ECLI:NL:GHARL:2018:9204

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
21-002320-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld en bedreiging, onvoorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 11 april 2014. De verdachte, geboren in voormalig Joegoslavië, werd beschuldigd van een gewapende woningoverval op 6 december 2011 in Borken, Duitsland. Tijdens de overval werd het slachtoffer, een vrouw van in de zestig, bedreigd met messen en gedwongen om haar kluissleutel en waardevolle goederen af te geven. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor dat deel. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor het overige en oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan diefstal met geweld. Het hof legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren op, rekening houdend met de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het delict. Het hof weegt ook mee dat de verdachte sinds 2013 niet meer met justitie in aanraking is gekomen en dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002320-14
Uitspraak d.d.: 22 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 11 april 2014 met parketnummer 05-861646-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië) op [1992] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 16 september 2014, 2 december 2014, 26 februari 2015, 25 januari 2017 en 8 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.A. Nunnikhoven, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 11 april 2014 vrijgesproken ter zake van het onder 1 ten laste gelegde. Tegen het voornoemde vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld. Voor zover het hoger beroep van verdachte is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde, zal het hof verdachte in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren nu op grond van artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering tegen een vrijspraak voor de verdachte geen hoger beroep is opengesteld.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover nog ter beoordeling van het hof, tenlastegelegd dat:
2:
hij op of omstreeks 06 december 2011 te Borken, Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld mevrouw [benadeelde] (geboren in [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een kluissleutel en/of een aantal sieraden en/of horloges en/of een geldbedrag (circa 385 euro) en/of een wapen en/of een of meer andere goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
bij de woning van die [benadeelde] (perceel [adres] ) heeft/hebben aangebeld en/of, nadat die [benadeelde] de deur had geopend, direct – mogelijk verzet brekend – deze deur (verder) heeft/hebben open geduwd en/of
(vervolgens) die [benadeelde] naar achteren heeft/hebben geduwd en/of
die [benadeelde] naar de kelder van haar woning heeft/hebben geleid en/of
(een) snoer(en)/kabel(s) in de woning van die [benadeelde] heeft/hebben losgesneden en/of die [benadeelde] (in die kelder) met die/dat snoer(en)/kabel(s) heeft/hebben gekneveld en/of die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal (met kracht) heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
een mes uit de keuken van die [benadeelde] heeft/hebben gehaald en/of
dat mes op de keel van die [benadeelde] heeft/hebben gedrukt en/of
daarbij tegen deze heeft/hebben geschreeuwd/gezegd: "Ich stich dich ab; ich mach dich tot" (Ik steek je neer, ik maak je dood),
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 06 december 2011 te Borken, Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluissleutel en/of een aantal sieraden en/of horloges en/of een geldbedrag (circa 385 euro) en/of een wapen en/of een of meer andere goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan mevrouw [benadeelde] (geboren in [geboortedatum] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) bij de woning van die [benadeelde] (perceel [adres] ) heeft/hebben aangebeld en/of,
nadat die [benadeelde] de deur had geopend, direct – mogelijk verzet brekend – deze deur (verder) heeft/hebben open geduwd en/of
(vervolgens) die [benadeelde] naar achteren heeft/hebben geduwd en/of
die [benadeelde] naar de kelder van haar woning heeft/hebben geleid en/of
(een) snoer(en)/kabel(s) in de woning van die [benadeelde] heeft/hebben losgesneden en/of die [benadeelde] (in die kelder) met die/dat snoer(en)/kabel(s) heeft/hebben gekneveld en/of
die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal (met kracht) heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
een mes uit de keuken van die [benadeelde] heeft/hebben gehaald en/of
dat mes op de keel van die [benadeelde] heeft/hebben gedrukt en/of
daarbij tegen deze heeft/hebben geschreeuwd/gezegd: "Ich stich dich ab; ich mach dich tot" (Ik steek je neer, ik maak je dood),
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De rechtbank heeft overwogen:

De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 december 2011 is aangeefster [benadeelde] , wonende aan de [adres] te Borken in Duitsland, in haar woning door twee personen overvallen. Nadat de deurbel is gegaan, heeft zij de voordeur geopend. De deur werd opengeduwd en aangeefster is door de gang van haar woning geduwd. Direct werd haar gevraagd naar geld. In de keuken is een geldbedrag van € 385,00 uit de portemonnee van aangeefster gehaald. Vervolgens hebben de daders naar meer geld gevraagd en moest aangeefster de kluissleutel afgeven. Beide daders hebben een keukenmes uit een lade gepakt. Zij hebben aangeefster een mes op de keel gezet en tegen haar gezegd ‘ik steek je neer, ik maak je dood’. Aangeefster is gedwongen naar de kelder te gaan. In de kelder is aangeefster op bed gezet, is zij meerdere keren door beide daders in haar gezicht en tegen haar hoofd geslagen en met kabels die door de daders uit de woning waren weggesneden aan haar voeten en handen vastgebonden, waarna zij is vastgemaakt aan de trapstaander. De daders hebben in de woonkamer een Gucci-tas gepakt en hebben de horloges en briljanten sieraden die in de kluis zaten, meegenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Tijdens de overval hebben de overvallers uit de keuken van de woning een groot mes gepakt. Op het lemmet van het mes is DNA-materiaal
aangetroffen.Het onderzoek van dit materiaal heeft een match opgeleverd met het DNA van verdachte [verdachte] .
