17,
18-720173-17 en 18-720325-17 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank een aantal vrijheidsbeperkende maatregelen voor de duur van 2 jaren opgelegd, te weten – kort gezegd - een contactverbod met [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en
[benadeelde 3] , alsmede een locatieverbod ten aanzien van de adressen
[adres 1] te [plaats 1] , [adres 2] te [plaats 1] en [adres 3] (kinderdagverblijf “ [naam] ”) te [plaats 1] . De rechtbank heeft de vrijheidsbenemende maatregelen dadelijk uitvoerbaar verklaard en de vervangende hechtenis bij overtreding van een maatregel vastgesteld op 1 week, met een maximum van totaal 6 maanden.
De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, te weten tot bedragen van totaal € 1.100,00 ( [benadeelde 1] ), respectievelijk € 1.550,00 ( [benadeelde 2] ), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het gedeeltelijk tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-038122-17:
1:
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 21 februari 2017 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in voornoemde periode
- ( ongeveer) 461, althans een groot aantal, (sms en/of whatsapp) berichten gestuurd naar die [benadeelde 1] en/of
- een groot aantal facebook berichten en/of e-mails gestuurd naar die [benadeelde 1] en/of
- een groot aantal keer gebeld naar die [benadeelde 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, zich opgehouden bij de woning waar voornoemde [benadeelde 1] verblijft ( [adres 1] te [plaats 1] ) en/of
- meermalen, althans eenmaal, foto's en/of filmopnames (via het raam) van voornoemde woning gemaakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen de ramen van voornoemde woning geklopt en/of getrapt en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij voornoemde woning aangebeld;
2:
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot 1 november 2016 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk de eer en/of de goede naam van [benadeelde 1] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door op Facebook en/of Twitter, althans op internet, meerdere, althans een, bericht(en) te plaatsen waarin zij (verdachte) schrijft, althans waarin staat, dat voornoemde [benadeelde 1] en/of de moeder van voornoemde [benadeelde 1] kinderontvoerders en/of kindermoordenaars zijn;
3:
parketnr. 18.265281.16
zij op of omstreeks 23 december 2016 te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente 1] , opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, meermalen, te weten 42 keer, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
4:
zij op of omstreeks 21 februari 2017 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten
- meerdere ruiten van de woning [adres 1] , dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [woningbouwvereniging] en/of
- meerdere, althans een, ruit(en) en/of de spiegels en/of de ruitenwissers van een auto met het kenteken [kenteken] , dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2]
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5:
zij op of omstreeks 21 februari 2017 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan voornoemde [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] ;
zaak met parketnummer 18-720173-17:
1:
zij op of omstreeks 20 mei 2017 te [plaats 1] , in elk geval in de gemeente [gemeente 1] , opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning (gelegen aan of bij het [adres 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of de woningcorporatie [woningbouwvereniging] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2:
zij op of omstreeks 20 mei 2017 te [plaats 1] , in elk geval gemeente [gemeente 1] , opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 24 februari 2017 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende onder meer dat zij, verdachte,
A. zich niet dient op te houden bij de adressen:
- [adres 1] te [plaats 1] en/of
- [adres 2] te [plaats 1] en/of
- [adres 3] te [plaats 1] (kinderdagverblijf " [naam] ") en/of
B. zich dient te onthouden van contact met de volgende perso(o)n(en):
- [benadeelde 1] en/of
- [benadeelde 2] en/of
- [benadeelde 3] en/of
dat zulks met zich brengt dat verdachte noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) zal hebben met bovengenoemde perso(o)n(en),
immers heeft verdachte opzettelijk in strijd met die gedragsaanwijzing zich opgehouden bij het adres [adres 2] te [plaats 1] en (daarbij) contact gezocht met [benadeelde 1] ;
3:
(parketnummer 18/103197-17)
zij op of omstreeks 30 april 2017 te [plaats 1] , in elk geval in de gemeente [gemeente 1] , meermalen, althans eenmaal, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door toen aldaar meermalen, althans eenmaal, 112 te bellen;
zaak met parketnummer 18-720325-17:
