ECLI:NL:GHARL:2018:9387

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
21-002704-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het vervaardigen en voorhanden hebben van synthetische drugs en een vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van het vervaardigen en voorhanden hebben van synthetische drugs, te weten MDMA en mefedron, en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte heeft samen met anderen een grote hoeveelheid synthetische drugs geproduceerd in een schuur, waar meer dan 200 kilogram materiaal en vloeistof bevattende MDMA en mefedron is aangetroffen. Gedurende ongeveer anderhalve maand heeft de verdachte verschillende werkzaamheden verricht in de schuur, waaronder het schoonmaken van vaten en het mengen van vloeistoffen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de productie van de drugs en dat hij wist dat hij betrokken was bij illegale activiteiten. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van een pistool, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002704-16
Uitspraak d.d.: 17 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 28 april 2016 met parketnummer 18-730358-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [1962] ,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis in eerste aanleg, bewezenverklaring van hetgeen onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, waaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals die zijn opgelegd door de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. Y.H.G. van der Hut, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij vonnis van 28 april 2016, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, te weten – kort gezegd – het medeplegen van het vervaardigen en aanwezig hebben van MDMA en mefedron, meermalen gepleegd (feit 1), het medeplegen van het voorbereiden van de productie van MDMA en mefedron (feit 2) en het voorhanden hebben van een pistool en 20 kogelpatronen (feit 3), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, waaraan verbonden de bijzondere voorwaarden – kort gezegd – meldplicht (periodiek), behandelverplichting en het verlenen van medewerking aan de totstandkoming van een dagbesteding.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks het jaar 2015 (tot en met 30 oktober 2015) te [plaats] , (in en/of vanuit een of meerdere pand(en)/gebouw(en) gelegen aan of bij de [adres 2], aldaar), in elk geval in de gemeente [gemeente] , en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A.
opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
- ( grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal/vloeistof(fen) bevattende MDMA
en/of mefedron en/of 4-methylmethcathinon en/of
B.
op 30 oktober 2015, aldaar, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 284 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, en/of
- ongeveer 42 liter, in elk geval een (grote) hoeveelheid, (van een) vloeistof(fen) bevattende MDMA en/of
- ongeveer 189 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende mefedron en/of 4-methylmethcathinon en/of
- ongeveer 25 liter, in elk geval een (grote) hoeveelheid, (van een) vloeistof(fen) bevattende mefedron en/of 4-methylmethcathinon,
zijnde MDMA en/of mefedron en/of 4-methylmethcathinon (telkens) (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2015 (tot en met 30 oktober 2015) te [plaats] , (in en/op vanuit een of meerdere pand(en)/gebouw(en) gelegen aan of bij de [adres 2], aldaar), in elk geval in de gemeente [gemeente] , en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van ((een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende) MDMA en/of mefedron en/of 4-methylmethcathinon, zijnde MDMA en/of mefedron en/of 4-methylmethcathinon (elk) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, toen aldaar in voornoemde periode
A. een (grote) hoeveelheid (vloei)stoffen/materialen (bevattende) onder meer
- aceton en/of
- methanol en/of
- PMK (Piperonylmethylketon)
- 2- broom-4'-methylpropiofenon
- methylamine
- zoutzuur en/of
- DCM en/of
- ethanol en/of
- methanol en/of
- monomethylamine
- mierenzuur en/of
- MEK en/of
- caustic soda en/of
- dichloormethaan en/of
B. een of meerdere materia(a)l(en)/goed(eren), te weten
- meerdere waterstofgascilinders en/of
- meerdere jerrycans en/of
- een speciekuip en/of
- een roerder (van het merk Patfield) en/of
- meerdere vacuümpompen en/of
- een gasbrander en/of een propaangascilinder en/of
- een drukpomp en/of
- diverse slangen, verwarmingsspiralen en/of een zeef en/of een scheptrechter en/of een
zeeftrechter en/of een bril en/of een tas met rubberen stop en/of
- meerdere emmers en/of
- een RVS ketel met druk-/temperatuurmeter en verder toebehoren en/of een RVS koeler
en/of
- een RVS ketel met frequentieregelaar en verder toebehoren en/of
- een glazen afscheider en/of
- een gaswasser en/of
- een koelunit en/of
- een glazen spiraalkoeler en/of een Vormar tas met kleine RVS ketel met toebehoren en/of
- een RVS keteltje en/of
- een vriezer en/of
- meerdere droogrekken en/of
- meerdere mondmaskers en/of
- meerdere handschoenen en/of
- een of meerdere andere goed(eren) en/of materia(a)l(en),
in elk geval voorwerpen en/of stoffen, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat dat/die/zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dag(en) 30 oktober 2015 en 31 oktober 2015 te [plaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging, althans alleen,
- een wapen van categorie III, te weten een pistool (van het merk Auto Ordnance, model Thompson 1911, caliber .45 ACP), en/of
- munitie van categorie III, te weten 20, althans meerdere, Centraalvuur kogelpatronen (van het merk Sellier & Bellot, caliber .45 Auto),
voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van het onder 2 ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 10a van de Opiumwet blijkt dat met deze bepaling beoogd wordt grote organisatoren van drugslaboratoria aan te pakken en overheidsingrijpen ten aanzien van dergelijke organisatoren en geldschieters op een vroeg moment mogelijk te maken. Volgens de raadsvrouw is de bepaling niet bedoeld om kleine pionnetjes, die door voornoemde mensen worden misbruikt en ingezet, extra te straffen. De raadsvrouw is van oordeel dat het openbaar ministerie niet over had mogen gaan tot vervolging ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat artikel 10a van de Opiumwet niet uitsluitend bedoeld is om organisatoren van drugslaboratoria aan te kunnen pakken. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de minister van Justitie bij de plenaire behandeling van het voorstel tot invoering van het voornoemde artikel op een vraag van kamerlid Van Es (PSP) geantwoord heeft dat ‘ook kleinere jongens die zich schuldig maken aan voorbereidingshandelingen door middel van deze strafbepaling gegrepen kunnen worden’. [1] Volgens de advocaat-generaal kunnen deze voorbereidingshandelingen gezamenlijk ten laste worden gelegd met het voltooide delict. De advocaat-generaal heeft in haar requisitoir verwezen naar pagina 12 van Kamerstukken II 1982/83, 17975, 3.
Het hof overweegt als volgt:
Zoals adequaat is verwoord door de advocaat-generaal, blijkt uit de wetsgeschiedenis van artikel 10a van de Opiumwet, waaronder de plenaire behandeling van dit artikel, dat de betreffende bepaling niet enkel betrekking heeft op grote organisatoren van drugslaboratoria, maar dat dit voorschrift mede is geschreven voor feiten als de onderhavige. De stelling van de raadsvrouw dat het openbaar ministerie niet over had mogen gaan tot vervolging ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit omdat verdachte slechts een “klein pionnetje” zou zijn die door een grotere drugsorganisator is misbruikt en ingezet, vindt derhalve geen steun in het recht. Het verweer betreffende de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging behoeft hierdoor geen verdere bespreking.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de raadsvrouw ten aanzien van het onder 1.A. ten laste gelegde onder meer aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen van MDMA en mefedron, omdat verdachte geen intellectuele bijdrage aan het delict heeft geleverd. Volgens de raadsvrouw is de materiële bijdrage van verdachte aan dit feit bovendien dermate klein, onbelangrijk en inwisselbaar geweest, in het licht van de omvang van het laboratorium en de tijd dat dit laboratorium al in werking was. De raadsvrouw heeft voorts bepleit dat geenszins gesproken kan worden van een bijdrage van voldoende gewicht om op basis daarvan te concluderen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking nu verdachte alleen opdrachten uitvoerde en enkel klusjes van ondergeschikt belang verrichtte in opdracht van een ander. Volgens de raadsvrouw had verdachte geen rol in de voorbereiding, had hij een marginale rol in de uitvoering (o.a. vegen) en een nog meer dan marginale rol in de afhandeling (het inladen van jerrycans). Zijn rol is dus niet van enig daadwerkelijk belang geweest en hij is evenmin aanwezig geweest op belangrijke tijdstippen. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten van medeplegen, aldus de raadsvrouw.
