ECLI:NL:GHARL:2018:8698

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 oktober 2018
Publicatiedatum
2 oktober 2018
Zaaknummer
200.226.902/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van begeleidingsovereenkomst en huurovereenkomst wegens overlast door cliënt

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding over de beëindiging van een begeleidingsovereenkomst en een huurovereenkomst tussen [A] en de Landelijke Instelling voor Maatschappelijke Ondersteuning en Rehabilitatie (Limor). De appellant, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, vorderde dat Limor [A] toegang zou geven tot het gehuurde appartement aan de [a-straat] 47 te [B]. De voorzieningenrechter in eerste aanleg had de vordering afgewezen, omdat Limor gerechtigd was de begeleidingsovereenkomst te beëindigen op basis van overlast veroorzaakt door [A].

Het hof heeft de procedure in hoger beroep besproken, waarbij het belang van de appellant bij de vordering werd erkend. Limor voerde aan dat de appellant niet-ontvankelijk was, maar het hof verwierp dit verweer. De appellant betwistte de rechtmatigheid van de beëindiging van de overeenkomst, maar het hof oordeelde dat Limor voldoende bewijs had geleverd van de overlast en dat de beëindiging van de overeenkomst gerechtvaardigd was.

Het hof concludeerde dat [A] op de hoogte was van de waarschuwingen die zij had ontvangen en dat de overlast die zij veroorzaakte voldoende grond was voor Limor om de overeenkomst te beëindigen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde de appellant in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.226.902/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6120373 / CV EXPL 17-6328)
arrest in kort geding van 2 oktober 2018
in de zaak van
[appellant] q.q.bewindvoerder over de goederen en gelden van [A]
,
wonende te [B] ,
appellant,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. H.L. Thiescheffer, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
Landelijke Instelling voor Maatschappelijke Ondersteuning en Rehablitatie (Limor),
gevestigd te Leeuwarden,
geïntimeerde,
hierna:
Limor,
advocaat: mr. S. Maakal, kantoorhoudend te Heerenveen.

1.Het verloop van de procedure in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd zoals weergegeven in het vonnis in kort geding van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden (hierna; de voorzieningenrechter) van 26 juli 2017.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
In hoger beroep zijn de volgende processtukken gewisseld:
- de appeldagvaarding van 22 augustus 2017;
- de memorie van grieven (met één productie);
- de memorie van antwoord met produkties;
- de akte overlegging producties (met één productie en een USB-stick) van de zijde
van Limor.
2.2
[appellant] heeft afgezien van de hem geboden gelegenheid een antwoord-akte te nemen.
2.3 Vervolgens hebben partijen de processtukken overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.4
De vorderingen van [appellant] in hoger beroep strekken ertoe dat het vonnis van de voorzieningenrechter wordt vernietigd en dat Limor op straffe van verbeurte van een dwangsom wordt bevolen om "appellant" (het hof leest: [A] ) de toegang te geven tot het gehuurde aan de [a-straat] 47 te [B] , een en ander met veroordeling van Limor in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.

