ECLI:NL:GHARL:2018:8879

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
WAHV 200.207.858
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens gerede twijfel over gedraging met voertuig

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 230,- die hem was opgelegd voor het negeren van een rood verkeerslicht op 12 januari 2016. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard. Het hof heeft echter gerede twijfel geuit over de vraag of de gedraging daadwerkelijk is verricht met het voertuig van de betrokkene. De betrokkene heeft consistent en vasthoudend specifieke omstandigheden aangevoerd, ondersteund door getuigenverklaringen en stukken, die zijn verklaring onderbouwen. De verklaring van de verbalisant werd niet als voldoende overtuigend beschouwd om de twijfels weg te nemen. Het hof heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet het bewijs van zijn onschuld hoeft te leveren, maar dat hij wel concrete feiten en omstandigheden moet aandragen die twijfel aan de verklaring van de verbalisant rechtvaardigen. Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep gegrond verklaard, waardoor de sanctie werd vernietigd en het bedrag aan de betrokkene werd gerestitueerd.

Uitspraak

WAHV 200.207.858
9 oktober 2018
CJIB 195321572
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant
van 13 december 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 12 januari 2016 om 07:58 uur op de Blaakweg te Tilburg met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene betwist de hem verweten gedraging te hebben verricht. Hij is op de bewuste dag om 08:00 uur met het onder 1. omschreven voertuig gearriveerd op zijn werk bij het - op dat moment aldaar tijdelijk opgerichte - asielzoekerscentrum in de Autotron te Rosmalen. Dit blijkt ook uit het door de betrokkene overgelegde werkrooster en de ingevulde takenlijst van die dag. De pleeglocatie ligt op ongeveer 35 kilometer afstand. De betrokkene kan daarom nooit in twee minuten tijd van de Blaakweg in Tilburg naar zijn werk zijn gereden. Meerdere collega's kunnen bevestigen dat ze de betrokkene die dag om 08:00 uur in de ochtend hebben zien aankomen rijden in zijn voertuig. Aan het hoger beroepschrift zijn twee getuigenverklaringen toegevoegd van - inmiddels oud - collega's van de betrokkene. Daarnaast wijst de betrokkene erop dat ook een verbalisant fouten kan maken, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. Dit kan alleen niet geverifieerd worden nu de verbalisant de gedraging in zijn eentje heeft geconstateerd, er geen foto is gemaakt en niemand is staande gehouden. De betrokkene wijst er voorts nog op dat er sprake kan zijn van kentekenfraude.
3. Anders dan de betrokkene kennelijk meent, is het niet zo dat de verbalisant altijd in het gelijk wordt gesteld en op zijn woord wordt geloofd. Als de verklaring van de verbalisant voor juist wordt gehouden, is diens verklaring een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Of de verklaring van de verbalisant voor juist wordt gehouden is ervan afhankelijk of de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
De betrokkene hoeft dus niet het bewijs van zijn onschuld te leveren, maar van de betrokkene mag wel worden verwacht dat hij door middel van concrete feiten en omstandigheden een begin van twijfel aan de juistheid van de verklaring van de verbalisant aandraagt.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht onder meer het volgende in:
"Ik had direct zicht op het verkeerslicht en zag dat dit ongeveer 3 seconden op rood stond op het moment dat betrokkene dit licht negeerde en zijn weg vervolgde.
Plaatsaanduiding verkeerslicht: kruising van afrit A58 links met de Blockweg.
Ondanks het rode verkeerslicht aansluit bij de voor hem rijdende auto's met kruisingsvlak opreed.
Merk van voertuig: Volkswagen.
Type van voertuig: Lupo; TDI 45 KW.
Kleur van voertuig: zwart."
5. Op grond van de in het zaakoverzicht vermelde gegevens stelt het hof vast dat onderhavige zaak een visuele waarneming van de verbalisant betreft, waarbij geen foto van de geconstateerde gedraging is gemaakt. Er is derhalve geen foto van de gedraging beschikbaar.