Ten aanzien van het onder 1.B. ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat niet bewezen kan worden verklaard dat de in de tenlastelegging genoemde goederen en stoffen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet precies wist wat er in de schuur werd geproduceerd, laat staan dat hij beschikkingsmacht over de geproduceerde drugs had.
Voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de handelingen die verdachte heeft verricht niet kunnen worden aangemerkt als voorbereidingshandelingen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het laboratorium reeds in volle werking was, dat de schuur al was gehuurd, dat de benodigde spullen er al stonden en dat het delict (de productie van drugs) al was voltooid toen verdachte daarbij betrokken raakte. Verdachte had bovendien niets over de productie te zeggen, aldus de raadsvrouw. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de in de tenlastelegging genoemde goederen, laat staan dat hij daar beschikkingsmacht over heeft gehad met de opzet aldus tezamen en in vereniging de productie van drugs voor te bereiden of te bevorderen.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Het hof sluit zich aan bij de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, de daaruit afgeleide feiten en omstandigheden en de conclusies die zij daaraan verbonden heeft zoals die onder het kopje ‘Beoordeling van het bewijs’ in het vonnis van de rechtbank zijn vervat, luidende, voor zover van belang:
‘1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 april 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik word wel [verdachte] genoemd. Ik denk dat ik rond 10 september 2015 voor het eerst in [plaats] kwam. Ik ben daar meerdere keren geweest, ik denk in een periode van vier tot zes weken. [medeverdachte] heeft tegen mij gezegd dat ik geld kon verdienen als ik meeging. Ik heb daar in opdracht van [medeverdachte] de vloer en vaten schoongemaakt. Ook heb ik vloeistoffen met elkaar gemengd. Ik had op briefjes aantekeningen gemaakt van wat ik moest doen. Dat had te maken met het mengen. Ik heb geholpen met het inladen van jerrycans in de bus. Ik wist wel dat we bezig waren met verkeerde dingen en op een gegeven moment wist ik ook wel dat het iets met drugs te maken had. Ik heb van [medeverdachte] geld gekregen. Daarnaast kreeg ik daar van [medeverdachte] cocaïne en eten en drinken.
[…]
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 31 oktober 2015, opgenomen op de pagina's 157 tot en met 159 van het dossier met nummer 2015314234 d.d. 8 maart 2016, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben volgens mij gistermorgen daar gekomen waar ik ben aangehouden. Ik was daar samen met [medeverdachte] . Ik ben voor hem aan het werk geweest in Friesland. Ik heb twee keer geld van hem gehad. Ik verrichtte daar werkzaamheden in de vorm van dingen aangeven, dingen spoelen, dingen opruimen, dingen in de gaten houden. Er werden kristallen gemaakt, MDA of MDMA. Het is algemeen bekend dat dit een grondstof is van XTC. Ik heb tijdens dit werk wel last gehad van mijn adem en dergelijke. Ik hoorde van [medeverdachte] wel dat ik af en toe een masker op moest zetten tijdens dit werk. Ik weet ook wel dat het daar gemaakt werd en dat ik daar ook aan mee heb gewerkt door de dingen te doen die ik genoemd heb.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 1 november 2015, opgenomen op de pagina's 160 tot en met 162 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
De man die in de woning woont, ken ik als [getuige 1] . Ik heb wel spullen of vaten schoongemaakt die vervolgens door [medeverdachte] weggebracht werden. Dit waren dan blauwe tonnen. U toont mij een A4 met daarop afgebeeld kopieën van drie briefjes met aantekeningen. Ik kan daarvan zeggen dat de onderste kopie iets vermeldt met wat ik moest doen. Dit heb ik zelf opgeschreven naar aanleiding van wat [medeverdachte] mij vertelde. Het onderste briefje staat onder P een getal, daarnaast staat ACE, dit staat voor aceton. Daarnaast Zr voor zuur. De getallen zijn de verhouding die bij het P gemengd moesten worden. Daar was ik volgens mij op donderdagavond mee bezig. Het andere briefje vermeldt het aantal vaten en hoeveel er in de diepvries waren gedaan. Ik denk dat ik in totaal een keer of vier/vijf/zes daar geweest ben over een periode van de laatste vier weken. Over vrijdag kan ik zeggen, dat er nog wat afval weggegaan is. [medeverdachte] heeft iets weggebracht in een busje. Ik heb geholpen ongeveer 15 jerrycans in te laden in die bus. [medeverdachte] was daarvan teruggekomen op het moment dat de politie kwam en ons aanhield. Ik heb deze jerrycans schoongemaakt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 2 november 2015, opgenomen op de pagina's 168 en 169 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb qua werk daar wel geholpen met wat lossen uit de auto of inladen van dingen die ik schoongemaakt heb. De auto was dan een bus. Het betrof dan blauwe vaatjes. Waar [medeverdachte] bij was mengde ik ook wel de vloeistoffen zoals ze op het papiertje stonden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 9 november 2015, opgenomen op de pagina's 170 tot en met 173 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb twee keer vaten zitten schoonmaken in opdracht van [medeverdachte] . Verder deed ik in het lab wat kleine klusjes zoals aanvegen en roeren van vloeistoffen. Elke keer dat we er waren, was [medeverdachte] in de schuur aan het werk. Die keren dat ik in de ruimte was, was [medeverdachte] bezig met de productie van MDMA. [medeverdachte] was dan met de kookplaat bezig of aan het mengen of verwarmen. Toen ik voor het eerst in de schuur kwam, stond het materiaal voor het drugslab er al zoals de vriezers, kookplaat et cetera. In opdracht van [medeverdachte] maakte ik de vaten schoon. Als de vaten schoon waren bracht [medeverdachte] deze vaten weg. [medeverdachte] ging met de auto weg en kwam dan even later met een bus waarin de vaten werden gezet. [medeverdachte] reed dan weg en kwam even later weer met de auto terug.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 14 december 2015, opgenomen op de pagina's 174 tot en met 178 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
De eerste keer dat ik in die schuur kwam, zag ik daar allemaal vaten staan. Dit waren vaten blauw, zwart en wit van kleur. Ook waren daar pannen met deksel bij. Deze vaten trof ik daar in verschillende ruimtes. Ik trof ze daar wel in de werkruimte, waar ik bezig ben geweest voor [getuige 1] en voor [medeverdachte] . Maar diezelfde soort vaten heb ik ook wel zien liggen in de ruimte, waar de koelkast van [getuige 1] staat en vooraan in de stalruimte, waar al die stallen zijn en ook de puppy's van [getuige 1] verbleven. (