zij op of omstreeks 5 oktober 2017 te [plaats 2] , in elk geval in de gemeente [gemeente 2] , in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten de ontvangsthal van het Stadskantoor van de gemeente [gemeente 2] , wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd, immers was verdachte de toegang tot dat Stadskantoor, in elk geval dat door de openbare dienst bestemde lokaal, ontzegd voor de periode ingaande 27-07-2017 en eindigend op
27-10-2017, en heeft verdachte op voornoemde datum in strijd met die ontzegging dat Stadskantoor betreden en aldaar wederrechtelijk vertoefd, terwijl die ontzegging haar, verdachte, op 16 augustus 2017 was uitgereikt en (zodoende) kenbaar was gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-720173-17 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-720325-17 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 18-038122-17:
1:
zij in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 21 februari 2017 te [plaats 1] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] , met het oogmerk die [benadeelde 1] te dwingen iets te dulden, immers heeft verdachte in voornoemde periode
- een groot aantal sms en whatsappberichten gestuurd naar die [benadeelde 1] en
- een groot aantal facebook berichten en e-mails gestuurd naar die [benadeelde 1] en
- een groot aantal keer gebeld naar die [benadeelde 1] en
- meermalen zich opgehouden bij de woning waar voornoemde [benadeelde 1] verblijft ( [adres 1] te [plaats 1] ) en
- meermalen foto's en/of filmopnames via het raam van voornoemde woning gemaakt en
- meermalen op/tegen de ramen van voornoemde woning geklopt en getrapt en
- meermalen bij voornoemde woning aangebeld;
2:
zij in de periode van 1 oktober 2016 tot 1 november 2016 te [plaats 1] opzettelijk de eer en de goede naam van [benadeelde 1] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door op Facebook een bericht te plaatsen waarin zij, verdachte, schrijft dat voornoemde [benadeelde 1] en de moeder van voornoemde [benadeelde 1] kinderontvoerders zijn;
3:
zij op 23 december 2016 te [plaats 1] opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, meermalen, te weten 42 keer, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
4:
zij op 21 februari 2017 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten
- meerdere ruiten van de woning [adres 1] , dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [woningbouwvereniging] en
- ruiten van een auto met het kenteken [kenteken] , dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] heeft vernield;
5:
zij op 21 februari 2017 te [plaats 1] [benadeelde 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan voornoemde [benadeelde 1] ;
zaak met parketnummer 18-720173-17:
1:
zij op 20 mei 2017 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan het Schuttersveld nummer 46, toebehorende aan de woningcorporatie [woningbouwvereniging] , heeft vernield;
2:
zij op 20 mei 2017 te [plaats 1] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 24 februari 2017 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende onder meer dat zij, verdachte,
A. zich niet dient op te houden bij de adressen:
- [adres 1] te [plaats 1] en/of
- [adres 2] te [plaats 1] en/of
- [adres 3] te [plaats 1] (kinderdagverblijf " [naam] ") en/of
B. zich dient te onthouden van contact met de volgende perso(o)n(en):
- [benadeelde 1] en/of
- [benadeelde 2] en/of
- [benadeelde 3] en/of
dat zulks met zich brengt dat verdachte noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) zal hebben met bovengenoemde perso(o)n(en),
immers heeft verdachte opzettelijk in strijd met die gedragsaanwijzing zich opgehouden bij het adres [adres 2] te [plaats 1] en daarbij contact gezocht met [benadeelde 1] ;
3:
zij op 30 april 2017 te [plaats 1] meermalen opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door toen aldaar meermalen 112 te bellen;
zaak met parketnummer 18-720325-17:
zij op 5 oktober 2017 te [plaats 2] in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten de ontvangsthal van het Stadskantoor van de gemeente [gemeente 2] , wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd, immers was verdachte de toegang tot dat Stadskantoor ontzegd voor de periode ingaande 27-07-2017 en eindigend op 27-10-2017, en heeft verdachte op voornoemde datum in strijd met die ontzegging dat Stadskantoor betreden en aldaar wederrechtelijk vertoefd, terwijl die ontzegging haar, verdachte, op 16 augustus 2017 was uitgereikt en zodoende kenbaar was gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
smaad.
Het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten.
Het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 18-720173-17 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 18-720173-17 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Het in de zaak met parketnummer 18-720173-17 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten.