3.De vaststaande feiten

3.1
De voorzieningenrechter heeft in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.11) van het vonnis van 26 juli 2017 de feiten vastgesteld. Tegen deze feiten zijn geen grieven gericht en ook overigens is niet van bezwaren gebleken. Het hof zal dan ook van de door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten uitgaan die, aangevuld met enkele andere vaststaande feiten, op het volgende neerkomen.
3.2
Bij beschikking van 18 januari 2017 van de rechtbank Noord-Nederland is het beschermingsbewind ingesteld over de goederen van [A] (hierna: [A] ) en is [appellant] tot beschermingsbewindvoerder benoemd.
3.3
Limor houdt zich onder meer bezig met de begeleiding van ex-gedetineerden. In dat kader verhuurt zij appartementen in het gebouw aan de [a-straat] 47/47A te [B] . De verhuur van deze appartementen berust op een samenwerking tussen Limor, de gemeente Súdwest Fryslân en de politie. Het project in het gebouw is bedoeld als een doorstroomvoorziening, in beginsel voor een periode van zes maanden. In het gebouw bevinden zich ook appartementen die worden bewoond door cliënten van stichting ZIENN. Deze stichting biedt opvang en ondersteuning aan daklozen.
3.4
Met ingang van 1 april 2017 hebben Limor en [A] een op die datum door partijen ondertekende schriftelijke "begeleidingsovereenkomst" gesloten. Deze overeenkomst heeft als belangrijkste doelstelling om [A] op zodanige wijze te ondersteunen dat zij op termijn wellicht weer geheel zelfstandig kan wonen. Tegelijkertijd hebben Limor en [A] een schriftelijk vastgelegde huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een appartement, staande en gelegen aan de [a-straat] 47 te [B] (hierna: het gehuurde). De huurovereenkomst gaat in op 1 april 2017 voor de duur van zes maanden en loopt door voor onbepaalde tijd wanneer deze periode verstrijkt zonder opzegging.
3.5
In de begeleidingsovereenkomst is onder andere het volgende overeengekomen.
"Artikel 6
Bij beëindiging van de begeleidingsovereenkomst geldt in alle gevallen dat tegelijkertijd en onherroepelijk de huurovereenkomst is beëindigd.(…).
Artikel 8
Limor heeft het recht om de begeleidingsovereenkomst terstond en met onmiddellijke ingang
te ontbinden indien door cliënt:
(…)3. geweldpleging, mishandeling, bedreiging en/of overlast wordt veroorzaakt.(…)Artikel 12Cliënt verklaart dat de woonruimte gelegen aan [a-straat] 47 te [B] als vaste verblijfplaats geldt voor alle aanzeggingen die LIMOR wil doen in verband met de uitvoering van deze overeenkomst."
3.6
In artikel 10 van de huurovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
"Deze overeenkomst eindigt op het moment dat de begeleidingsovereenkomst eindigt, doch in ieder geval uiterlijk één maand nadat de begeleidingsovereenkomst tussen LIMOR en de dient is geëindigd. De client verklaart zich uitdrukkelijk op de hoogte van deze bepaling en stemt daarmee uitdrukkelijk in."
3.7
In de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde huisregels is - voor zover hier van belang - het navolgende opgenomen:
"Bezoek
Het is niet de bedoeling dat uw bezoek alleen in de woning aanwezig is.Logees moeten gemeld worden, tenzij anders is afgesproken met uw begeleider(s).(…)! Als bewoner bent u verantwoordelijk voor het gedrag van uw bezoeker(s).
Alcohol en drugs
Verkoop van hard- en softdrugs binnen en rondom de doorstroomvoorziening is niet toegestaan.(...)
Waarschuwingen
Indien u zich niet aan eerder genoemde afspraken houdt, gaan wij met u in gesprek. Hier kan een mondelinge waarschuwing uit voortkomen.
Indien u zich nogmaals niet aan de richtlijnen houdt, kunnen wij u een officiële schriftelijke waarschuwing geven. Na een tweede officiële schriftelijke waarschuwing zullen we een einddatum aan uw verblijf in de opvang bepalen."
3.8
Op 8 juni 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen medewerkers van Limor en [A] . Van dit gesprek is een verslag opgesteld, waarin onder meer het volgende is vermeld:

