Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 13 september 2018 met grieven, met producties en met een incidentele vordering tot schorsing van de executie en van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis,
- de memorie van antwoord in het incident en in de hoofdzaak (met een productie),
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep (met producties),
- het proces-verbaal van de behandeling ter openbare terechtzitting op 18 september 2018. Ter zitting heeft [appellante] een productie overgelegd, waaruit volgens haar blijkt dat [geïntimeerde] al op 29 november 2017 op de hoogte is gesteld van de hierna bedoelde doorzoeking door de FIOD.
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering in de hoofdzaak
Het hof verwerpt dit betoog. Nu vaststaat dat de FIOD in de huurwoning een doorzoeking heeft gehouden en er geen deugdelijke reden is gegeven om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de brief van de Burgemeester van 19 juni 2018, gaat het hof er voorshands vanuit dat de resultaten van de doorzoeking correct in die brief van de Burgemeester staan weergegeven. Daarmee is gegeven dat er mede gezien de ook in de woning aangetroffen geldtelmachine, het wapen met munitie en twee kogelvrije vesten, in de woning een als handelsvoorraad aan te merken hoeveelheid drugs lag. Het daardoor opgeroepen beeld valt niet te rijmen met het verweer dat er hoogstens een voorraad drugs voor eigen gebruik was. Weliswaar kan de geldtelmachine ook een functie hebben gehad binnen het kader van de autohandel van [partner appellante] , zoals ter zitting in hoger beroep aangevoerd, maar dit verklaart niet de aanwezigheid van de bijna 5 gram cocaïne en de 36 mdma(xtc) pillen, evenmin als het alarmpistool en de kogelvrije vesten. Het voornemen van de Burgemeester om de woning te sluiten vormt daarom een reëel gevaar.