Noot verbalisant: De verdachte tekent de situatie op papier (bijlage 3) onderverdeeld in ruimtes 1, 2, 3, en 4. De ruimtes waar hij toen wel vaten had zien staan, betreft de ruimtes 1 en 3). Ik heb daar wel een grote ketel en rode flessen gezien. Deze stonden toen onder plastic in de werkruimte (ruimte 3). Toen ik in die 4e ruimte kwam, zag ik dat daar ook ketels stonden.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris d.d. 3 november 2015, RC-nr. 15/2997, inhoudende als verklaring van verdachte:
[medeverdachte] gaf aan dat hij eerst wat moest doen waarna hij geld zou hebben. Ik moest dan maar meegaan en helpen. Ik bracht [medeverdachte] naar, wat later bleek, [plaats] . Ik ben daar uiteindelijk toch wel vier of vijf keer geweest. Ik heb daar dingen gedaan zoals vegen, schoonmaken van vaten. U houdt mij voor dat er kopieën van lijstjes in het dossier zitten waarop bepaalde formules staan. Ik heb geprobeerd conform die briefjes te werken maar ik deed het niet goed, dus ging [medeverdachte] alles zelf doen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2015, opgenomen op de pagina's 216 tot en met 218 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
(
Vraag verbalisanten: Ik laat je een politiefoto zien van een man. Wie is deze man?) Dit is [medeverdachte] . Deze [medeverdachte] was de laatste maanden wel in de door mij verhuurde schuur aan de [adres 2] te [plaats] . (
Opmerking verbalisanten: Wij toonden de verdachte een politiefoto met nummer PIO2GL15:552. De man op deze foto is [medeverdachte] , geboren [1967] te [geboorteplaats 2] .) (
Vraag verbalisanten: We tonen jou een politiefoto van een man. Wie is deze man?) Dit is [verdachte] . [verdachte] was de laatste tijd bij [medeverdachte] . Ik heb [verdachte] drie keer getroffen bij mij thuis. (
Opmerking verbalisanten: Wij verbalisanten toonden de verdachte een politiefoto met nummer PIO2GL15:553. De man op deze foto is [verdachte] , geboren [1962] .)
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 26 februari 2016, opgenomen op de pagina's 242 tot en met 249 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik ben de laatste twee weken van augustus en de eerste week van september op vakantie naar Frankrijk geweest. Voordat ik op vakantie ging, waren ze daar al. Ze waren toen in de schuur bezig, onder andere met timmerwerkzaamheden. [medeverdachte] vertelde mij dat zij met stellingen bezig waren en dat hij een hokje moest hebben. Vanaf toen is er ook een slot op die tussendeur gekomen. Vandaar dat toen ook die camera is opgehangen. (
Vraag verbalisanten: U hebt eerder ook verklaard dat u wel eens wat had geroken daar. Ik welke periode was dit?) Dit is in de periode geweest, nadat ik terug was gekomen van mijn vakantie in Frankrijk. Het was een zurige lucht, iets chemisch. [medeverdachte] zei mij dat ze met zuur bezig waren. [verdachte] was een maatje van [medeverdachte] . Ze kwamen ook altijd samen. Ze kwamen wel eens met een bestelbusje. Dit was in de periode, nadat ik terug was gekomen van mijn vakantie in Frankrijk.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 4 november 2015, opgenomen op de pagina's 358 tot en met 361 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik kom regelmatig bij [getuige 1] Koppert thuis aan de [adres 2] te [plaats] . Sinds ongeveer een half jaar heeft [getuige 1] zijn schuur op perceel [adres 2] te [plaats] verhuurd. Zodoende heb ik afgelopen maanden ook wel personen bij de woning van [getuige 1] gezien die ik niet kende. De man op de eerste foto die u mij toont, ken ik met de naam [medeverdachte] . [medeverdachte] heb ik enkele keren hier op het erf of in [getuige 1] zijn woning gezien. Deze [medeverdachte] was dan in het gezelschap van andere personen. [medeverdachte] en deze personen zaten meestal in de door hun gehuurde schuur. De man op de andere foto ken ik niet van naam. Deze man was de laatste tijd samen met die [medeverdachte] . (
Opmerking verbalisanten: Wij toonden getuige eerst politiefoto PI02GI:15:552 en daarna politiefoto PI02GL:15:553.) Ik heb bij genoemde [medeverdachte] volgens mij twee of drie andere personen gezien op het adres [adres 2] te [plaats] . Als ze kwamen reden ze vaak via de achterzijde de schuur in.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 11 december 2015, opgenomen op de pagina's 364 tot en met 372 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik denk dat ik [medeverdachte] in het voorjaar van 2015 voor het eerst heb gezien. Die man die met hem is opgepakt, [verdachte] , die door [getuige 1] [verdachte] wordt genoemd, heb ik pas in september 2015 daar voor het eerst gezien. [getuige 1] was toen alweer thuis van zijn vakantie in Frankrijk. Er was altijd wel iemand van hen in de schuur bezig.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 19 december 2015, opgenomen op de pagina's 400 tot en met 405 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Ik weet dat er lui in de schuur van [getuige 1] zaten. Ik heb daar 3 à 4 keer mensen getroffen die in de schuur werkzaam waren. Ik weet alleen de naam [medeverdachte] . Ik heb hem daar een paar keer gezien. Ik denk in september/oktober. Ik heb daar 1 of 2 keer een lange slungel getroffen. (
Noot verbalisant: Ik toonde de getuige een politie foto PI02GI:15:553). Dit is langere man. Op het laatst, ik denk dat dit in september/oktober 2015 is geweest, heb ik daar wel een vreemde lucht geroken. Ik ben later nog wel in de schuur geweest, nadat het drugslaboratorium was ontmanteld. [getuige 1] had met de hogedrukspuit de schuur schoongespoten. Maar er hing nog wel een vreemde lucht in die schuur. Pas in september/oktober kwam ik daar weer geregeld. Ik heb diezelfde geur daar toen wel eens vaker geroken.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) van de Nationale Politie d.d. 23 februari 2016, opgenomen op de pagina's 452 tot en met 466 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant] :
Op 30 oktober 2015 werd op de locatie [adres 2] te [plaats] een in werking zijn synthetische drugslaboratorium aangetroffen. Ik heb op 30 oktober 2015 en 31 oktober 2015 een onderzoek ingesteld naar de aangetroffen chemicaliën, productieapparatuur en half-/eindproducten. Wij treden hierbij op als (inter-)nationale veiligheid- en ervaringsdeskundige (politie-expert LFO) bij het aantreffen van vermoedelijke (synthetische) drugs productieplaatsen en ik heb een (zeer ruime) ervaring in het verkennen, onderkennen en ontmantelen van dergelijke locaties. Daarnaast treed ik hierbij op als technisch ingenieur gespecialiseerd in de (proces)technisch opbouw en werking van productieapparatuur gebruikt bij de productie van (synthetische) drugs.
