ECLI:NL:GHARL:2018:8845

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
21-005537-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, waarbij zwaar lichamelijk letsel was toegebracht aan het slachtoffer, [benadeelde]. De feiten vonden plaats op 30 juli 2015, toen de verdachte, na een confrontatie met het slachtoffer, hem meerdere keren schopte en stompe. Het slachtoffer liep hierdoor een gebroken enkel en letsel aan zijn lip op, wat leidde tot een operatie en langdurige gevolgen. Het hof verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces, omdat de verdediging niet aannemelijk kon maken dat de verdachte zich in een situatie van onmiddellijke dreiging bevond. Het hof oordeelde dat de mishandeling als zwaar lichamelijk letsel moest worden gekwalificeerd, en legde de verdachte een taakstraf van 80 uren op, alsook een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 1.612,86. De vordering tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof oordeelde dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk was in haar vordering, en dat deze enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005537-16
Uitspraak d.d.: 8 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 3 oktober 2016 met parketnummer 18-234145-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 september 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte van het primair ten laste gelegde en veroordeling ter zake van het subsidiair ten laste gelegde tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.C. van Linde, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 3 oktober 2016 vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en veroordeeld ter zake van het subsidiair ten laste gelegde tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Daarnaast is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen tot het bedrag van
€ 2.223,86, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 juli 2015 te [plaats] aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken enkel en/of letsel aan zijn lip , heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal tegen het been, althans het lichaam van die [benadeelde] te schoppen en/of te trappen en/of tegen de lip, althans het hoofd van die [benadeelde] te stompen en/of te slaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 30 juli 2015 te [plaats] [benadeelde] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal tegen het been, althans het lichaam van die [benadeelde] te schoppen en/of te trappen en/of tegen de lip, althans het hoofd van die [benadeelde] te stompen en/of te slaan, waardoor, althans mede waardoor zwaar letsel (te weten letsel bij de lip en/of een gebroken enkel) is toegebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde

De op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting vastgestelde feiten en omstandigheden, zoals hieronder weergegeven, vormen onvoldoende grond voor het oordeel dat verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever [benadeelde] . Dit brengt mee dat het hof niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het subsidiair ten laste gelegde

De raadsman heeft ter zitting in hoger beroep opgemerkt dat niet ter discussie staat dat verdachte een aantal maal heeft getrapt op het bovenbeen van aangever [benadeelde] en hem op het gezicht heeft geslagen. De mishandeling kan op zichzelf bewezen worden.
Betoogd is dat aan verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt, zodat de wederrechtelijkheid aan zijn handelen ontbrak. Verdachte dient te worden vrijgesproken, aldus de raadsman. Subsidiair beroept verdachte zich op noodweerexces.
Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaring van verdachte en zijn vrouw moeten worden geloofd, nu deze verklaringen overeenkomen en bovendien worden ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . De verklaringen van aangever en zijn vrouw moeten als ongeloofwaardig ter zijde worden gesteld.
De verdediging heeft de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Verdachte werd aangevallen door aangever en voelde diens echtgenote in zijn rug. Vanuit de zelfverdedigingsport die verdachte beoefent heeft hij geleerd om het minst bezwarende middel in te zetten, in dit geval de trap op het bovenbeen. Doordat aangever bleef dreigen en de aanval zoeken en verdachte steeds dichter bij zijn woning kwam heeft hij er voor gekozen om hem een stomp in het gezicht te geven. Verdachte voelde een enorme angst in zich opkomen en voelde zich in het nauw gedreven.
Het hof overweegt het volgende.
Beroep op noodweer(exces)
In tegenstelling tot de raadsman is het hof van oordeel dat de verklaring van aangever [benadeelde] en zijn echtgenote, getuige [getuige 2] , wel betrouwbaar en daarmee ook bruikbaar voor het bewijs zijn. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die verklaringen te twijfelen. Deze verklaringen zijn gedetailleerd en komen op hoofdlijnen overeen. Bovendien vinden de verklaringen steun in de letselverklaring. Immers, de geconstateerde letsels (in de vorm van bloeduitstortingen bij de linkerknie en de breuk in het rechter kuitbeen) passen bij aangevers verklaring dat verdachte hard tegen zijn linkerknie heeft geschopt, hetgeen pijn deed, en vervolgens tegen zijn rechterenkel, waarna aangevers voet scheef op zijn been stond.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd door het hof niet aannemelijk geworden geacht.
