ECLI:NL:GHARL:2018:9002

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
15 oktober 2018
Zaaknummer
21-002451-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld bij supermarkt en opzetheling van een auto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1995 en gedetineerd in de PI Zwolle, was eerder veroordeeld voor een poging tot diefstal met geweld en opzetheling van een auto. Het hof heeft de zaak behandeld na meerdere terechtzittingen en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, heeft geëist. De verdachte heeft tijdens de procedure zijn proceshouding gewijzigd en een bekentenis afgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, wat invloed heeft gehad op de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een verbod op drugs- en alcoholgebruik. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die is geleden door de slachtoffers van de overval. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de schade door de verdachte was veroorzaakt. De uitspraak is gedaan in het kader van de bescherming van de maatschappij en het voorkomen van recidive.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002451-16
Uitspraak d.d.: 11 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 21 april 2016 met parketnummer 18-730266-15 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
gedetineerd in de PI Zwolle, afdeling PPC, te Zwolle.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof op 7 oktober 2016, 3 november 2017, 12 januari 2018, 5 maart 2018, 28 mei 2018 en 27 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden te worden gesteld zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard en dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] dient (hoofdelijk) te worden toegewezen tot een bedrag van € 1560,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte dient de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (hoofdelijk) te worden toegewezen tot een bedrag van € 2.995,84, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.R. Maarsingh, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij bovengenoemd vonnis veroordeeld voor een poging tot het in vereniging plegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld en het in vereniging plegen van opzetheling. Hem is in dat kader een gevangenisstraf van 4 jaren opgelegd, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.560,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 2.508,38, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op hetgeen bij de bewijsoverweging is overwogen zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 19 augustus 2015, te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of andere goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt PLUS, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen één of meer aldaar in die supermarkt aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- een personenauto heeft/hebben verworven en/of (vervolgens)
- met die personenauto van [plaats 2] naar [plaats 1] is/zijn gereden en/of (vervolgens)
- voornoemde supermarkt zijn binnengegaan, zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) bij zich droeg(en) en/of (vervolgens)
- op de aldaar aanwezige [benadeelde 1] zijn afgerend en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 1] heeft/hebben vastgepakt en/of in de houdgreep heeft/hebben genomen en/of daarbij dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend op die [benadeelde 1] heeft/hebben gericht en/of (vervolgens)
- het hoofd van die [benadeelde 1] naar beneden heeft/hebben gedrukt en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "blijf naar beneden kijken, geen geintjes of anders schiet ik", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 1] (verder) de supermarkt in heeft/hebben meegenomen en/of daarbij (telkens) die [benadeelde 1] heeft/hebben gevraagd: "waar is de kluis" en/of (vervolgens)
- aangekomen bij de gesloten kantoordeur van die supermarkt, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die kantoordeur heeft/hebben geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2
primair:

hij op of omstreeks 18 augustus 2015 te [plaats 2], (althans) in de gemeente [plaats 2], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen

- in/uit een woning, gelegen aan of bij de [adres 1], aldaar, een of meer sleutel(s) en/of (vervolgens)
- een aldaar geparkeerd staande personenauto (merk BMW), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen sleutels en/of personenauto onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel.2 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2015 tot en met 19 augustus 2015 te [plaats 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk BMW) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist(en), althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Tot en met de procedure in eerste aanleg heeft verdachte de ten laste gelegde feiten ontkend. Gedurende de procedure in hoger beroep is zijn proceshouding gewijzigd en op de terechtzitting van het hof op 3 november 2017 heeft verdachte ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2 subsidiair een bekennende verklaring afgelegd.
Op grond van deze verklaring, tezamen met de overige bewijsmiddelen zoals die in een eventueel later op te maken aanvulling bij dit arrest zullen worden uitgewerkt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. Het hof gaat uit van dezelfde bewezenverklaring als de rechtbank, met dien verstande dat het hof bij feit 1 uitgaat van twee medeplegers en verdachte bij het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen. Voor dit onderdeel ontbreekt wettig en overtuigend bewijs.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op 19 augustus 2015, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld toebehorende aan supermarkt PLUS,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of bedreiging met geweld tegen één of meer aldaar in die supermarkt aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
met een of meer van zijn mededader(s),
- met een personenauto van [plaats 2] naar [plaats 1] is/zijn gereden en vervolgens
- voornoemde supermarkt zijn binnengegaan, zulks terwijl hij een vuurwapen bij zich droeg en vervolgens
- op de aldaar aanwezige [benadeelde 1] is/zijn afgerend en
- die [benadeelde 1] heeft/hebben vastgepakt en in de houdgreep heeft/hebben genomen en
- het hoofd van die [benadeelde 1] naar beneden heeft/hebben gedrukt en daarbij een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] gedrukt en gedrukt gehouden en
- die [benadeelde 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "blijf naar beneden kijken, geen geintjes of anders schiet ik", en vervolgens
- die [benadeelde 1] verder de supermarkt in hebben meegenomen en die [benadeelde 1] heeft/hebben gevraagd: "waar is de kluis" en
- aangekomen bij de gesloten kantoordeur van die supermarkt, met een vuurwapen op die kantoordeur heeft/hebben geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2 subsidiair:

hij in de periode van 18 augustus 2015 tot en met 19 augustus 2015 te [plaats 2], een personenauto (merk BMW) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

In de rapportage Pro Justitia d.d. 20 april 2018 wordt door psychiater C.J.F. Kemperman beschreven dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een alcohol- en cannabisgebruik stoornis (beiden in gedwongen remissie) en een ongespecificeerde psychotische stoornis die middels medicatie in remissie is. Er is sprake van een jongeman met een mogelijk milde verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Volgens de heer Kemperman kan gesteld worden dat verdachtes zelfcontrole inzake het ten laste gelegde wat verminderd was door de persoonlijkheidsstoornis en een beperkt empathisch vermogen en impulsiviteit. Geadviseerd wordt daarom om verdachte het ten laste gelegde op een driepuntsschaal conform de richtlijn van de NVvP (toerekenen - in verminderde mate toerekenen - niet toerekenen) in een verminderde mate toe te rekenen. De mate waarin de stoornissen het ten laste gelegde teweeg brachten is licht, aldus Kemperman.
Het hof kan zich in voornoemde bevindingen vinden en zal verdachte het ten laste gelegde om die reden in verminderde mate toerekenen. Dit betekent dat verdachte wel een strafbare dader is. Het hof zal bij de straftoemeting rekening houden met de verminderde toerekening.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Bij de overval hebben verdachte en één van zijn mededaders een broodbezorger bedreigd met een vuurwapen en hem door de supermarkt gesleurd op zoek naar geld. Dat de overval in totaal slechts enkele minuten heeft geduurd en er geen buit is gemaakt, doet niets af aan de ernst van het feit. Verdachte en zijn medeverdachte hebben op zeer intimiderende en bedreigende wijze opgetreden en bij het slachtoffer grote angst teweeggebracht. De rechtbank heeft terecht overwogen dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans nog lange tijd gevoelens van onveiligheid ervaren. Dit blijkt ook uit de onderbouwing bij de vordering tot schadevergoeding. Aangever heeft zich wekenlang angstig gevoeld en uiteindelijk zijn baan opgezegd ten gevolge van de overval.
Naast het voorgaande heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling ten aanzien van een gestolen auto. Met deze auto zijn verdachte en zijn medeverdachten na de overval gevlucht.
Ten nadele van verdachte spreekt dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 29 augustus 2018 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder vermogens- en geweldsdelicten.
Het hof is van oordeel dat gezien de aard en ernst van met name het onder 1 bewezenverklaarde feit, verdachtes rol daarin - hij was degene die het wapen heeft gehanteerd en aangever vasthield - en zijn strafrechtelijk verleden, oplegging van een forse gevangenisstraf noodzakelijk is.
Voor wat betreft de duur van deze gevangenisstraf heeft het hof onder meer gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Ten aanzien van een overval van een winkel met licht geweld/bedreiging houden de oriëntatiepunten oplegging van een gevangenisstraf van 2 jaren in en als het gaat om ander geweld een gevangenisstraf van 3 jaren. Als strafverhogende factoren worden recidive, samenwerkingsverband en het soort wapen genoemd. Zoals hierboven uiteen is gezet is er in de onderhavige zaak zowel sprake van recidive als van een samenwerkingsverband. Ten aanzien van de derde factor is van belang dat het hier om een echt vuurwapen ging. Dat dit wapen kennelijk stuk was - zo heeft verdachte verklaard - was voor aangever niet duidelijk en doet in die zin niet ter zake. Aangever dacht dat het om een echt wapen ging, nu de persoon die dit wapen vasthield - naar later bleek verdachte - de slede op enig moment naar achteren trok waardoor aangever het patroon in het wapen kon zien zitten.
Alles afwegende, waarbij ook de verminderde toerekening in aanmerking wordt genomen, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf van 48 maanden zonder meer passend en gerechtvaardigd is. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat van die straf een gedeelte in voorwaardelijke vorm dient te worden opgelegd, met een lange proeftijd. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden te worden gesteld, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Kort gezegd houden deze voorwaarden in: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling door GGZ Friesland (of soortgelijke zorgverlener), ambulante begeleiding door Limor (of soortgelijke zorgverlener), een drugs- en alcoholverbod, een locatiegebod, een locatieverbod, een contactverbod en het meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting van het hof (wederom) bereid verklaard zich aan deze bijzondere voorwaarden te houden. Het plan dat in overleg met de reclassering en zijn familie is opgesteld houdt in dat verdachte na zijn detentie zal gaan wonen in [plaats 3], bij zijn neef de heer [naam]. In het kader van dagbesteding zal verdachte werkzaamheden gaan uitvoeren bij het watersportbedrijf van de heer [naam].