Het perceel [adres 2] te [plaats] kan via een verharde oprit worden betreden. Links
van de oprit ligt een vrijstaande woning. Achter de woning ligt een vrijstaande schuur welke
aan de voorzijde via een garagedeur en/of loopdeur kan worden betreden. Aan de achterzijde
is deze schuur voorzien van een tweetal openslaande deuren. Na opening van de deur van de schuur bleek dat deze in een viertal ruimtes was verdeeld. In de achterste twee ruimtes was een groot synthetisch drugslaboratorium gevestigd. De in de schuur aanwezige ruimtes betroffen:
Ruimte A: Toegang ruimte, in gebruik als opslagruimte voor o.a. een vriezer en koelkast; Ruimte B: Opslagruimte voor de opslag van o.a. paardenzadels;
Ruimte C: Laboratorium ruimte I, afmetingen: lengte 6,25 meter en 5,35 meter breed;
Ruimte D: Laboratorium ruimte II, afmetingen: lengte 6,25 meter en 2,82 meter breed.
Daarnaast bleek dat boven ruimte A en B een zoldergedeelte was aangelegd. Deze zolder kon
worden betreden vanuit ruimte C via een losse ladder. Deze ruimte is ruimte Z genoemd.
Nadat de in het laboratorium aanwezige verdachten waren aangehouden werd door LFO
medewerker R. de Vrij een verkenning uitgevoerd. Tijdens deze verkenning bleek dat de
verdachten bezig waren geweest met het mengen van chemicaliën. Als gevolg hiervan werd
een hoge concentratie aceton waargenomen. Hierop werd door ons met behulp van adembescherming een nader onderzoek ingesteld. Wij zagen dat in ruimte D op de vloer een
10-tal opengesneden jerrycans stonden. In elk van deze jerrycans zat een donkerkleurige
vloeistof. Tevens zagen wij dat in een speciekuip eveneens een donkerkleurige vloeistof zat.
Op een stoel, welke naast de jerrycans stond, lag een zwarte jerrycan welke was voorzien van
een aftapkraan. De jerrycan bevatte zoutzuur.
Bij de productie van 3,4-Methyleendioxymetamfetamine (MDMA) wordt in een van de productiefasen, de kristallisatiefase, de MDMA olie omgezet in een vaste stof, namelijk MDMA-hcl. Deze omzetting vindt plaats door de MDMA olie te vermengen met aceton, waarna zoutzuur wordt toegevoegd. Om het kristallisatieproces te optimaliseren wordt veelal de te gebruiken aceton voorgekoeld in een vriezer. Tevens wordt na het mengen, het mengsel gedurende langere tijd in een vriezer geplaatst. De aangetroffen situatie in ruimte D betrof het kristallisatieproces.
Iedere ruimte werd door ons geïnventariseerd. Deze inventarisatie wordt hieronder weergegeven.
Ruimte C: Laboratoriumruimte I
Nr. Omschrijving Totaal
C1 Speciekuip met 6,3 kg netto brokken en kristallen 6,3kg MDMA
C2 Blauw 220L dopvat. Leeg
C3 14x 50L waterstofgascilinder
C4 RVS ketel met roermotor, druk- en temperatuurmeter,
C5 2x blauwe 30L jerrycan met opschrift ‘AC’ en ‘?‘, geheel 60L aceton
gevuld met heldere kleurloze vloeistof, geur aceton
C6 Diepvries met daarin 4 jerrycans, volledig gevuld met 97,49kg aceton
aceton, gewichten: 24,68kg, 25,65kg, 24,33kg, 22,83kg
C7 Diepvries met 7 opengesneden jerrycans met daarin 29,48kg natte
- 16,20kg, waarvan 4,57kg kristallen (monster A en B) kristallen, MDMA
- 15,22kg, waarvan 4,50kg kristallen
- 15,54kg, waarvan 4,62kg kristallen
- 15,52kg, waarvan 4,54kg kristallen (monster C en D)
- 15,90kg, waarvan 4,55kg kristallen
- 11,23kg, waarvan 3,2 8kg kristallen
- 11,68kg, waarvan 3,42kg kristallen
C8 Diepvries met 8 opengesneden jerrycans met daarin: 29,6kg natte
- 16,15kg, waarvan 4,64kg kristallen (monster A en B) kristallen, MDMA
- 16,10kg, waarvan 4,25kg kristallen
- 16,09kg, waarvan 4,5 8kg kristallen (monster C en D)
- 13,40kg, waarvan 0,63kg kristallen
- 16,22kg, waarvan 4,68kg kristallen
- 15,49kg, waarvan 4,16kg kristallen
- 11,55kg, waarvan 3,40kg kristallen (monster E en F)
- 11,80kg, waarvan 3,26kg kristallen
C9 Zwart kunststof vat, hoogte 520mm en doorsnede 620mm
C10 Werkbank met diverse gereedschappen en dergelijke. O.a.
papierenfilters, trechters, slangenklemmen, pH meters,
handschoenen, doppen, kussenslopen, gasmaskers.
C11 Gemodificeerde PVC pijp
C12 Volle 25L jerrycan met heldere kleurloze vloeistof. 25L methanol
C13 Chiquita doos met grijze zak, inhoudende 19,2kg 19,2kg 2-broom-4’-
methylpropiofenon
C14 Plastic zak met papieren filter en 180 gram kistallen 180 gram mefedron
C15 6x zwarte 25L jerrycan, 5x vol en lx leeg met zure 125L zoutzuur
rokende vloeistof
C16 29x blauwe 30L jerrycan, allen geheel gevuld met 870L aceton
aceton. Opschrift ‘AC’
C17 14x blauwe 20L jerrycan + 2x zwarte 20L jerrycan, 330L DCM
allen gevuld met DCM. +lx 10L
C18 3x blauwe 30L jerrycan met opschrift "MET" 30L methanol
C19 Witte 5L jerrycan inhoudende 4L heldere vloeistof, 4L ethanol
opschrift "ethanol"
C20 2x witte 40L jerrycan en 1 x 20L met 100L
monomethylamine monomethylamine
C21 Witte 10L jerrycan met 4L heldere vloeistof 4L DCM
C22 2x blauwe 20L jerrycan, allen geheel gevuld met zoutzuur 40L zoutzuur
C23 Blauw kunststof 200L vat, 2x vol, lx 1/3e vol en lx 2/3 vol 600L
met monomethylamine monomethylamine
C24 Lichtblauw kunststof vat, 200L, inhoudende 80L 80L monomethylamine monomethylamine
C25 3x 25L zwarte jerrycan, 2x vol en lx leeg 50L onbekend
C26 2x 20L zwarte jerrycan, allen gevuld, neutraal 40L onbekend
C27 lx 20L zwarte jerrycan, gevuld met heldere vloeistof, neutraal 20L onbekend
C28 lx zwarte 20L jerrycan met 10L monomethylamine 10L
monomethylamine
C29 2x 5L jerrycan met basische vloeistof, opschrift MEK 10L MEK
C30 Blauwe 20L jerrycan, geheel gevuld met mierenzuur 20L mierenzuur
C31 6x blauwe tonnetjes leeg
Ruimte D: Laboratoriumruimte II
Nr. Omschrijving Totaal
D1 4x opengesneden blauwe 30L jerrycan, pH 1. Netto gewichten 53 kg
14,14kg, 16,29kg, 12,41kg, 10,16kg
D2 5x opengesneden blauwe 30L jerrycan, pH 4. Netto gewichten 70,18kg
15,96kg, 13,36kg, 15,81kg, 12,68kg, 12,37kg
D3 lx opengesneden blauwe 30L jerrycan, pH 8. Netto gewicht 4,36kg
4,36kg
D4 Speciekuip met 5kg olie 5 kg olie
D5 Witte 20 liter jerrycan, leeg
D6 Zwarte 25L jerrycan met schenkkraantje, geheel gevuld met 25L zoutzuur
zure rokende vloeistof
D7 Witte 20L jerrycan met +/- 8L zure rokende vloeistof 8L zoutzuur
D8 Zwarte 25L jerrycan met etiket Brenntag Zoutzuur 36%, leeg
D9 5x opengesneden jerrycan (3x wit en 2x blauw met bovenkant)
D10 Plastic zak met gelige kristallen, "POES", 1090 gram bruto 1090 gr 2-broom-4'-
methylpropiofenon
D11 Ingetapete zak met opschrift "POES", 5,97kg bruto. Daarin 5,97kg bruto 2-
aluminium sealzak met gelige kristallen broom-4’-
methylpropiofenon
D12 14x 25kg Anwil Caustic Soda 350kg caustic soda
D13 Kussensloop (nieuw verpakt) en lege verpakkingen
D14 Blauwe 30L jerrycan, geheel gevuld met heldere, kleurloze 30L aceton
vloeistof, opschrift "AC" en geur aceton.
