ECLI:NL:GHARL:2018:8509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
200.237.071
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in een familiezaken geschil

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen voor zijn minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.H.R. Bruggeman, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 21 december 2017 aangevochten, waarin zijn verzoek om een bijzondere curator was afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.V.S. van Baarle, verzocht het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De procedure in eerste aanleg had geleid tot een ondertoezichtstelling van de kinderen, die was verlengd en waarbij de moeder het eenhoofdig gezag had gekregen. De vader had in zijn grieven onder andere de omgangsregeling, het ouderlijk gezag en de benoeming van een bijzondere curator aan de orde gesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2018 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de raad voor de kinderbescherming.

Het hof overwoog dat op grond van artikel 1:250 BW een bijzondere curator kan worden benoemd indien de belangen van de met het gezag belaste ouder(s) in strijd zijn met die van de minderjarige. Het hof concludeerde dat de vader geen feiten had aangedragen die erop wezen dat de belangen van de kinderen in conflict waren met die van de moeder. Daarom werd het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.237.071
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 449197)
beschikking van 25 september 2018
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.H.R. Bruggeman te Lisse,
en
[verweerster] ,
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. E.V.S. van Baarle te Zeewolde.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling Stichting
De Jeugd- & Gezinsbeschermers,gevestigd te Haarlem,
verder te noemen: de GI.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 21 december 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 maart 2018;
- het verweerschrift van de moeder;
- het journaalbericht van 24 april 2018 van mr. Bruggeman met een productie;
- de brief van de GI van 19 juli 2018 met bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling van het verzoek van de vader om voor de hierna te noemen minderjarigen een bijzondere curator te benoemen heeft op 21 augustus 2018 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI zijn [naam medewerkers] verschenen. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [naam medewerker] verschenen.

3.De feiten

3.1
Tijdens de in 2013 geëindigde relatie van de vader en de moeder zijn te [geboorteplaats] geboren:
- [naam kind sub 1] , op [geboortedatum] , en
- [naam kind sub 2] , op [geboortedatum] .
3.2
Bij beschikking van 25 november 2015 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, de kinderen onder toezicht gesteld van de voorganger van de GI. Deze ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van 27 oktober 2017 tot 25 november 2018. In verband met de verhuizing van de moeder naar een andere regio, is de uitvoering van de ondertoezichtstelling overgedragen aan De Jeugd- & Gezinsbeschermers te Haarlem.
3.3
Bij beschikking van 20 september 2016 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, het gezamenlijk gezag van de vader en de moeder beëindigd en de moeder belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
3.4
Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking van 21 december 2017 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, de vader het recht op omgang met de kinderen ontzegd en de vader verboden om contact te hebben met de kinderen.
De rechtbank heeft voorts de verzoeken van de vader om een informatieregeling vast te stellen, voor recht te verklaren dat de ondertoezichtstelling van de kinderen op onjuiste gronden is verleend, hem met het gezamenlijk gezag over de kinderen te belasten en om zowel een onafhankelijk deskundige als een bijzondere curator over de kinderen te benoemen, afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 december 2017. De grieven zien onder meer op het ouderlijk gezag, de omgang, de informatieverplichting, de ondertoezichtstelling en de benoeming van een onafhankelijk deskundige. De behandeling van dat hoger beroep (met rekestnummer 200.237.055) vindt plaats op 9 oktober 2018.
De vader heeft in zijn verzoekschrift in hoger beroep voorts verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij zijn verzoek om een bijzondere curator over de kinderen te benoemen is afgewezen en in zoverre opnieuw beschikkende alsnog een bijzondere curator te benoemen.
4.2
De moeder heeft het hof verzocht het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator af te wijzen en de bestreden beschikking in zoverre te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter voor wie de zaak aanhangig is, in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen, een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
5.2
De vader heeft gesteld dat de GI er niet alles aan heeft gedaan om in het belang van de kinderen de vader omgang met hen te laten hebben. De GI heeft zich niet gehouden aan de met de ouders gemaakte afspraken om de communicatie tussen de vader en de moeder op gang te krijgen. Alle betrokkenen hielden zich bezig met de communicatie tussen de ouders, terwijl er niet werd geluisterd naar de kinderen. Een bijzondere curator kan de belangen van de kinderen dienen, terwijl anderen zich bezig kunnen houden met de communicatie tussen de ouders, aldus de vader.
5.3
De moeder stelt dat een bijzondere curator de kinderen niet zal helpen. De benoeming van een bijzondere curator is te belastend en niet in het belang van de kinderen, aldus de moeder.
5.4
Het hof stelt voorop dat uit artikel 1:250 BW volgt dat de rechter slechts tot benoeming van een bijzondere curator overgaat, indien de belangen van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De vader heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat dit het geval is. Uit het dossier en hetgeen op de zitting is besproken blijkt ook niet op welke wijze de belangen van de kinderen in conflict raken of geraakt zijn met die van de moeder. Het hof overweegt dat uit de tekst van de wet volgt dat een bijzondere curator een oplossing kan bieden in een situatie waarbij de belangen van de kinderen ondergeschikt dreigen te raken aan die van de degenen die juist geacht worden over die belangen op te komen: de met het gezag belaste ouder(s) of voogd(en). De bijzondere curator is niet de door de wet aangewezen persoon om een rol te spelen in een geschil tussen de minderjarigen, de ouders of een andere belanghebbende en de GI in een situatie als de onderhavige, waarbij de wijze waarop de GI de ondertoezichtstelling vorm geeft, onderwerp van geschil is. Daarvoor biedt het recht andere mogelijkheden. Het hof zal het verzoek van de vader om een bijzondere curator ten behoeve van de kinderen te benoemen afwijzen en de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 21 december 2017, voor zover daarbij het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator is afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, A. Smeeïng-van Hees en
R.C.C. van Leest, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 25 september 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.