ECLI:NL:GHARL:2018:9314

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
21-005699-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens rijden onder invloed van alcohol en rijden gedurende een rijontzegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1991, was veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol en het rijden tijdens een rijontzegging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte had op 18 juni 2017 een tweewielige bromfiets bestuurd met een alcoholgehalte van 1150 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Tevens was hij zich ervan bewust dat hij niet bevoegd was om een motorrijtuig te besturen vanwege een eerdere rechterlijke uitspraak.

De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van drie weken voorwaardelijk, een taakstraf van 40 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor negen maanden geëist. Het hof heeft deze vordering overgenomen en de verdachte veroordeeld tot dezelfde straf. De strafoplegging is mondeling gemotiveerd en is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De verdachte is schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en is strafbaar verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005699-17
Uitspraak d.d.: 17 juli 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 9 oktober 2017 met parketnummer 96-127674-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. Nijhof, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 9 oktober 2017 verdachte ter zake van het rijden onder invloed en het rijden gedurende een rijontzegging veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid van negen maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 18 juni 2017 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (tweewielige bromfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1150 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2:
hij op of omstreeks 18 juni 2017 te [plaats] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [weg] , een motorrijtuig, (tweewielige bromfiets), heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op 18 juni 2017 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (tweewielige bromfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1150 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2:
hij op 18 juni 2017 te [plaats] terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [weg] , een motorrijtuig, (tweewielige bromfiets), heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het hof heeft onmiddellijk na het onderzoek ter terechtzitting uitspraak gedaan in aanwezigheid van verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. Nijhof. De strafoplegging is toen mondeling gemotiveerd. Deze motivering wordt opgenomen in het proces-verbaal van die zitting en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De aldus gemotiveerde strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. K. Lahuis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 17 juli 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.