Op het moment dat de overvallers in de woning van aangeefster waren, is door één van hen gevraagd naar de kluis en een vuurwapen. Het wapen dat de bewoonster in huis had, heeft zij eens laten zien aan haar huishoudelijke hulp en [taxichauffeur] , een taxichauffeur die af en toe klusjes in de tuin van de bewoonster uitvoerde. [taxichauffeur] is een oom (
broer van zijn moeder) van verdachte.’
Het hof schaart zich achter deze feitenvaststelling en overwegingen, behoudens twee hiervoor cursief weergegeven wijzigingen.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Op één van de bij de overval door de daders gehanteerde messen, afkomstig uit het huis van aangeefster, is een DNA-profiel aangetroffen dat - kort gezegd - met de hoogste graad van waarschijnlijkheid aan verdachte kan worden toegeschreven.
Het verweer van de verdediging komt erop neer dat DNA-materiaal van verdachte op het bij de overval gebruikte mes terecht moet zijn gekomen via zogenaamde 'secundaire overdracht'. Die overdracht zou hebben kunnen plaatsvinden door het op enig moment vóór die overval schudden van handen door verdachte en zijn oom [taxichauffeur] .
Verdachte heeft in dat verband niet meer gesteld dan dat hij “in de wintertijd van 2011 tijdens een bezoek aan een andere oom, mogelijk de hand van [taxichauffeur] heeft geschud”.
Naar het oordeel van het hof maakt de enkele mogelijkheid van lichamelijk contact op een wijze en moment als door verdachte aangegeven volstrekt niet aannemelijk dat het DNA van verdachte op het mes terecht is gekomen anders dan door het feit dat verdachte dat mes op 6 december 2011 in handen heeft gehad.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat op grond van de aangifte, de DNA-match, in onderlinge samenhang bezien met de familieband tussen verdachte en [taxichauffeur] , die wetenschap had van het wapen en de kluis die aangeefster in huis had, wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte één van de daders van de overval is. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat dit een diefstal met geweld is, zodat verdachte wordt vrijgesproken van de ook tenlastegelegde afpersing.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 06 december 2011 te Borken, Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld mevrouw [benadeelde] (geboren in [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een kluissleutel en/of een aantal sieraden en/of horloges en/of een geldbedrag (circa 385 euro) en/of een wapen en/of een of meer andere goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
bij de woning van die [benadeelde] (perceel [adres] ) heeft/hebben aangebeld en/of, nadat die [benadeelde] de deur had geopend, direct – mogelijk verzet brekend – deze deur (verder) heeft/hebben open geduwd en/of
(vervolgens) die [benadeelde] naar achteren heeft/hebben geduwd en/of
die [benadeelde] naar de kelder van haar woning heeft/hebben geleid en/of
(een) snoer(en)/kabel(s) in de woning van die [benadeelde] heeft/hebben losgesneden en/of die [benadeelde] (in die kelder) met die/dat snoer(en)/kabel(s) heeft/hebben gekneveld en/of die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal (met kracht) heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
een mes uit de keuken van die [benadeelde] heeft/hebben gehaald en/of
dat mes op de keel van die [benadeelde] heeft/hebben gedrukt en/of
daarbij tegen deze heeft/hebben geschreeuwd/gezegd: "Ich stich dich ab; ich mach dich tot" (Ik steek je neer, ik maak je dood),
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/OF
hij op
of omstreeks06 december 2011 te Borken, Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een kluissleutel en/ofeen aantal sieraden en
/ofhorloges en
/ofeen geldbedrag (circa 385 euro) en
/ofeen wapen en
/ofeen of meer andere goederen,
geheel of ten deletoebehorende aan mevrouw [benadeelde] (geboren in [geboortedatum] ),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en
/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s)bij de woning van die [benadeelde] (perceel [adres] )
heeft/hebben aangebeld en
/of,
nadat die [benadeelde] de deur had geopend, direct – mogelijk verzet brekend – deze deur (verder)
heeft/hebben open geduwd en
/of
(vervolgens) die [benadeelde] naar achteren
heeft/hebben geduwd en
/of
die [benadeelde] naar de kelder van haar woning
heeft/hebben geleid en
/of
(een) snoer(en)/kabel
(s
)in de woning van die [benadeelde]
heeft/hebben losgesneden en
/ofdie [benadeelde] (in die kelder) met die
/dat snoer(en)/kabel
(s
) heeft/hebben gekneveld en
/of
die [benadeelde] meermalen,
althans eenmaal(met kracht)
heeft/hebben
gestompt en/ofgeslagen en
/of