6. De betrokkene heeft in hoger beroep twee getuigenverklaringen overgelegd. De eerste (ongedateerde) verklaring is afkomstig van [B] en de andere - op 12 januari 2017 - opgemaakte verklaring is van [C] . Blijkens het door de betrokkene bijgevoegde werkrooster waren beide getuigen op 12 januari 2016 ingeroosterd voor een om 08:00 uur startende ochtenddienst, eenzelfde soort dienst als waar de betrokkene voor stond ingeroosterd. Beide getuigen verklaren dat ze de betrokkene om 07:45 uur hebben aan zien komen rijden op het parkeerterrein van het toenmalige AZC te Rosmalen in zijn [D] met kenteken [00-YYY-0] .
7. De advocaat-generaal heeft in reactie op het hoger beroep van de betrokkene bij het verweerschrift een aanvullend proces-verbaal d.d. 13 juni 2017 in het geding gebracht van de verbalisant die de onderhavige sanctie heeft opgelegd, waarin - onder meer - het volgende staat opgenomen:
"Ik reed verbalisant verklaar dat gezien het tijdstip van overtreding ik met mijn privévoertuig onderweg was naar de Ringbaan Zuid alwaar ik werkzaam was bij de afdeling opsporing. Hiernaast was het, gezien het verkeersaanbod en de situatie ter plaatse, ook niet direct mogelijk om tot staandehouding over te gaan in verband met de verkeersveiligheid op genoemde locatie.
De betrokkene heeft dezelfde afslag genomen als ik, verbalisant, komende uit de rijrichting Breda, autosnelweg A58. Hierop reed betrokkene de Blaakweg op die ter plaatse bestaat uit twee rijbanen welke middels een brede berm gescheiden zijn. Elke rijbaan heeft twee rijstroken en een toerit naar Rijksweg A58 richting Breda.
Ten tijde van de overtreding was er sprake van gevaarzetting omdat de door verkeerslichten geregelde kruising(en) geen leegloop fase kent en derhalve het kruisende verkeer groen direct krijgt.
Zoals op de beschikking met nummer 120120160758000362 vermeld, reed de bestuurder nadat het voor hem rood uitstralende verkeerslicht op rood was gegaan na drie seconden nog voorbij de stopstreep bij het kruisingsvlak en sloot langzaam aan rijdende achter de andere voertuigen voor hem.
Hierop heb ik, verbalisant, volstaan met het noteren van het kenteken en kenmerken van dat voertuig."
8. Gelet op hetgeen de betrokkene gedurende de gehele procedure consistent en vasthoudend heeft aangevoerd, is bij het hof gerede twijfel ontstaan of de gedraging is verricht met het voertuig van de betrokkene. Tegenover de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht heeft de betrokkene specifieke omstandigheden aangevoerd die hij door middel van getuigenverklaringen en stukken heeft onderbouwd. De twijfel wordt niet weggenomen door de aanvullende verklaring van de verbalisant. De verbalisant heeft zich in zijn aanvullende verklaring slechts uitgelaten over de vraag waarom er niet is staande gehouden en redenen benoemd waarom er sprake was van gevaarzettend gedrag. De verbalisant heeft zich verder beperkt tot een herhaling van hetgeen hij reeds in zijn verklaring in het zaakoverzicht naar voren heeft gebracht. Op welke wijze de verbalisant de gedraging heeft geconstateerd, wat diens positie was ten opzichte van het voertuig en, in navolging hiervan, of de verbalisant het (kenteken van het) voertuig duidelijk heeft kunnen zien, volgt niet uit deze verklaring. Een aanvullende verklaring op deze punten was, gelet op het uitvoerig onderbouwde verweer van de betrokkene, op zijn plaats geweest.
Bij gebreke hiervan, kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verbalisant het voertuig van de betrokkene heeft waargenomen. Het hof acht het in deze fase van de procedure, mede gelet op het tijdsverloop na de pleegdatum, niet aangewezen om de advocaat-generaal alsnog te verzoeken om een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant op deze punten in het geding te brengen. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht met het voertuig van de betrokkene.
9. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, namelijk het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking vernietigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 195321572 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan de betrokkene wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.