ECLI:NL:GHARL:2018:9211

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
WAHV 200.240.428
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar bij handhaving van geslotenverklaringen in het kader van openbare orde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 12 maart 2018 het beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie gegrond verklaarde en de inleidende beschikking vernietigde. De betrokkene had een sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op 8 juli 2016. De kantonrechter oordeelde dat de verbalisant niet bevoegd was om de sanctie op te leggen, omdat het C-bord niet zichtbaar was op de foto van de gedraging.

De officier van justitie ging in hoger beroep en voerde aan dat de geslotenverklaring was ingesteld in het kader van de openbare orde, en dat de verbalisant bevoegd was om te handhaven. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld over de bevoegdheid van de verbalisant. Het hof stelde vast dat de geslotenverklaring een maatregel ter verbetering van de leefbaarheid was en dat de verbalisant bevoegd was om sancties op te leggen in het kader van de openbare orde.

Het hof concludeerde dat, hoewel het C-bord niet zichtbaar was op de foto, er voldoende bewijs was dat het bord aanwezig was, onder andere door schouwrapporten. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. De beslissing van de kantonrechter werd vernietigd, en het hof bepaalde dat het door de betrokkene betaalde bedrag aan zekerheid moest worden gerestitueerd.

Uitspraak

WAHV 200.240.428
22 oktober 2018
CJIB 199720681
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 12 maart 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en de inleidende beschikking vernietigd. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 751,50.
Het procesverloop
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Het hoger beroep is beperkt tot de beslissing van de kantonrechter op het beroep tegen de inleidende beschikking.
2. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12/20”, welke gedraging zou zijn verricht op 8 juli 2016 om 12.38 uur op het Ruiterskwartier te Leeuwarden met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
3. De kantonrechter heeft de inleidende beschikking vernietigd en daartoe overwogen dat niet geoordeeld kan worden dat de verbalisant bevoegd was de sanctie op te leggen, omdat niet is gebleken dat het handhaven heeft plaats gehad in relatie tot de openbare orde en omdat op de foto van de gedraging het C-bord niet zichtbaar is.
4. De officier van justitie heeft in hoger beroep aangevoerd dat de geslotenverklaring is ingesteld in het kader van de openbare orde gelet op het verkeersbesluit uit 2016 en de aanvullende verklaring van de verbalisant. De verbalisant was dan ook bevoegd om te handhaven. Verder kan de gedraging, ondanks het ontbreken van de bebording op de foto's van de gedraging, worden vastgesteld. Middels de schouwrapporten en de bijbehorende foto's is voldoende komen vast te staan dat de bebording ter plaatse aanwezig en in orde was.
Bevoegdheid van de verbalisant
5. De gedraging is een overtreding van artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) in samenhang met bord C12 van bijlage 1 bij dat reglement. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de sanctie is opgelegd door een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) domein Openbare Ruimte.
6. Volgens het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stadstoezicht gemeente Leeuwarden, domein I Openbare Ruimte 2015, van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 22 juli 2015 (BOACAT2015/033) zijn boa’s domein I Openbare Ruimte bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het genoemde domein van bijlage A-I van de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: de Beleidsregels boa).
7. Artikel 6.4 onder 16 van de ten tijde van de gedraging geldende Beleidsregels boa houdt in dat de boa Openbare Ruimte bevoegd is tot handhaving ter zake van:
‘Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, maar alleen voor zover het stilstaand verkeer betreft. De artikelen 4, 5, 6, 10, 60, 82 en 62 juncto bijlage I hoofdstuk C (geslotenverklaring) van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor zover van toepassing ook voor rijdend verkeer. Op 12 april 2011 is door het College van procureurs-generaal (brief met kenmerk Pag/B&S/15674) nadere invulling gegeven in het kader van gemeentelijke handhaving van de WVW. Handhaving op negatie van C borden (RVV 1990) is in relatie tot de openbare orde toegestaan. In bijlage L is het toepasselijke kader voor de gemeente opgenomen indien zij digitaal wil handhaven op categorie C borden.’
8. Gelet op het voorgaande, in aanmerking genomen dat geen sprake was van stilstaand verkeer, is de bevoegdheid van de boa om te handhaven op gedragingen als de onderhavige begrensd tot situaties die gerelateerd kunnen worden aan de openbare orde.