TR en TO zijn vandaag samen in gesprek gegaan met [A] over de klachten die binnenkomen bij LIMOR. TR en TO hebben deze met [A] besproken. [A] erkent een groot deel van de klachten ook en begrijpt dat zij verantwoordelijk is voor het gedrag van haar bezoek. [A] noemt wel dat ze het vervelend vindt dat de bovenbuurman zijn fouten bij haar neerlegt. (…)
Vanwege de overlastklachten en het niet verschijnen op het wsu heeft [A] een officiële waarschuwing ontvangen, welke ze ook schriftelijk zal krijgen. [A] begrijpt de waarschuwing en geeft toe dat ze het ook wel terecht vindt.TR en TO benadrukken dat ze bij de volgende waarschuwing op straat staat en dat we hopen dat [A] meer voor zichzelf zal gaan kiezen en er wat van gaat maken.
3.9
Limor heeft in een brief van 9 juni 2017 onder andere het volgende geschreven aan [A] :
"Op 8 juni 2017 is aan u medegedeeld dat u een officiële waarschuwing heeft gekregen. (...) De redenen voor deze officiële waarschuwing zijn als volgt:
• Er is op diverse momenten overlast ervaren van het bezoek dat door u toegelaten wordt tot de doorstroomvoorziening. Er is meerdere malen op gewezen dat u verantwoordelijk wordt gehouden voor uw bezoek.
• U houdt zich niet structureel aan de afspraak omtrent het bezoeken van het woonspreekuur (…)
Wij willen u erop wijzen dat een tweede officieel waarschuwing directe beëindiging van begeleiding en verblijf in de opvang tot gevolg heeft."
3.1
In een brief van 15 juni 2017 aan [A] heeft Limor onder meer het volgende geschreven: "
Op maandag 12 juni 2017 zijn er weer klachten van overlast (...) binnengekomen. Daarnaast is uit de camerabeelden (..) gebleken dat er in het weekend van9 t/m 11 juni 2017 diverse regels voor het verblijf zijn overtreden. Dit gaat om de volgende zaken:
- Er is veelvuldig nachtelijk bezoek aanwezig zonder toestemming van Limor.
-(…)
Daarnaast is er (...) het vermoeden dat er (hard)drugs gedeeld wordt in de doorstroomvoorziening
Op grond van de overlastklachten en de genoemde overtredingen ontvang u hierbij een tweede waarschuwing. Dit houdt in dat het verblijf in de doorstroomvoorziening en de hierbij behorende begeleiding volgens de geldende protocollen beëindigd worden per 15 juni 2017".
3.11
De gemachtigde van [appellant] heeft bij brief van 27 juni 2017 namens [A] onder andere het volgende geschreven aan Limor:
“Op 9 juni 2017 heeft u cliënte [ [A] – toevoeging hof] een officiële waarschuwing gegeven. Cliënte heeft berust in deze officiële waarschuwing.Nadat cliënte op 14 juni 2017 na een verblijf elders was teruggekeerd naar haar woning (...), heeft zij geconstateerd dat derden, zonder haar instemming toegang hebben verschaft tot haar woning (...) Cliënte heeft aan u kenbaar gemaakt dat de onderliggende omstandigheden, die volgens u aanleiding zijn geweest tot het geven van deze waarschuwing altijd onjuist zijn. Cliënte was nota bene niet aanwezig in het weekend van 9 tot en met 11 juni 2017, zodat zij ook op geen enkele wijze de hand heeft gehad in de door u gestelde beschuldigingen. (...) Onder druk en absoluut niet vrijwillig heeft cliënte de woonruimte (...) per 15 juni 2017 ontruimd. Thans is cliënte zonder vaste woon- of verblijfplaats. Nu het niet aannemelijk is dat cliënte zeer binnenkort elders nieuwe woonruimte zal kunnen vinden, wenst cliënte terug te keren in de woning (...). Cliënte is van oordeel dat deze mogelijkheid rechtens aanwezig is, nu de opzegging van 15 juni 2017 op oneigenlijke gronden is gebeurd en omdat cliënte niet vrijwillig, maar juist onder druk de woning op 15 juni 2017 heeft ontruimd (...) Gelet op het hiervoor gestelde verzoek ik u (...) mij binnen 48 uur na heden te berichten dat u cliënte in de gelegenheid stelt om de woonruimte (…) opnieuw te betrekken (...). "
3.12
Limor heeft aan bovenstaand verzoek geen gehoor gegeven.

4.4. De vorderingen en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft gevorderd dat Limor op straffe van verbeurte van een dwangsom wordt bevolen om [A] toegang te geven tot het gehuurde. Limor heeft verweer gevoerd.
4.2
De voorzieningenrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen. Volgens de kantonrechter was Limor gerechtigd de begeleidingsovereenkomst met [A] te beëindigen, omdat voldoende aannemelijk is geworden dat [A] , nadat zij officieel was gewaarschuwd opnieuw overlast heeft veroorzaakt. Bij overlast heeft Limor het recht de begeleidingsovereenkomst en daarmee de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden, aldus de voorzieningenrechter, die verder overweegt dat de belangen van Limor bij beëindiging van de overeenkomst zwaarder wegen dan de belangen van Limor.