D15 Blauwe 30L jerrycan, opschrift ‘schoon’ ‘met’ voor 25L 25L methanol
gevuld met oudroze, heldere vloeistof.
D16 30L klemdekselvat. Geheel gevuld met heldere bruine 30L onbekend
vloeistof, geur aceton, pH neutraal
D17 Zelfbouw doekafscheider met kristallen, 100 gram bruto 100 gram MDMA
D18 4x 5L jerrycan, etiket ‘Aceton’, opschrift ‘DCM’, alle vier vol 20L
dichloormethaan
D19 Opengesneden witte 25L jerrycan met 2L vloeistof met 2L aceton met
bezinksel bezinksel
D20 Witte 20L jerrycan voor de helft gevuld met donkere 10L donkere
olieachtige basische vloeistof, opschrift ‘PET’. (11,11kg bruto) olieachtige, basische
vloeistof
D21 2 maatbekers, 5000 en 700ml
D22 Blauwe 30L jerrycan met 10L heldere kleurloze vloeistof 10L aceton
geur aceton.
D23 Blauwe 30L jerrycan, geheel gevuld met heldere oranje 30L aceton
vloeistof, geur aceton.
D24 RVS onderstel van 40mm hoekprofiel en 40x40mm buis
D25 Dräger klimaatkast met 5 droogrekken, met in ieder rek 60,23kg bruto
kussenslopen met brokken/kristallen MDMA MDMA kristallen
A 4,12kg bruto (1e lade) (bemonsterd)
B 6,4kg bruto (2e lade)
C 8,5kg bruto
D 7,94kg bruto (beiden 3e lade)
E 8,68kg bruto
F 8,46kg bruto (beiden 4e lade)
G 7,8kg bruto
H 8,33kg bruto (beiden 5e lade)
D26 Roerder, merk Pattfield
D27 Vacuümpomp
D28 Vacuümpomp, zwaar aangetast
D29 Gasbrander + houder, aangesloten op propaangascilinder
D30 Drukpomp met 1L vloeistof, zeepoplossing
D31 Diverse slangen, verwarmingsspiralen, zeef, schep, trechter,
zeeftrechter, bril, tas met rubberen stop etc.
D32 5x zwarte 12L emmer, verontreinigd
D33 RVS ketel (60cm hoogte met 50mm zetranden en 60cm door-
snede) met druk- en temperatuurmeter, 1 uitlaat, 2 slangen tulen
en 1 destillatieaansluiting met restant vloeistof en RVS koeler
D34 RVS ketel (120cm hoogte en 60cm doorsnede) met Circa 46L
frequentieregelaar, roermotor en reflux. Half- en onderaftap. reactiemengsel
D35 Opengesneden blauwe jerrycan met verpakking caustic soda
(restanten)
D36 Witte 20E jerrycan met +/- 7L heldere kleurloze vloeistof 7L onbekend
D37 Glazen afscheider
D38 Vacuümpomp
D39 Gaswasser
D40 Koelunit
D41 Glazen spiraalkoeler
D42 Aantekeningen
D43 Diverse gereedschappen op werkbank
D44 Witte 25L jerrycan, etiket ‘methylene chloride’ met +/- 10L 10L onbekend
bruine vloeistof
D45 Blauwe 20L jerrycan, opschrift "AF", voor 18L gevuld met 18L onbekend
heldere gelige vloeistof
D46 Wijnfles zonder etiket, met zure rokende vloeistof 1L zoutzuur
D47 Kunststof bak met glaswerk (2x 1L rondbodenkolf,
koppelstukken, scheitrechter, etc) en 3 spiraalkoelers
D48 Vormar tas met kleine RVS ketel en reduceerventiel geschikt
voor Argon
D49 RVS keteltje (30cm hoog en 22cm doorsnede) met bruine
basische vloeistof
D50 Vriezer met daarin 20L aceton en
- Blauwe 30L jerrycan met 20L heldere kleurloze 34,62kg
vloeistof, geur aceton kristallisatievloeistof - Opengesneden 30L jerrycan met 12,48kg aan vloeistof MDMA kristallen
en bodem kristallen
- Opengesneden blauwe jerrycan met 12,44kg vloeistof
waarvan 0,35kg kristallen
- Opengesneden jerrycan met 9,70kg vloeistof met kristallen
Ruimte Z: zolderruimte
Nr. Omschrijving Hoeveelheid
Z1 Blauwe 20L jerrycan, geheel gevuld met zure rokende 20L zoutzuur
vloeistof
Z2 4x witte 5L jerrycan, leeg, etiket Aceton, op 1 opschrift "DCM"
Z3 11x 30L blauwe jerrycan met opschrift ‘AC’ gevuld met 330L aceton
heldere kleurloze vloeistof geur aceton
Op 11 november 2015 zijn de overige monsters bij het Nederlands Forensisch Instituut aangeleverd. De resultaten staan in de NFI rapportage, datum 9 februari 2016, zaaknummer 2015.11.02.001.
In het labotorium werden een zeer grote zelfgebouwde drukreactievat (inhoud circa 289 liter), een reactievat en een distillatieketel aangetroffen. Het betreft hier zeer grote en professionele productieapparatuur. Door mij en de overige LFO medewerkers is een groot aantal verschillende stoffen en afvalstoffen aangetroffen die zijn of kunnen worden gebruikt voor de omschreven productieprocessen.
In totaal is aan eindproduct aangetroffen:
- circa
126,06 kg(deels natte) MDMA kristallen (C1, C7, C8, D4, D17, D25 en D50) en een niet nader bepaalde hoeveelheid MDMA (in oplossing) (C4, D1, D2, D3, D4, D19, D20, D23, D33, D49 en D50);
- circa
0,180 kg4-methylmethcathinon (mefedron) kristallen en een niet nader bepaalde hoeveelheid 4-methylmethcathinon (mefedron) in vloeistof.