Het in de zaak met parketnummer 18-720325-17 bewezenverklaarde levert op:
in een voor de openbare dienst bestemd lokaal wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 19 december 2017 ter motivering van de strafoplegging het volgende overwogen:
“Verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf maanden schuldig gemaakt aan belaging van haar ex-partner (hierna: aangever). Zij heeft daarbij aangever veel berichten via de mail en whatsapp gestuurd, berichten op facebook geplaatst en hem meermalen gebeld. Ook heeft ze zich veel opgehouden bij de woning van aangever en aangebeld, tegen de ramen getrapt en filmopnames gemaakt. Ook aangevers moeder is slachtoffer geworden, mede doordat aangever daar veel verbleef. Ook van haar woning werden de ramen vernield, haar auto werd vernield en verdachte plaatste berichten over haar op Facebook. Verdachte heeft zich tijdens deze handelingen meermalen niet gehouden aan de gedragsaanwijzing welke haar door de officier van justitie was opgelegd. (…)
Tot slot heeft verdachte meermalen zonder noodzaak 112 gebeld en heeft ze het Stadskantoor betreden terwijl haar daar de toegang was ontzegd. Verdachte heeft door veelvuldig met het alarmnummer 112 te bellen niet alleen grote overlast bezorgd, maar bovendien, naar valt aan te nemen, de desbetreffende lijnen voor urgente meldingen onnodig bezet gehouden.
Verdachte heeft ernstig en herhaald inbreuk gemaakt op het persoonlijk leven en de
persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. Haar gedrag is niet alleen zeer vervelend, maar ook beangstigend geweest voor de slachtoffers. Bovendien heeft verdachte met haar gedrag
anderen veel overlast bezorgd.
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Volgens de Reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland wil verdachte niet met de
reclassering in gesprek. Een conflictueuze relatie met haar ex-partner over de opvoeding van hun dochter, emotieregulatieproblemen en mogelijk alcoholgebruik zijn onderliggend aan de tenlastegelegde feiten. In oktober 2017 is de echtscheiding uitgesproken en is het ouderlijk gezag voor hun dochter volledig naar de ex-partner gegaan. Voorts is de omgangsregeling stopgezet. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en heeft geen duidelijke inkomstenbron meer. De recidivekans is in hoge mate aanwezig. Verdachte leeft op gespannen voet met haar ex-partner en diens sociale netwerk. Verdachte erkent de uitspraak van de rechtbank ten aanzien van het ouderlijk gezag niet en volgens de reclassering zal daardoor een blijvende dreiging uit blijven gaan naar de ex-partner en diens netwerk.
De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Verdachte geeft aan niet mee te willen werken aan een nieuw
toezicht. Ze wil geen hulpverleningstraject omdat zij naar haar zeggen geen hulp nodig heeft. In het afgeronde toezicht heeft verdachte laten zien dat ze zich wel kan houden aan de
afspraken met de reclassering, echter dit levert geen bijdrage aan een verlaging van het
recidiverisico, aldus de reclassering.”
Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen van de rechtbank.
Uit het verhandelde ter terechtzitting van het hof is gebleken dat verdachte de vrijheidsbeperkende maatregelen zoals opgelegd in het vonnis van de rechtbank meermalen heeft overtreden, waaronder recent nog. Het hof heeft ter terechtzitting van aangever
[benadeelde 1] vernomen dat verdachte nog altijd contact met hem en zijn moeder zoekt en hen lastig valt.
In verband met voornoemd aanhoudend gedrag van verdachte, alsmede hetgeen de reclassering heeft gerapporteerd over de hoge recidivekans, is het hof van oordeel dat aan verdachte contactverboden met [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] alsmede een gebiedsverbod moeten worden opgelegd als maatregelen in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. De inhoud van de contactverboden zal het hof overeenkomstig het vonnis van de rechtbank bepalen. Het hof zal het locatieverbod opleggen voor de gehele bebouwde kom van [plaats 1] , zoals gevorderd door de advocaat-generaal.
Het hof beoogt met voornoemde maatregelen te voorkomen dat verdachte opnieuw contact zal opnemen met voornoemde slachtoffers om welke reden dan ook.
Het hof zal de maatregelen in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van drie jaren opleggen. Voor elke keer dat verdachte één van de op te leggen verboden overtreedt, zal een vervangende hechtenis van 1 week worden opgelegd, met een maximum van zes maanden vervangende hechtenis.
