Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[verzoeker],
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De ouders, verzoekers in hoger beroep, zijn in beroep gegaan tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 14 juli 2017 de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige1] heeft verlengd. De ouders hebben grieven ingediend met betrekking tot de uithuisplaatsing en verzoeken het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen of de duur ervan te bekorten. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt het hof om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de ouders zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. J.D. Nijenhuis. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 december 2017. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn geweest om de eerste maanden na de geboorte van [de minderjarige1] voor haar te zorgen, wat heeft geleid tot de uithuisplaatsing. De ouders hebben aangegeven dat zij willen werken aan hun opvoedingscapaciteiten, maar het hof is van mening dat er onvoldoende bewijs is dat hun situatie is verbeterd. De GI heeft aangegeven dat het perspectief van [de minderjarige1] bij het pleeggezin ligt, wat door de ouders wordt betwist.
Het hof concludeert dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is om de continuïteit en veiligheid in de opvoeding van [de minderjarige1] te waarborgen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en benadrukt dat er duidelijkheid moet komen over het perspectief van [de minderjarige1] en de rol van de ouders in haar leven. De ouders moeten samenwerken met de GI en openstaan voor onderzoek naar hun opvoedingscapaciteiten.