De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 1 augustus 2015 heeft aangever [benadeelde] tegenover de politie onder meer verklaard dat hij op 30 juli 2015 samen met zijn vrouw, zijn zoon en twee vriendjes bij het kanaal aan de [straat] in de wijk [wijk] was. Toen hij opeens nodig moest plassen besloot hij een plekje op te zoeken uit het zicht van anderen. Op het moment dat aangever wilde plassen, hoorde hij een mannenstem schreeuwen. Hij draaide zich om en had direct door dat de man naar hem schreeuwde. Aangever zag dat de man op hem af kwam lopen. Hij zag en hoorde dat de man luid schreeuwend met de borst vooruit en breed lopend op hem af kwam. Hij hoorde hem roepen van: "Hé, godverdomme, vind je dit normaal?” en “ Ga naar je eigen land om te plassen." De man bleef op aangever af lopen en bleef schreeuwen. Aangever zag dat de man opgefokt was door zijn manier van lopen en doordat hij zo schreeuwde. Hij had het idee dat de man hem zou aanvallen of hem omver zou lopen. Op het moment dat de man vlak bij aangever was heeft hij zijn armen uitgestoken om hem te weren. De man sloeg hem vervolgens keihard op zijn gezicht, hij sloeg hem op zijn lip/mond. De man deed dit met een vuist. Aangever voelde direct pijn. Hij heeft de man niet teruggeslagen maar schreeuwde tegen hem dat hij moest stoppen. De man stopte niet, aangever zag en voelde dat de man hem direct daarna vier harde trappen tegen zijn linkerknie gaf. Hij voelde meteen pijn in die knie. Hierna zag en voelde aangever dat de man mij op zijn rechterenkel schopte. Na die trap viel hij meteen op de grond. Aangever wilde opstaan maar dat lukte niet. Hij zag toen dat zijn voet scheef op zijn been stond. In het ziekenhuis bleek dat zijn enkel gebroken was. Aangever zit thuis met een gebroken rechterenkel, blauwe plekken op zijn linkerbeen en zes hechtingen in zijn lip.
Getuige [getuige 2] , echtgenote van aangever, heeft op 1 augustus 2015 tegenover de politie verklaard dat zij een mannenstem hoorde schreeuwen: "Godverdomme vind je dat normaal?", of zoiets. Getuige keek toen om en zag een man met een hond staan. Zij hoorde haar man "Sorry" zeggen. Ook hoorde zij haar man zeggen: "doe even rustig", en zij zag dat hij met zijn handen gebaarde dat de man rustig moest doen. Getuige zag dat de man met de hond op zo'n twee meter van haar man stond. Deze man bleef maar schreeuwen van "Vind je dit normaal. Doe dat maar in je eigen land!" Getuige zag dat deze man met de hond nog dichter bij haar man kwam staan. Zij zag dat haar man schrok. Getuige zag dat haar man met zijn bovenlichaam naar achteren ging en zijn beide armen omhoog, ter hoogte van zijn schouders, met open handen, hield. Direct daarop zag getuige dat de man met de hond haar man op zijn mond sloeg. Zij zag dat de man met zijn tot vuist gebalde hand haar man sloeg. Getuige riep: "Ophouden". Zij hoorde bijna gelijktijdig haar zoon [zoon] roepen: "Papa, Papa". Toen getuige weer richting haar man keek zag zij dat de man met de hond haar man schopte. Zij zag dat hij ter hoogte van zijn knie schopte. Ook heeft getuige gezien dat haar man nog een schop kreeg ter hoogte van zijn enkel. Zij zag dat haar man toen op de grond viel. Getuige zag toen dat haar man allemaal bloed in zijn gezicht had, op zijn handen en op zijn kleren. Zij hoorde haar man zeggen dat hij niet meer kon staan. Getuige hoorde hem zeggen: "Mijn voet, mijn voet zit los".
Uit de letselverklaring van 20 augustus 2015 volgt dat aangevers rechter kuitbeen is gebroken en dat hiervoor een operatie nodig is. De breuk van het kuitbeen kan zijn ontstaan door inwerking van een kracht op de rechterenkel. Daarnaast is de wond van ongeveer 2 cm lang in de bovenlip gehecht en zitten er bloeduitstortingen aan de buitenzijde van de linkerknie. Druk op de spieren rond de knie is erg pijnlijk en de spieren zijn duidelijk gespannen. Het herstel van de oppervlakkige verwondingen duurt minimaal vier weken. Voor wat betreft de fractuur kan nog geen conclusie worden getrokken.
