ECLI:NL:GHARL:2018:8655

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
21-002951-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens onvoldoende bewijs van bijdrage aan hennepkwekerij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden voor zijn betrokkenheid bij een hennepkwekerij. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na terechtzittingen op 29 maart 2017 en 5 september 2018, waarbij de advocaat-generaal zijn vordering heeft voorgelezen en de verdachte en zijn raadsman, mr. R.B.J.G. Baggen, hun verweer hebben gevoerd.

De tenlastelegging betrof het opzettelijk telen van hennepplanten in de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 maart 2013 in Lobith. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de precieze bijdrage van de verdachte aan de hennepkwekerij vast te stellen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld, maar het hof kwam tot de conclusie dat de bijdrage van de verdachte niet als significant kon worden aangemerkt. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter mr. B.J.J. Melssen was, bijgestaan door mr. H. Heins en mr. E.M.J. Brink. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.J. Kaat. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat hij het ten laste gelegde feit had begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002951-15
Uitspraak d.d.: 19 september 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 6 mei 2015 met parketnummer 05-780069-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1986] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 29 maart 2017 en 5 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.B.J.G. Baggen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 12 maart 2013 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (telkens) ongeveer 196, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl bovengenoemd feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid (zijnde meerdere oogsten van ongeveer 180 tot 200 planten) van bovengenoemd middel, zijnde meer dan de hoeveelheid van het middel van een in een Algemene Maatregel van Bestuur genoemde grens van grote hoeveelheid (zijnde 200 planten).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft ten aanzien van deze verdachte niet zonder twijfel kunnen vaststellen wat zijn precieze bijdrage aan het opzetten en in stand houden van de hennepkwekerij is geweest, laat staan dat die bijdrage als significant (medepleger) kan worden aangemerkt en zal hem derhalve vrijspreken van hetgeen hem is ten laste gelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. Kaat, griffier,
en op 19 september 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat
dit arrest mede te ondertekenen.
Mr. E.M.J. Brink is buiten staat
dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 19 september 2018.
Tegenwoordig:
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. R.S. Helmus, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.