Indien wordt uitgegaan van een gemiddelde hoeveelheid werkzame stof - MDMA - van 120
mg per tablet kunnen uit 126,06 kg MDMA circa
1.050.500 MDMA tablettenworden geproduceerd.
14. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.11.02.001, d.d. 9 februari 2016 opgemaakt door dr. J.W. Hulshof, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
De resultaten van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en resultaat
Kenmerk Omschrijving Resultaat
C1 monster crèmekleurig kristallijn poeder en bevat MDMA
brokjes
C4 monster lichtbruine vloeistof met zwart bevat MDMA, methylamine
bezinksel en platina in methanol
C6 monster kleurloze vloeistof bevat aceton
C7-A monster lichtbruine vloeistof (monster A) bevat MDMA en PMK in
aceton
C7 monster wit kristallijn poeder en brokjes bevat MDMA
C7-C monster lichtbruine vloeistof (monster C en D) bevat MDMA en PMK in
aceton
C7-D monster wit kristallijn poeder en brokjes bevat MDMA
(monster C en D)
C8-A monster lichtbruine vloeistof (monster A en B) bevat MDMA en PMK in
aceton
C8-B monster lichtbruine vloeistof (monster A en B) bevat MDMA
C8-C monster bruine vloeistof (monster C en D) bevat MDMA en PMK in
aceton
C8-D monster oranje/bruin vochtig materiaal bevat MDMA
(monster C en D)
C8-E monster bruine vloeistof (monster E en F) bevat MDMA en PMK in
aceton
C8-F monster crèmekleurig kristallijn poeder en bevat MDMA
brokjes (monster E en F)
C9 monster kleurloze vloeistof bevat methylamine in
methanol
C13 monster wit kristallijn poeder bevat 2-broom-4’-
methylpropiofenon
C14 monster lichtroze poeder bevat mefedron
C17 monster kleurloze vloeistof bevat dichloormethaan
D1 monster bruine vloeistof bevat MDMA en PMK in
aceton
D2 monster bruine vloeistof bevat MDMA en PMK in
aceton
D3 monster lichtgele vloeistof bevat lage concentraties
MDMA
D4 monster bruine vloeistof bevat MDMA en PMK in
aceton
D6 monster kleurloze vloeistof bevat (geconcentreerd)
zoutzuur
D10 monster wit kristallijn poeder bevat 2-broom-4’-
methylpropiofenon
D11 monster wit kristallijn poeder bevat 2-broom-4-
methylpropiofenon
D14 monster kleurloze vloeistof bevat aceton
D15 monster lichtbruine vloeistof bevat een lage concentratie
mefedron in methanol
D17 monster lichtgrijs kristallijn poeder en brokjes bevat MDMA
D18 monster kleurloze vloeistof bevat dichloormethaan
D19 monster lichtgele vloeistof met crèmekleurig de vloeistof bevat MDMA in
bezinksel in aceton; het bezinksel bevat MDMA
D20 monster lichtbruine vloeistof bevat MDMA en
methylamine in methanol
D23 monster bruine vloeistof bevat MDMA en PMK in
aceton
D25 monster lichtgrijs kristallijn poeder en brokjes bevat MDMA
D33 monster donkerbruine olieachtige vloeistof bevat MDMA
D34 monster lichtgele vloeistof op een de onderlaag bevat
donkerbruine olieachtige vloeistof mefedron en mefedron gerelateerde
verontreinigingen; de bovenlaag is een sterk alkalische waterige vloeistof
D45 monster lichtoranje vloeistof bevat dichloormethaan
D49 monster donkerbruine vloeistof bevat MDMA en mefedron
D50 monster bruine vloeistof bevat MDMA en PMK in
aceton
Z1 monster lichtgele vloeistof bevat (geconcentreerd)
zoutzuur
Z3 monster kleurloze vloeistof bevat aceton
Uit de resultaten van het laboratoriumonderzoek en de ontvangen foto’s volgt dat een groot deel van het onderzoeksmateriaal is terug te voeren op de volgende twee processen:
1. Vervaardiging van MDMA uit PMK met een reductieve aminering;
2. Vervaardiging van mefedron uit 2-broom-4’-methylpropiofenon en methylamine.
Proces 1. Vervaardiging van MDMA uit PMK met een reductieve aminering. Er zijn diverse syntheseroutes voor de vervaardiging van MDMA bekend; verschillende hiervan worden bij illegale vervaardiging toegepast. Een globale omschrijving van het in Nederland meest aangetroffen proces is als volgt. De grondstof piperonylmethylketon (PMK) wordt gemengd met (een oplossing van) methylamine en een alcohol, zoals methanol. Hieraan wordt een platinakatalysator toegevoegd en onder roeren wordt waterstofgas doorgeleid. De PMK wordt hierdoor omgezet in MDMA-base. Na afloop van de reactie wordt de katalysator doorgaans uit het reactiemengsel verwijderd. De vloeistof bestaat voornamelijk uit MDMA en methylamine in het gebruikte alcohol. Het alcohol en de methylamine worden afgedestilleerd. Hierbij blijft MDMA-base over als een olieachtige vloeistof. Het alcohol en de methylamine blijft over als afval; dergelijke afvalfracties bevatten doorgaans ook lage concentraties MDMA en/of PMK. De olieachtige MDMA-base wordt omgezet in het zout, een vaste stof. Deze omzetting wordt uitgevoerd door MDMA-base op te lossen in aceton en daar zoutzuur (als gas of als oplossing in water) aan toe te voegen. Het gevormde MDMA hydrochloride is slecht oplosbaar in aceton en kristalliseert uit. De kristallen worden verzameld door middel van filtratie en het oplosmiddel aceton blijft over als afval. In dit afval, in de vorm van geel tot bruin gekleurde aceton, zijn vaak nog lage
concentraties MDMA en/of PMK en diverse (synthese)verontreinigingen aanwezig.
Proces 2. Vervaardiging van mefedron uit 2-broom-4’-methylpropiofenon en methylamine. In de literatuur en op internet staan verschillende recepten beschreven voor de vervaardiging van mefedron uit 2-bromo-4’-methylpropiofenon en methylamine. Een globale omschrijving van deze omzetting is als volgt. De grondstof 2-bromo-4’-methylpropiofenon wordt gemengd met methylamine (als gas of als oplossing in water en/of methanol) en dichloormethaan. Het reactiemengsel wordt vervolgens enkele uren geroerd. De mefedron-base kan op verschillende manieren uit het reactiemengsel geïsoleerd worden, bijvoorbeeld door het uitvoeren van een zuur/base extractie of door het oplosmiddel en de methylamine te verwijderen met een destillatie. De olieachtige mefedron-base wordt omgezet in het zout, een vaste stof. Deze omzetting wordt uitgevoerd door mefedron-base op te lossen in aceton en daar zoutzuur (als gas of als oplossing in water) aan toe te voegen. Het gevormde
mefedron-hydrochloride is slecht oplosbaar in aceton en kristalliseert uit. De kristallen worden verzameld door middel van filtratie en het oplosmiddel aceton met daarin lage concentraties mefedron en/of mefedron gerelateerde (synthese)verontreinigingen blijft over als afval.
Conclusie. In het onderzoeksmateriaal is MDMA, mefedron, PMK, zoutzuur en aceton
aangetoond. Een groot deel van het onderzoeksmateriaal is gerelateerd aan de vervaardiging van MDMA uit PMK met een reductieve aminering en de vervaardiging van mefedron uit
2-broom -4’-methylpropiofenon en methylamine. (….)