Daarbij zal het hof bovendien bevelen dat de maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn nu er op grond van het vorenstaande ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens voornoemde slachtoffers.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedraagt € 50.750,00, bestaande uit
€ 750,00 materiële schade en € 50.000,00 immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.100,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering, aangevuld met een bedrag van € 39,06 in verband met gemaakte reis- en parkeerkosten in de hoger beroep procedure.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 1, 2, 5 en in de zaak met parketnummer 18-720173-17 onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.100,00, bestaande uit € 100,00 aan materiële schade - wegens beschadigd laminaat door vernieling van een ruit van de woning van benadeelde partij - en € 1.000,00 aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden en verdachte heeft de hoogte van de schade niet betwist, zodat de vordering tot dat bedrag als onbetwist zal worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij verder rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Het hof overweegt ten aanzien van de overig gestelde materiële schade dat uit het dossier blijkt dat de moeder van [benadeelde 1] aangifte heeft gedaan van vernieling van haar auto. Nu niet blijkt dat de auto van [benadeelde 1] is, zal dit deel van de vordering van materiële schade, te weten een bedrag van € 650,00, worden afgewezen.
Voor wat betreft het overige deel aan gestelde immateriële schade beschikt het hof, net als de rechtbank, over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden immateriële schade te kunnen beoordelen. Het hof is van oordeel dat behandeling van het overige deel van de vordering – door schorsing van het onderzoek ter terechtzitting ten behoeve van aanvulling van deze informatie door de benadeelde partij - een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partijen gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 39,06 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedraagt € 25.650,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.550,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en het gevorderde bedrag voor wat betreft de immateriële schadevergoeding verlaagd met € 20.000,00. Naar aanleiding hiervan betreft de vordering in hoger beroep totaal € 5.650,00, bestaande uit € 650,00 materiële schade en
€ 5.000,00 immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 2 en 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.650,00, bestaande uit € 650,00 materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden en verdachte heeft de hoogte van de schade niet betwist, zodat de vordering tot dat bedrag als onbetwist zal worden toegewezen.
Voor wat betreft het overige deel aan immateriële schade beschikt het hof, net als de rechtbank, over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden immateriële schade te kunnen beoordelen. Het hof is van oordeel dat behandeling van het overige deel van de vordering – door schorsing van het onderzoek ter terechtzitting ten behoeve van aanvulling van deze informatie door de benadeelde partij - een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partijen gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 139, 142, 184a, 261, 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer
18-720173-17 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-720325-17 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-720173-17 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer
18-720325-17 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vrijheidsbeperkende maatregelen

Contactverbod
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct (zelf) of indirect (middels anderen) - op enigerlei wijze contact zal opnemen met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , tenzij dit middels tussenkomst van een advocaat of (jeugd)hulpverlener gebeurt omdat contact is geboden met [benadeelde 3] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Contactverbod
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren geen contact zal opnemen met [benadeelde 3] , tenzij er in het kader van een (eventueel op te zetten) omgangsregeling bezoek onder toezicht plaatsvindt, in overleg met de gezinsvoogd en/of de Raad voor de Kinderbescherming.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Locatieverbod
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren zich niet zal begeven binnen de bebouwde kom van [plaats 1] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Voor alle vrijheidsbeperkende maatregelen geldt een maximum van totaal 6 maanden vervangende hechtenis per vrijheidsbeperkende maatregel.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 1, 2, 5 en in de zaak met parketnummer 18-720173-17 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.100,00 (duizend honderd euro) bestaande uit € 100,00 (honderd euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 39,06 (negenendertig euro en zes cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer
18-038122-17 onder 1, 2, 5 en in de zaak met parketnummer 18-720173-17 onder
2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.100,00 (duizend honderd euro) bestaande uit € 100,00 (honderd euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
21 (eenentwintig) dagen hechtenisvermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 februari 2017.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-038122-17 onder 2 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.650,00 (duizend zeshonderdvijftig euro) bestaande uit € 650,00 (zeshonderdvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer
18-038122-17 onder 2 en 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.650,00 (duizend zeshonderdvijftig euro) bestaande uit € 650,00 (zeshonderdvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
26 (zesentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 februari 2017.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. J.G. Idsardi, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Haak, griffier,
en op 17 oktober 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Idsardi is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.