9. Het hof stelt vast dat de kantonrechter de bevoegdheid van de verbalisant ten onrechte heeft beoordeeld op grond van de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar. De sanctie is opgelegd bij beschikking van 28 juli 2016 terwijl voornoemde circulaire per 1 juli 2015 is vervallen en vervangen door de Beleidsregels boa. Dit is met name van belang voor de invulling van het begrip 'openbare orde'. Anders dan in de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar (zie het arrest van dit hof van 10 juli 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5888) wordt in de hier van toepassing zijnde Beleidsregels boa verwezen naar de brief van 12 april 2011 van het College van procureurs-generaal. Voor de nadere invulling van het begrip 'openbare orde' wordt in deze zaak dan ook aansluiting gezocht bij hetgeen in die brief daarover staat vermeld (vgl. het arrest van dit hof van 14 juni 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5537). Dit betekent dat onder het openbare orde-criterium
ook maatregelen vallen die zijn genomen ter verbetering van de leefbaarheid en het tegengaan van overlast, bijvoorbeeld door sluipverkeer.
10. Uit de overgelegde verkeersbesluiten van 27 september 2013 en 27 januari 2016 volgt niet wat de grondslag is geweest voor de instelling van de onderhavige geslotenverklaring. Het verkeersbesluit van 27 september 2013 ziet niet op de geslotenverklaring van het Ruiterskwartier ter hoogte van pandnummer 47, maar op de geslotenverklaring van de Prins Hendrikstraat. Het verkeersbesluit van 27 januari 2016 heeft slechts betrekking op het wijzigen van de bebording van de al ingestelde geslotenverklaring bij het Ruiterskwartier.
11. Het dossier bevat een aanvullend proces-verbaal van 8 augustus 2018 waarin de verbalisant met betrekking tot de instelling van de geslotenverklaring van het Ruiterskwartier het volgende verklaart:
“De basis voor het afsluiten van het Ruiterskwartier voor doorgaand verkeer ligt in het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan, door de raad vastgesteld op 11 februari 2003 (hierna: GVVP 2003). In dit gemeentelijk beleidsdocument was een herinrichting opgenomen van het Ruiterskwartier ter verbetering van de positie van fietsers en voetgangers. Daarbij werd ook de parkeerring van Leeuwarden aan de westkant verlegd van het Ruiterskwartier naar de Westersingel. In eerste instantie werd verwacht dat met de herinrichting van onder meer de Westersingel en het Ruiterskwartier het doorgaande autoverkeer 'vanzelf' het Ruiterskwartier zou verlaten en gebruik zou maken van de Westersingel. Dat was echter niet het geval waardoor een fysieke afsluiting van het Ruiterskwartier noodzakelijk was.”
12. In het GVVP 2003 staat over de herinrichting van het gebied bij het Ruiterskwartier het volgende opgenomen:
“Het westelijke gedeelte van de binnenring wordt verlegd naar een route buiten de binnenstadsgracht. (…) Met het verleggen van deze route wordt het doorgaande stadsverkeer uit de binnenstad geweerd. (…)
Het verleggen van de binnenring biedt ruimte aan de herinrichting van het gebied Harmoniekwartier, Ruiterskwartier en Wilhelminaplein-West. Het gebied krijgt dan meer een verblijfsfunctie en is slechts bereikbaar voor bestemmingsverkeer. Wel kan het busverkeer van deze binnenstadsroute gebruik blijven maken.
(…)
De herinrichting van het Ruiterskwartier en het Harmoniekwartier is een ontwerpopgave. Het vrijwel ontbreken van autoverkeer komt het verblijfsklimaat ten goede, maar mag niet leiden tot een gebrek aan levendigheid.”
13. Uit het voorgaande volgt dat het Ruiterskwartier in het kader van een herinrichting van het gebied Harmoniekwartier, Ruiterskwartier en Wilhelminaplein-West is afgesloten voor doorgaand verkeer ter bevordering van de verblijfsfunctie van dat gebied. Dit kan worden aangemerkt als een maatregel ter verbetering van de leefbaarheid en dus - gelet op wat onder 9. is overwogen - een maatregel in het kader van de openbare orde. De verbalisant was in dit geval bevoegd een sanctie op te leggen.
Vaststelling van de gedraging
14. De kantonrechter heeft terecht overwogen dat bijlage L van de Beleidsregels boa onder meer als voorwaarde voor digitale handhaving stelt dat het C-bord zichtbaar moet zijn op de foto en dat hieraan niet is voldaan. In de onderhavige zaak is de gedraging vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Op de foto van de gedraging is het voertuig van de betrokkene zichtbaar, maar niet het verkeersbord.
15. Het hof heeft in voornoemd arrest van 14 juni 2018 geoordeeld dat het niet zichtbaar zijn van het C-bord op de foto op een andere wijze kan worden ondervangen. Wanneer anders dan op grond van de foto toch blijkt dat het C-bord aanwezig was, kan de gedraging worden vastgesteld.
16. In hoger beroep zijn schouwrapporten overgelegd van 1 juli 2016 en 25 juli 2016 die voorzien zijn van foto's van de bebording C12 op het Ruiterskwartier. Hierop gelet bestaat geen aanleiding de deugdelijkheid van de bebording in twijfel te trekken. Zodoende kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
17. De beslissing van de kantonrechter, zover aan het hoger beroep onderworpen, wordt gelet op het voorgaande vernietigd. Het hof zal doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaren.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij:
- de inleidende beschikking is vernietigd;
- is bepaald dat het door de betrokkene aan zekerheid betaalde bedrag dient te worden gerestitueerd;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.