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 30 oktober 2015, opgenomen op de pagina's 147 en 148 van voormeld dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten dan wel één van hen:
Op 30 oktober 2015 hielden wij op de locatie [adres 2] te [plaats] als verdachte aan [verdachte] .
[…]
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 11 februari 2016, opgenomen op de pagina's 678 en 679 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant] :
Door personeel van de politie werden op een vuurwapen en munitie gelijkende voorwerpen in beslag genomen. Als verdachten voor het voorhanden hebben van deze voorwerpen worden in het onderzoek aangemerkt (onder meer) [verdachte] en [medeverdachte] . De voorwerpen werden voor nader onderzoek overgedragen aan het Team Wapens, Munitie en Explosieven. Het voorwerp is een semiautomatisch pistool, merk Auto Ordnance, model Thompson 1911, kaliber .45 ACP, serienummer verwijderd, land fabricage Verenigde Staten van Amerika. Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweeg brengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is het voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, eerste lid, categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie. Bij het wapen werd een patroonmagazijn aangeboden. Dit betreft 20 centraalvuur kogelpatronen, merk Sellier & Bellot, kaliber .45 Auto (is synoniem .45 ACP). Deze patronen zijn geschikt om een projectiel met het voormelde vuurwapen te verschieten. Derhalve zijn deze patronen munitie in de zin van artikel 1, vierde lid, in verband met artikel 2, tweede lid, categorie III, van de Wet wapens en munitie. De vrijstellingsbepalingen van de Wet wapens en munitie zijn op het vuurwapen en de munitie niet van toepassing. Uit niets is gebleken dat de verdachten gerechtigd waren tot het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte in een periode van ongeveer anderhalve maand ten minste vier tot zes keer gedurende langere tijd werkzaamheden heeft verricht in een schuur die was ingericht als productielocatie voor synthetische drugs. Deze werkzaamheden bestonden in ieder geval uit het in- en uitladen van busjes, het schoonmaken van vaten, het aangeven van dingen, het in de gaten houden van dingen en het mengen en roeren van vloeistoffen. Ook leidt de rechtbank uit deze bewijsmiddelen af dat verdachte wist dat in de schuur synthetische drugs werden geproduceerd en dat de werkzaamheden die hij verrichtte te maken hadden met die productie. Dit betekent dat verdachte aanwezig is geweest bij de fysieke uitvoering van het delict en dat hij zelf ook uitvoeringshandelingen heeft verricht. Voorts leidt de rechtbank uit deze bewijsmiddelen af dat verdachte telkens samen met [medeverdachte] op de productielocatie was en dat [medeverdachte] daar (ook) steeds bezig was met de productie van synthetische drugs.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage die verdachte heeft geleverd aan het delict van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] en dat deze samenwerking in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van dit delict. Dat verdachte de werkzaamheden (in ieder geval deels) uitvoerde in opdracht van [medeverdachte] en dat zijn bijdrage kleiner was dan die van [medeverdachte] doet hier niet aan af.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van het vervaardigen van MDMA en mefedron bewezen.’
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
[…] Uit de bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat de in de tenlastelegging vermelde (vloei)stoffen en voorwerpen zijn aangetroffen in het afgesloten gedeelte van de schuur dat was ingericht als productielocatie voor synthetische drugs. Gelet op de omstandigheden dat dit slechts een relatief kleine ruimte betrof, dat verdachte ten minste vier tot zes keer langere tijd in en/of in de directe nabijheid van die ruimte is geweest en dat verdachte in die ruimte werkzaamheden heeft verricht, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte wist dat deze (vloei)stoffen en voorwerpen daar lagen. Van een deel van de voorwerpen heeft verdachte dat ook uitdrukkelijk erkend. Dat verdachte mogelijk niet exact wist welke vloeistoffen in de jerrycans zaten, doet hier niet aan af, omdat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat hij wist, althans ernstige redenen had om te vermoeden, dat de vloeistoffen die in de jerrycans zaten bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. Hetzelfde geldt voor de overige in de tenlastelegging vermelde (vloei)stoffen en voorwerpen. Voorts leidt de rechtbank uit de bovenstaande bewijsmiddelen af dat verdachte en [medeverdachte] in de weken voorafgaande aan hun aanhouding de enige personen waren die in deze kleine, afgesloten ruimte kwamen. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze (vloei)stoffen en voorwerpen tezamen en in vereniging met [medeverdachte] voorhanden heeft gehad om de productie van synthetische drugs voor te bereiden […]’
Op grond van voorgaande van de rechtbank afkomstige overwegingen, die door het hof worden gedeeld, oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het onder 1 en 2 tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het pistool niet van verdachte was en dat hij ook niet wist dat dit wapen nog in de schuur lag. Verdachte had dus geen beschikkingsmacht over dit wapen, aldus de raadsvrouw.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat verdachte verklaard heeft dat hij wist dat er een pistool in de zwarte koffer op de werkbank lag en dat hij dit pistool zelf vast heeft gehouden. Dit leidt er volgens de advocaat-generaal toe dat het opzettelijk voorhanden hebben van het wapen en de daarbij horende munitie kan worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie vereist is dat sprake is geweest van een machtsrelatie tussen de dader en het wapen. In het onderhavige geval kan hiervan worden gesproken nu er DNA van verdachte op het wapen is aangetroffen en verdachte ook bekent in de ten laste gelegde periode het vuurwapen in zijn handen te hebben gehad. Het hof acht het onder feit 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een wapen wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het voorhanden hebben van de aangetroffen munitie spreekt het hof verdachte vrij nu het strafdossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor een bewezenverklaring nu ongewis blijft of verdachte de munitie eveneens onder zich heeft gehad dan wel dat gezegd kan worden dat er bij verdachte een meerdere of mindere mate van bewustheid heeft bestaan op het punt van de aanwezigheid van de bij het wapen behorende munitie.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 10 september 2015 tot en met 30 oktober 2015 te [plaats] , in een pand gelegen aan de [adres 2] aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
A.
meermalen opzettelijk heeft vervaardigd grote hoeveelheden van een materiaal/vloeistof bevattende MDMA en mefedron en
B.
op 30 oktober 2015, aldaar, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en
- een grote hoeveelheid van een vloeistof bevattende MDMA en
- ongeveer 180 gram van een materiaal bevattende mefedron en
- ongeveer 25 liter van een vloeistof bevattende mefedron,
zijnde MDMA en mefedron elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 10 september 2015 tot en met 30 oktober 2015 te [plaats] , in een pand gelegen aan de [adres 2] aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en mefedron, zijnde MDMA en mefedron elk een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden, toen aldaar in voornoemde periode
A. een grote hoeveelheid (vloei)stoffen/materialen bevattende onder meer
- aceton en
- methanol en
- PMK (Piperonylmethylketon) en
- 2- broom-4'-methylpropiofenon en
- zoutzuur en
- DCM en
- ethanol en
- monomethylamine en
- mierenzuur en
- MEK en
- caustic soda en
- dichloormethaan en
B. een materialen/goederen, te weten
- meerdere waterstofgascilinders en
- meerdere jerrycans en
- een speciekuip en
- een roerder (van het merk Patfield) en
- meerdere vacuümpompen en
- een gasbrander en een propaangascilinder en
- een drukpomp en
- diverse slangen, verwarmingsspiralen, een zeef, een scheptrechter, een
zeeftrechter, een bril en een tas met rubberen stop en
- meerdere emmers en
- een RVS ketel met druk-/temperatuurmeter en verder toebehoren en een RVS koeler en
- een RVS ketel met frequentieregelaar en verder toebehoren en
- een glazen afscheider en een gaswasser en
- een koelunit en
- een glazen spiraalkoeler en een Vormar tas met kleine RVS ketel met toebehoren en
- een RVS keteltje en
- een vriezer en
- meerdere droogrekken en
- meerdere mondmaskers en
- meerdere handschoenen en
- meerdere andere goederen en materialen,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader(s) wisten of ernstige redenen hadden om te vermoeden, dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten.