5.Bespreking van de grieven

5.1
Het hof stelt voorop dat [appellant] ook in hoger beroep een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Het spoedeisend belang is met de aard van de hoofdvordering - kort gezegd de veroordeling van Limor om [A] woonruimte te verschaffen - gegeven.
5.2
Limor voert een niet-ontvankelijkheidsverweer, maar de gronden van dit verweer zijn voor het hof ondoorgrondelijk. Voor zover het hof het verweer zó moet begrijpen dat het feit dat [appellant] geen grief heeft gericht tegen de feitenvaststelling betekent dat hij niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, vindt dit betoog geen steun in het (burgerlijk proces)recht.
5.3
Met de
grieven I en IIkomt [appellant] op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat Limor gerechtigd was de begeleidingsovereenkomst met [A] te beëindigen en dat de vorderingen van [appellant] om die reden niet toewijsbaar zijn. De grieven hangen met elkaar samen. Het hof zal ze dan ook tezamen behandelen.
5.4
Het hof stelt bij de bespreking van de grieven voorop dat [appellant] uitdrukkelijk niet bestrijdt dat aan [A] geen huurbescherming toekomt, in die zin dat wanneer de begeleidingsovereenkomst eindigt ook de huurovereenkomst eindigt. Volgens [appellant] heeft Limor de begeleidingsovereenkomst zonder gegronde reden opgezegd. In hoger beroep staat dan ook de vraag centraal of Limor de begeleidingsovereenkomst terecht heeft beëindigd.
5.5
[appellant] stelt allereerst dat [A] in het weekend van 9 tot 11 juni 2017 nog niet bekend was met de eerste officiële waarschuwing. Zij heeft de brief van 9 juni 2017 (aangehaald in rechtsoverweging 3.9) pas na 11 juni 2011 ontvangen. Alleen om die reden al kunnen de feiten die zich hebben voorgedaan in de nacht van 9 op 10 juni 2017 niet leiden tot een beëindiging van de begeleidings- en de huurovereenkomst, aldus [appellant] .
5.6
Het hof volgt [appellant] niet in dit betoog. [appellant] heeft niet bestreden dat op
8 juni 2017 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [A] en medewerkers van Limor en dat [A] tijdens dat gesprek een officiële waarschuwing heeft gekregen, onder meer vanwege overlast in en rond haar woning. Dat dit gesprek heeft plaatsgevonden, volgt ook uit het in rechtsoverweging 3.8 aangehaalde verslag, waarvan de inhoud niet door [appellant] is bestreden. [A] heeft (in het gesprek van) 8 juni 2017 dan ook een officiële waarschuwing ontvangen en dat was haar toen bekend. Het was haar, volgt uit het verslag, ook bekend dat deze officiële waarschuwing schriftelijk zou worden vastgelegd. Ook als [A] , zoals [appellant] stelt, in het weekend van 9 tot 11 juni 2017 de brief van Limor waarin de officiële waarschuwing van 8 juni 2017 was vastgelegd nog niet had ontvangen, kan zij zich er naar voorlopig oordeel van het hof niet op beroepen dat zij in dat weekend nog geen schriftelijke officiële waarschuwing had ontvangen. [A] was in dat weekend bekend met de waarschuwing die haar in het gesprek van 8 juni 2017, één dag voor het bewuste weekend, was gegeven en met het feit dat die waarschuwing schriftelijk zou worden vastgelegd en als een officiële waarschuwing in de zin van de huisregels had te gelden. Dat zij de brief nog niet had ontvangen, betekent niet dat zij niet al officieel gewaarschuwd was. Het hof laat dan nog daar dat uit de huisregels niet volgt dat een tweede officiële waarschuwing pas gegeven kan worden nadat de cliënt de brief met de eerste officiële waarschuwing heeft ontvangen.
5.7