In hoger beroep is gebleken dat aangever is geopereerd aan de breuk, waarbij een metalen plaat in zijn enkel is geplaatst. Er moet nog een tweede operatie volgen.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat het verdachte is geweest die schreeuwend op aangever is afgekomen en vervolgens de confrontatie is aangegaan door hem in het gezicht te stompen. Na wat geschreeuw over en weer heeft verdachte aangever vier keer tegen zijn knie geschopt en vervolgens eenmaal tegen zijn enkel. Door die laatste schop viel aangever meteen op de grond en stond zijn voet scheef op zijn been. In het ziekenhuis blijkt het kuitbeen gebroken te zijn.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Dit brengt mee dat het beroep op noodweer(exces) wordt verworpen.
Zwaar lichamelijk letsel
Het hof stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Het hof stelt aan de hand van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden vast dat door de verdachte aan het slachtoffer letsel is toegebracht, te weten een gebroken kuitbeen en een wond van twee centimeter in de bovenlip. De botbreuk was van dien aard dat een operatie noodzakelijk is gebleken, waarbij een metalen plaat in de enkel is geplaatst, en er bovendien nog een tweede operatie moet volgen. Na de eerste operatie, waarbij volgens aangever een metalen plaat en zes schroeven in zijn been zijn geplaatst, is het been ongeveer acht weken gegipst geweest en verplaatste aangever zich in een rolstoel. Vervolgens heeft aangever nog ongeveer drie maanden op krukken gelopen. Daarnaast volgt uit algemene ervaringsregels dat een gehechte wond (met vier hechtingen) in de lip een gezicht ontsierend litteken zal achterlaten.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat dit letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt en komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 30 juli 2015 aangever [benadeelde] heeft mishandeld, waardoor hem zwaar letsel is toegebracht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 30 juli 2015 te [plaats] [benadeelde] heeft mishandeld door meermalen tegen het been van die [benadeelde] te schoppen en tegen de lip van die [benadeelde] te stompen, waardoor zwaar lichamelijk letsel (te weten letsel bij de lip en een gebroken enkel) is toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 30 juli 2015 schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever
[benadeelde] door hem tegen zijn gezicht te stompen en meerdere keren tegen zijn been te trappen. Aangever heeft hierdoor zijn kuitbeen gebroken, welke breuk operatief is behandeld. Ook is er een wond van twee centimeter in zijn lip ontstaan, welke wond gehecht moest worden en uiteindelijk een ontsierend litteken in het gezicht heeft achtergelaten. Door zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde] .
Uit de slachtofferverklaring van [benadeelde] volgt dat de mishandeling voor hem lichamelijk en psychisch grote gevolgen heeft gehad. De gecompliceerde breuk heeft ervoor gezorgd dat aangever na de operatie twee maanden afhankelijk was van een rolstoel en vervolgens nog ongeveer drie maanden op krukken heeft gelopen. Een tweede operatie moet nog volgen. Ook herinnert het litteken hem (dagelijks) aan het voorval. Verder heeft slachtoffer [benadeelde] last van herbelevingen en slaapt hij slecht.
In de strafoplegging wordt ook betrokken dat verdachte blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 22 augustus 2018 niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegende, rekening houdend met het tijdsverloop, acht het hof oplegging van een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.412,86, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.223,86. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Materiele schade
Voor wat betreft de gevorderde materiele schadevergoeding is het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 612,86, vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag omvat medische kosten, waaronder het eigen risico, en een vliegticket van een geplande vliegreis op 25 september 2015. Op basis van de specificatie Eigen Risico 2015 is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de mishandeling, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, zijn wettelijk eigen risico heeft moeten betalen. Ook is voldoende gebleken dat als gevolg van het handelen van verdachte de geplande vliegreis redelijkerwijs geen doorgang meer kon vinden vanwege de operatie aan aangevers enkel en de daarbij behorende herstelperiode van meerdere maanden.
Immateriële schade
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Aangever is door verdachte tegen zijn gezicht geslagen en meermalen tegen zijn been geschopt, waardoor hij letsel, onder meer een botbreuk, heeft bekomen. Aangever is één keer geopereerd aan zijn enkel en in de toekomst zal er nog een operatie moeten volgen. Na de operatie heeft aangever twee maanden met gips gelopen en drie maanden met krukken, waardoor hij onder meer niet kon werken. Gelet hierop, alsook op de psychische impact, acht het hof de vordering tot het genoemde bedrag toewijsbaar.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.612,86 (duizend zeshonderdtwaalf euro en zesentachtig cent) bestaande uit € 612,86 (zeshonderdtwaalf euro en zesentachtig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.612,86 (duizend zeshonderdtwaalf euro en zesentachtig cent) bestaande uit € 612,86 (zeshonderdtwaalf euro en zesentachtig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
26 (zesentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 30 juli 2015.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. L.J. Bosch en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 8 oktober 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.