In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 september 2018 uitspraak gedaan op verzoeken tot herziening van eerdere uitspraken met betrekking tot belastingaanslagen en navorderingsaanslagen voor het jaar 2010. Verzoeker, aangeduid als [X] [Z], had eerder een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd gekregen, evenals een navorderingsaanslag. Na afwijzing van zijn verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag door de Inspecteur, heeft verzoeker beroep aangetekend bij de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank heeft het beroep in de zaak over de aanslag ongegrond verklaard, maar het beroep in de zaak over de navorderingsaanslag gegrond verklaard, wat leidde tot vermindering van de navorderingsaanslag en de heffingsrente.
Verzoeker heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraken van de rechtbank heeft bevestigd. Na het instellen van cassatieberoep door verzoeker, heeft de Hoge Raad deze beroepen niet-ontvankelijk verklaard. In maart 2018 heeft verzoeker het Hof verzocht om herziening van de eerdere uitspraken, maar het Hof heeft geoordeeld dat verzoeker niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. De gemachtigde van verzoeker heeft ter zitting geen overtuigende nova kunnen aanvoeren die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
Het Hof heeft de verzoeken om herziening afgewezen, evenals het verzoek om schadevergoeding, omdat de schade uitsluitend verband hield met kosten in andere procedures. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.