Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vermogensrechtelijke afwikkeling van een huwelijk tussen een Turkse vrouw en een Nederlandse man, dat in 2015 in Turkije is gesloten. De vrouw heeft op 9 februari 2017 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank Overijssel op 4 augustus 2017 de echtscheiding heeft uitgesproken. De vrouw is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank, waarbij zij de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk aan de orde stelt. Het hof heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, aangezien beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. De vrouw betwist de conclusie van de rechtbank dat het huwelijksvermogensregime wordt beheerst door Turks recht en stelt dat vanaf haar vestiging in Nederland op 25 september 2015 automatisch het Nederlandse recht van toepassing is geworden. Het hof oordeelt dat, hoewel het Turks recht aanvankelijk van toepassing was, er inderdaad een wijziging heeft plaatsgevonden op het moment dat de vrouw zich in Nederland vestigde. Dit betekent dat het huwelijksvermogensregime vanaf die datum onder Nederlands recht valt, wat leidt tot een gemeenschap van goederen voor de activa en schulden die na die datum zijn verworven. De vrouw heeft ook verzocht om partneralimentatie, maar het hof oordeelt dat zij onvoldoende heeft aangetoond dat zij behoeftig is. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en het hof beveelt de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap naar Nederlands recht voor de activa en schulden die na 25 september 2015 zijn verworven.