Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 oktober 2018, betreft het een kort geding waarin de appellante, een moeder die met haar zoons naar het buitenland is verhuisd, de opheffing van executoriaal beslag vordert dat door de vader van de kinderen was gelegd. De vader had gesteld dat de moeder zonder toestemming van de rechtbank met de kinderen naar Zwitserland was verhuisd, wat in strijd zou zijn met eerdere afspraken. Het hof heeft de vordering van de moeder toegewezen, omdat de stellingen van de vader onvoldoende aannemelijk waren gemaakt.
De procedure begon met een arrest van 1 mei 2018, waarna een comparitie van partijen volgde. Tijdens deze zitting heeft de moeder toegelicht dat zij en haar partner de opvoeding van de kinderen alternerend verzorgen en dat de kinderen in Nederland geen vaste woon- of verblijfplaats meer hebben. De kinderen verblijven op verschillende locaties, waaronder Landalparken en bij kennissen. De moeder heeft ook verklaard dat de kinderen onderwijs volgen via de Wereldschool, wat feitelijk neerkomt op thuisonderwijs.
Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de kinderen daadwerkelijk naar Zwitserland zijn verhuisd of daar in strijd met het vonnis van 13 maart 2017 hebben verbleven. De verklaringen van de vader en de gemeenteambtenaren waren niet overtuigend genoeg om de claims van de moeder te weerleggen. Het hof heeft daarom het bestreden vonnis vernietigd en de vordering van de moeder toegewezen, met inachtneming van een dwangsom voor de vader indien hij niet aan de opheffingsverplichtingen voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.