Met het voorwaardelijke strafdeel en de bijzondere voorwaarden beoogt het hof te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Evenals de raadsman acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde proeftijd van 5 echter jaren te lang. Een proeftijd van 3 jaren is voldoende.
Ten slotte zal het hof met het oog op de bescherming van het maatschappelijk belang de dadelijke uitvoerbaarheid gelasten van de bijzondere voorwaarden en het toezicht op de naleving daarvan, zoals bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de aard van het onder 1 bewezenverklaarde feit en het door de reclassering en psychiater beschreven recidiverisico, moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.560,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering (hoofdelijk) zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Het hof zal in deze zaak, alle omstandigheden in aanmerking genomen, de vervangende hechtenis op tien dagen stellen.
Gelet op het voorgaande dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.435,84, bestaande uit € 2.706,06 (schade schokbrekers en dashboard) en € 729,75 aan proceskosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.508,38. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De schade die primair door de benadeelde partij [benadeelde 2] wordt gevorderd ziet op schade die aan zijn auto is toegebracht nadat die door medeverdachten van verdachte is gestolen. Verdachte is ten aanzien van deze auto voor opzetheling veroordeeld. Uit het dossier blijkt niet meer dan dat de schade op enig moment in de periode tussen de diefstal en de aanhouding is ontstaan. Verdachte was niet bij de diefstal van de auto aanwezig maar is pas later ingestapt. Het hof is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de door de benadeelde partij gestelde schade (mede) als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. Dit rechtstreekse verband kan op basis van de inhoud van het dossier niet voldoende worden vastgesteld. De benadeelde partij kan daarom niet in haar vordering worden ontvangen.
Gelet op het voorgaande dienen de benadeelde partij en de verdachte elk hun eigen kosten te dragen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
18 (achttien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen. Het innemen van (depot) medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde, zich onder begeleiding zal stellen van Limor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde verboden is gedurende de volledige proeftijd drugs te gebruiken en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde verboden is gedurende de volledige proeftijd alcohol te gebruiken en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, zolang de reclassering het noodzakelijk acht, dat de veroordeelde op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfadres. Daarbij heeft hij op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 14 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft verdachte 8 uur per dag vrij te besteden. Wanneer veroordeelde op doordeweekse dagen geen dagbesteding heeft, heeft hij 2 uur vrij te besteden. De precieze tijdstippen worden vooraf vastgesteld en eventueel bijgesteld door de reclassering, in overleg met veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. Het locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel. Het verblijfadres is [adres 2]. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde, zolang de reclassering het noodzakelijk acht, dat veroordeelde zich niet zal bevinden in [plaats 1], de plaats waar het delict is gepleegd, en in [plaats 2], de plaats waar het negatieve sociale netwerk zich bevindt. Het locatieverbod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal (laten) leggen of onderhouden met de medeverdachten/medeveroordeelden in onderhavige zaak, ook niet als deze contact met verdachte zoeken of laten zoeken.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde mee zal werken aan het vinden en behouden van een dagbesteding.
Beveelt dat alle voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.560,00 (duizend vijfhonderdzestig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.560,00 (duizend vijfhonderdzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 augustus 2015.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. R.C.C. van Leest en mr. A. van Holten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 11 oktober 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.