een mes uit de keuken van die [benadeelde]
heeft/hebben gehaald en
/of
dat mes op de keel van die [benadeelde]
heeft/hebben gedrukt en
/of
daarbij tegen deze
heeft/hebben
geschreeuwd/gezegd: "Ich stich dich ab; ich mach dich tot" (Ik steek je neer, ik maak je dood),
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft samen met een ander op een brute wijze een gewapende woningoverval gepleegd op een vrouw van in de zestig die alleen in het huis woonde. Het slachtoffer is in haar woning overvallen, waarbij zij met messen op haar keel is bedreigd en meermalen is geslagen en zij, nadat zij onder bedreiging van geweld de sleutel van de kluis heeft moeten afgeven, in de kelder is vastgebonden aan de trapstaander met kabels om haar handen en voeten. Overvallen als deze, maken op de slachtoffers ervan een diepe en vaak blijvende indruk. Aangeefster is op uiterst grove wijze in haar geestelijke en lichamelijke integriteit aangetast op een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachte en zijn mededader hebben het persoonlijke leed dat zij hierdoor bij het slachtoffer teweeg hebben gebracht ondergeschikt gemaakt aan hun wens om ten koste van haar financieel voordeel te behalen. Verdachte heeft voor zijn betrokkenheid bij dit ernstige feit geen enkele verantwoordelijkheid genomen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op de gegevens zoals deze blijken uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 september 2018 en waaruit blijkt dat verdachte in 2013 is veroordeeld wegens een overval op een woning in maart 2012.
Het hof stelt voorop dat verdachte ten tijde van het plegen van het delict in 2011 negentien jaar oud was, zodat in beginsel het meerderjarigenstrafrecht van toepassing is. Bij de beantwoording van de vraag of in het onderhavige geval aanleiding bestaat het jeugdstrafrecht toe te passen, zoals door de verdediging is verzocht, dient beoordeeld te worden of daartoe grond bestaat gelet op de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Het hof is van oordeel dat in de voor deze zaak over verdachte uitgebrachte (weiger)rapportages geen aanknopingspunten te vinden zijn voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. Gelet hierop en daarbij in aanmerking genomen de zeer bruut uitgevoerde overval, zoals hierboven is beschreven, ziet het hof in de persoonlijkheid van verdachte als ook in de omstandigheden waaronder het feit is begaan onvoldoende grond om het jeugdstrafrecht toe te passen en zal het hof verdachte veroordelen volgens het meerderjarigenstrafrecht.
Voor het feit zoals bewezen verklaard volstaat geen andere straf dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Tijdsverloop, zoals hier aan de orde, brengt in dat uitgangspunt geen verandering. Bij het bepalen van de hoogte van de duur heeft het hof aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS), waarbij voor een overval op een woning met ander dan licht geweld en/of bedreiging met geweld als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren staat vermeld.
Het hof houdt ten voordele van verdachte rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het feit, de omstandigheid dat aan verdachte gedurende meerdere jaren diverse voor hem bezwarende schorsingsvoorwaarden zijn opgelegd, en dat hij sinds mei 2013 niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Het hof acht daarom een gevangenisstraf van vier jaar passend bij feit en dader.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf eerdergenoemd tijdsverloop in aanmerking te nemen. In hoger beroep heeft de behandeling van de zaak lang geduurd omdat het verrichten van nader onderzoek geruime tijd in beslag heeft genomen, en tevens als gevolg van de geringe voortvarendheid bij de appointering van de zaak nadat de zaak in januari 2017 moest worden aangehouden in verband met uitloop van de behandeling van de zaak.
Het hof stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu de termijn voor de berechting in hoger beroep is overschreden. Het hof zal de overschrijding van deze termijn ten voordele van verdachte verdisconteren in de strafmaat, en een korting van één jaar op de op te leggen gevangenisstraf toepassen.
Gelet op het vorenstaande acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 55, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. J.P. Bordes en mr. J.W. Rijkers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier,
en op 22 oktober 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 22 oktober 2018.
Tegenwoordig:
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. M. van Leent, advocaat-generaal,
mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.