Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
De Jeugd- & Gezinsbeschermers,gevestigd te Haarlem,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen voor zijn minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.H.R. Bruggeman, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 21 december 2017 aangevochten, waarin zijn verzoek om een bijzondere curator was afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.V.S. van Baarle, verzocht het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De procedure in eerste aanleg had geleid tot een ondertoezichtstelling van de kinderen, die was verlengd en waarbij de moeder het eenhoofdig gezag had gekregen. De vader had in zijn grieven onder andere de omgangsregeling, het ouderlijk gezag en de benoeming van een bijzondere curator aan de orde gesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2018 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de raad voor de kinderbescherming.
Het hof overwoog dat op grond van artikel 1:250 BW een bijzondere curator kan worden benoemd indien de belangen van de met het gezag belaste ouder(s) in strijd zijn met die van de minderjarige. Het hof concludeerde dat de vader geen feiten had aangedragen die erop wezen dat de belangen van de kinderen in conflict waren met die van de moeder. Daarom werd het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.