ECLI:NL:GHARL:2018:9141

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
WAHV 200.202.871
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • M. van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake administratieve sanctie voor parkeren in groenstrook

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 26 september 2016 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren van een voertuig in een groenstrook. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een proceskostenvergoeding.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de kantonrechter ten onrechte de inleidende beschikking niet heeft gewijzigd na de wijziging van de feitcode. De kantonrechter had ook aanleiding moeten vinden om een proceskostenvergoeding toe te kennen. Het hof oordeelt dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, maar dat de kantonrechter de inleidende beschikking had moeten aanpassen aan de gewijzigde feitcode.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd voor zover het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard en heeft de inleidende beschikking gewijzigd. Tevens is de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 501,-. Het hof heeft geoordeeld dat er sprake is van een groenstrook, ondanks de betwisting door de gemachtigde van de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.202.871
17 oktober 2018
CJIB 194135416
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 26 september 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 122,50.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken (bijv. laten stilstaan op trottoir/voetpad/etc)”, welke gedraging zou zijn verricht op 22 september 2015 om 11:01 uur op de Korenbloemstraat te Hoogblokland met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De kantonrechter heeft - naar aanleiding van het ter zitting door de officier van justitie ingenomen standpunt - geoordeeld dat de gedraging met bijbehorende feitcode kan worden gewijzigd in “voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplanting of groenstroken”.
3. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter niet tot wijziging van de feitcode over had mogen gaan, althans had de kantonrechter, na wijziging van de feitcode tot de slotsom moeten komen dat ook die gedraging niet is verricht. Er is geen sprake van een groenstrook, maar van een tot de weg behorende berm. Voorts had de kantonrechter, nu de inleidende beschikking gewijzigd is, een punt extra (te weten de indiening van het administratief beroepschrift) aan proceskostenvergoeding moeten toekennen.
4. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Laten staan met twee wielen in groenstrook.”
6. Daarnaast bevat het dossier een door de verbalisant bij aanvullend proces-verbaal van 2 maart 2016 verstrekte foto. Hierop is een rijbaan te zien met daarnaast een oppervlakte met gras.
7. De onderhavige gedraging betreft - zo begrijpt het hof de overwegingen van de kantonrechter - een overtreding van het bepaalde in artikel 5:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Giessenlanden. Dit artikel luidt - voor zover van belang - als volgt:
1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
2. Dit verbod is niet van toepassing:
a. op de weg; (…)
8. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 moet onder het begrip wegen worden verstaan:
“Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten”.
9. Niet in geding is dat het voertuig van de betrokkene op de onder 1. genoemde datum, tijd en plaats deels in het gras geparkeerd stond. Het hof dient - gelet op het verweer van de gemachtigde - te beoordelen of de locatie waar het voertuig van de betrokkene stond moet gelden als behorend tot de weg (een berm) - in welk geval voornoemd verbod niet van toepassing is - of dat sprake is van een groenstrook.
10. De verbalisant heeft verklaard een groenstrook te hebben waargenomen. Op de foto is een strook gras te zien, van een aanzienlijke breedte die zich voordoet als groenstrook. De gemachtigde stelt dat geen sprake is van een groenstrook, maar heeft zijn stelling niet onderbouwd. Gelet hierop is het hof van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een groenstrook.
10. Indien de kantonrechter -in een geval als dit terecht- oordeelt dat een feitcode kan worden gewijzigd, dient hij (in voorkomend geval met (gedeeltelijke) gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie) tot wijziging van de inleidende beschikking over te gaan. De kantonrechter heeft echter het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard en de inleidende beschikking niet gewijzigd. Dit is niet juist. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen voor zover het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard. Het hof zal doen wat de kantonrechter had behoren te doen en de inleidende beschikking voor wat betreft de daarin opgenomen feitcode en omschrijving van de gedraging wijzigen in "voertuig laten staan in een park, plantsoen of op openbare beplanting of groenstroken (R406)".
12. Tevens had de kantonrechter, in de wijziging van de inleidende beschikking, welke kan gelden als een aan de verbalisant te wijten onrechtmatigheid, aanleiding moeten vinden ook de proceskosten, gemaakt in administratief beroep, voor vergoeding in aanmerking te brengen. De beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij geen vergoeding is toegekend voor deze proceskosten, kan derhalve evenmin in stand blijven.
13. Het hof zal een proceskostenvergoeding toekennen voor de in administratief beroep en in hoger beroep verrichte proceshandelingen. De door de kantonrechter toegekende vergoeding voor de in beroep bij de kantonrechter gemaakte proceskosten is niet betwist. Aan het indienen van een administratief beroepschrift en het indienen van een hoger beroepschrift dienen in totaal twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 501,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter voor zover het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard en voor zover daarbij geen vergoeding is toegekend voor de proceskosten, gemaakt in administratief beroep;
wijzigt de inleidende beschikking in zoverre, dat de omschrijving van de gedraging en de feitcode worden vastgesteld op "voertuig laten staan in een park, plantsoen of op openbare beplanting of groenstroken (R406)";
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 501,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.