Uitspraak
De beslissing van de kantonrechter
Het procesverloop
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 1 mei 2018 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld omdat zij meende dat haar beroepschrift tijdig was ingediend. De kantonrechter had echter geoordeeld dat de officier van justitie het beroep tegen de inleidende beschikking terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het te laat was ingesteld. De betrokkene had haar beroepschrift op 17 februari 2017 gedateerd, maar dit was pas op 2 maart 2017 door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) ontvangen, wat na de beroepstermijn viel.
Het hof heeft de argumenten van de betrokkene en de advocaat-generaal beoordeeld. De advocaat-generaal stelde dat het beroepschrift tijdig was ingediend omdat het binnen de beroepstermijn was gedateerd en binnen een week na afloop van de termijn was ontvangen. Het hof heeft deze uitleg echter verworpen, omdat artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. Het hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter en kon het de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie niet behandelen.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de tijdige indiening van beroepsschriften en de noodzaak voor de indiener om bewijs te leveren van tijdige verzending, vooral wanneer er geen verzendbewijs is. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bevestigd, waarmee de eerdere uitspraak in stand bleef.