[A] was, gezien het voorgaande, zeer recent (de dag ervoor) officieel gewaarschuwd toen het weekend van 9 tot 11 juni 2017 begon. Dat [A] terecht was gewaarschuwd, staat in deze procedure, mede gezien het hiervoor aangehaalde verslag van het gesprek van 8 juni 2017 en de brief van de advocaat van [A] van 27 juni 2011 (aangehaald in rechtsoverweging 3.11) niet ter discussie.
5.8
Limor heeft beelden overgelegd die in de nacht van 9 op 10 juni 2017 zijn gemaakt met de bewakingscamera in het portaal voor de deur van het gehuurde. Limor heeft samengevat wat met de beelden is weergegeven. Limor heeft de juistheid van deze samenvatting niet weersproken. Uit de samenvatting volgt dat in de desbetreffende nacht van ongeveer 2:30 uur tot 8:00 uur in de morgen van 10 juni 2017 ongeveer 30 maal een of meerdere personen het door [A] gehuurde appartement zijn in- of uitgegaan. Het betreft meer dan 10 verschillende personen, die alleen of met anderen het appartement ingingen. Het hof acht voldoende aannemelijk dat het (herhaalde) bezoek van zoveel verschillende personen gedurende een groot deel van de nacht en de vroege ochtend overlast veroorzaakt. Dat [A] geen verwijt treft van het veelvuldige bezoek, zoals zij stelt - de bezoekers zouden voor haar bovenbuurman komen -, acht het hof niet aannemelijk. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom bezoekers voor de bovenbuurman van [A] bij [A] naar binnen zouden gaan wanneer zij niet bij de bovenbuurman terecht kunnen. Bovendien heeft [A] aangevoerd dat één van de bezoekers, de heer [C] , een goede vriend van haar is. Deze [C] heeft het appartement van [A] in de nacht van
9 op 10 juni 2017 minstens vijfmaal bezocht. Als hij [A] bezocht heeft om zijn problemen met haar te bespreken, zoals [A] stelt, valt niet in te zien waarom hij de woning van [A] meer dan vijfmaal, steeds met een korte tussenpoos, bezoekt. De gestelde reden van de nachtelijke bezoeken van [C] doet ook niet af aan de daardoor in het appartementencomplex veroorzaakte overlast. [A] was bovendien nog geen 48 uur tevoren gewaarschuwd vanwege overlast door nachtelijk bezoek aan haar, zodat van haar verwacht mocht worden dat zij er bij haar goede vriend [C] op zou hebben aangedrongen om niet meerdere malen per nacht bij haar aan te bellen wanneer hij persé ’s nachts met haar zijn problemen wilde bespreken.
5.9
Naar voorlopig oordeel van het hof mocht Limor na bestudering van de camerabeelden de conclusie trekken dat [A] de officiële waarschuwing niet serieus had genomen, er in elk geval onvoldoende reden in had gezien om maatregelen te treffen om te voorkomen dat door frequent nachtelijk bezoek aan haar opnieuw overlast zou ontstaan. Daaruit volgt dat de beslissing van Limor om [A] een tweede officiële waarschuwing te geven voldoende grondslag had. Tussen partijen staat niet ter discussie dat Limor de begeleidingsovereenkomst bij een tweede officiële waarschuwing vanwege overlast met onmiddellijke ingang mocht beëindigen.
5.1
De grieven falen dan ook.
5.11
Grief 3is gericht tegen de beslissing over de proceskostenveroordeling. De grief heeft naast de al besproken grieven geen zelfstandige betekenis en deelt dan ook het lot van die grieven.
5.12 Alle grieven falen. Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter dan ook bekrachtigen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep (geliquideerd salaris van de advocaat: 1 punt, tarief II).

6.De beslissing

Het gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep en bepaalt deze kosten voor zover tot nu toe aan de zijde van Limor gevallen op € 716,- aan verschotten en op
€ 1.074,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. O.E. Mulder en mr. M. Willemse en is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2018 door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.