3.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 30 oktober 2015 en 31 oktober 2015 te [plaats] een wapen van categorie III, te weten een pistool (van het merk Auto Ordnance, model Thompson 1911, kaliber .45 ACP), voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C en D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en het medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met enkele andere personen een grote hoeveelheid synthetische drugs vervaardigd. In de schuur waarin de productieplaats was ingericht, zijn meer dan 200 kilogram materiaal en vloeistof bevattende MDMA en een hoeveelheid materiaal en vloeistof bevattende mefedron aangetroffen. De politie heeft ingeschat dat van de aangetroffen hoeveelheid MDMA ruim een miljoen xtc-pillen gemaakt hadden kunnen worden. Ook heeft verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid (vloei)stoffen, materialen en goederen bestemd voor de productie van MDMA en mefedron voorhanden gehad. Verdachte heeft gedurende ongeveer anderhalve maand meerdere malen in opdracht van een medeverdachte ter plaatse werkzaamheden verricht, zoals het aangeven en in de gaten houden van dingen, het schoonmaken van vaten en het mengen en roeren van vloeistoffen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat synthetische drugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke middelen gepaard met verschillende vormen van overlast en criminaliteit – waaronder geweldsdelicten en het witwassen van crimineel geld – waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De productie van synthetische drugs is daarnaast schadelijk voor het milieu vanwege de wijze waarop chemische afvalstoffen van dergelijke productieprocessen vaak illegaal worden afgevoerd in het openbare riool, dan wel middels lozingen in openbare wateren of dumping in de openbare ruimte, in het bijzonder in buitengebieden. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze omstandigheden en risico's en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen. Door zijn handelen heeft verdachte ondersteuning geboden aan het criminele circuit.
Verdachte heeft voorts een pistool voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Immers kunnen vuurwapens in zich schijnbaar daarvoor lenende situaties leiden tot een ondoordacht en levensbedreigend gebruik daarvan.
Het hof houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten een samenhangende reeks feiten betreffen en in zogenoemde eendaadse samenloop zijn gepleegd.
Uit een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 september 2018 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het niet voor delicten genoemd in de Opiumwet. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Het hof houdt met dit alles ten nadele van verdachte rekening.
Het hof heeft ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter zitting in hoger beroep zijn gebleken. Daarbij heeft het hof onder meer kennis genomen van de omstandigheid dat het vermogen van verdachte onder bewind staat, dat hij zijn leven redelijk op orde heeft (waaronder ook zijn financiële zaken), dat hij sinds kort weer werkt en dat hij een vriendin heeft.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 26 november 2015 en het voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever van Palier (forensische & intensieve zorg) d.d. 3 maart 2016.
Reclassering Nederland heeft het recidiverisico van verdachte ingeschat als gemiddeld en heeft geadviseerd verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, de verplichting mee te werken aan de totstandkoming van werk of dagbesteding, de verplichting zich te laten onderzoeken en ambulant te laten behandelen door JustTact of een soortgelijke ambulante (forensische) zorginstelling voor zijn psychische problematiek en voor alcohol- en/of drugsproblematiek, waaronder zo nodig een klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek van maximaal zeven weken, en een alcohol- en drugsverbod indien en zolang de reclassering dit nodig acht.
Palier, de reclasseringsinstelling die verdachte heeft begeleid in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, heeft uitdrukkelijk afgeraden verdachte een alcohol- en drugsverbod op te leggen, omdat dit bij verslaafden niet goed werkt. Daarnaast heeft Palier geadviseerd de ambulante behandeling plaats te laten vinden bij De Waag te Zaandam en de bijzondere voorwaarden, zo mogelijk, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsvrouw heeft, voor het geval het hof de feiten bewezen mocht achten, er voor gepleit om aan verdachte ten hoogste een onvoorwaardelijke gevangenisstaf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw verzoekt het hof om bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze naar voren zijn gekomen tijdens het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden dat het hof oplegging van een andere strafmodaliteit aangewezen acht. Ook overigens is het hof niet gebleken van dergelijke feiten of omstandigheden.
Het hof heeft bij de bepaling van de strafduur tevens rekening gehouden met de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Het hof stelt vast dat verdachte op 31 oktober 2015 in verzekering is gesteld, de begindatum van de redelijke termijn. De rechtbank wees op 28 april 2016 vonnis. Verdachte heeft op 10 mei 2016 hoger beroep ingesteld tegen het voornoemde vonnis. Het procesdossier is op 3 januari 2017 bij het gerechtshof binnengekomen. Het hof wijst op 17 oktober 2018 arrest, de einddatum van de redelijke termijn. De behandeling in hoger beroep is dus niet afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep. Daarmee is de redelijke termijn in de fase van hoger beroep in beperkte mate, te weten met vijf maanden overschreden waardoor de duur van de totale berechting in twee feitelijke instanties 36 maanden heeft geduurd. Vanwege deze geringe overschrijding is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Alles afwegende, ook gelet op de ouderdom van de feiten, acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, waaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een verplichting mee te werken aan de totstandkoming van werk of een andere dagbesteding en een ambulante behandeling De Waag te Zaandam, passend en geboden. Gelet op het advies van Palier zal het hof net als de rechtbank, afzien van het opleggen van een alcohol- en drugsverbod. Ook zal het hof niet de bijzondere voorwaarde opleggen van een kortdurende klinische behandeling, indien de reclassering dat nodig acht, omdat een klinische behandeling, indien gedwongen ondergaan, het effect heeft van een vrijheidsbenemende maatregel. De beslissing om een vrijheidsbenemende maatregel op te leggen, is krachtens vaste jurisprudentie voorbehouden aan de rechter. Daarmee strookt niet dat die beslissing in handen van de reclassering wordt gegeven. Het hof zal ook niet bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat sprake moet zijn van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd:
- dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland en zich nadien blijft melden zolang en zo frequent als de reclassering dat gedurende de proeftijd van drie jaren noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich zal laten onderzoeken door en zich onder behandeling zal stellen van De Waag te Zaandam of een soortgelijke instelling voor ambulante (forensische) zorg, zulks ter bepaling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek en zijn alcohol- en drugsproblematiek, zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd van drie jaren noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zal meewerken aan de totstandkoming van een dagbesteding, al dan niet in de vorm van werk, indien de reclassering hiertoe de aanwijzing geeft, zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd van drie jaren noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.D. de Boer, griffier,
en op 17 oktober 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M. van Seventer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Handelingen II, 1984/1985, 24 april 1985, p. 4655.