ECLI:NL:GHARL:2018:849

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
21-005366-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, mishandeling en diefstal met geweld door verdachte in aanwezigheid van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor een reeks strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag op zijn ex-vriendin en mishandeling van haar vader, gepleegd in de aanwezigheid van hun minderjarige dochter. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor diefstal van benzine en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee verbalisanten door met een auto op hen in te rijden. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 42 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een locatieverbod. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging is gekomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005366-16
Uitspraak d.d.: 26 januari 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 27 september 2016 met parketnummer 18-930343-15 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 15-178240-13, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven en verblijvend 1551 NG Westzaan, Smeet 1,
in Justitieel Complex Zaanstad.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 februari 2017, 23 november 2017 en 12 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft de advocaat-generaal gevorderd dat verdachte zich onder toezicht dient te stellen van de reclassering, een contactverbod met [benadeelde partij 1] en [slachtoffer] en een locatieverbod voor het woonadres in [plaats] . Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk zullen worden toegewezen. Ten slotte heeft de advocaat-generaal de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging gevorderd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.J.G. Dudink, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte bij vonnis van 27 september 2016 ter zake van het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair:
verdachte op of omstreeks 10 december 2015, te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] in een (zogenoemde) armgreep heeft genomen, in elk geval een arm om/rond de nek van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of een hand voor haar mond gehouden en/of die [slachtoffer] (krachtig) heeft vastgehouden/vastgegrepen en/of heeft mee gesleurd/getrokken en/of (vervolgens) meermalen, in elk geval eenmaal, met zijn beide handen die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgegrepen/vastgepakt en/of haar de keel heeft dichtgedrukt en/of dicht gedrukt gehouden, waardoor die [slachtoffer] (telkens) de adem werd benomen en/of die [slachtoffer] (zeer) krachtig (weg/aan de kant) heeft geduwd/gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair:
verdachte op of omstreeks 10 december 2015, te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, ( te weten [slachtoffer] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] in een (zogenoemde) armgreep heeft genomen, in elk geval een arm om/rond de nek van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of een hand voor haar mond gehouden en/of die [slachtoffer] (krachtig) heeft vastgehouden/vastgegrepen en/of heeft mee gesleurd/getrokken en/of (vervolgens) meermalen, in elk geval eenmaal, met zijn beide handen die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgegrepen/vastgepakt en/of haar de keel heeft dichtgedrukt en/of dicht gedrukt gehouden, waardoor die [slachtoffer] (telkens) de adem werd benomen en/of die [slachtoffer] (zeer) krachtig (weg/aan de kant) heeft geduwd/gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair:
verdachte op of omstreeks 10 december 2015, te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] in een (zogenoemde) armgreep te nemen, in elk geval een arm om/rond de nek van die [slachtoffer] te doen en/of een hand voor haar mond te houden en/of die [slachtoffer] (krachtig) vast te houden/vast te grijpen en/of mee te sleuren/te trekken en/of (vervolgens) meermalen, in elk geval eenmaal, met zijn beide handen die [slachtoffer] bij haar keel vast te grijpen/vast te pakken en/of haar de keel dicht te drukken en/of dicht gedrukt te houden, waardoor die [slachtoffer] (telkens) de adem werd benomen en/of die [slachtoffer] (zeer) krachtig (weg/aan de kant) te duwen/te drukken;
2 primair:
verdachte op of omstreeks 10 december 2015, te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [benadeelde partij 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij 1] (zeer) (krachtig) met (een) tot vuist gebalde hand(en) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt of geslagen en/of (vervolgens) terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag, meermalen, in elk geval eenmaal, (zeer) (krachtig) tegen diens hoofd en/of enig(e) andere lichaamsde(e)l(en) heeft geschopt of getrapt en/of gestompt of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair:
verdachte op of omstreeks 10 december 2015, te pleegplaats [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] zeer krachtig met (een) tot vuist gebalde hand(en) in het gezicht, althans tegen het hoofd, te stompen of te slaan en/of (vervolgens) terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag, meermalen, in elk geval eenmaal, zeer krachtig tegen diens hoofd en/of enig ander lichaamsde(e)l(en) te schoppen of te trappen en/of te stompen of te slaan;
3:
verdachte op of omstreeks 10 december 2015, te [gemeente] , (althans) in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid of hoeveelheden benzine , althans een hoeveelheid of hoeveelheden brandstof, (ter waarde van 40,07), in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4 primair:
verdachte op of omstreeks 10 december 2015, te [gemeente] , (althans) in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meer (politie)ambtena(a)r(en), ((respectievelijk) [benadeelde partij 3] en of [benadeelde partij 2] geheten,) van het leven te beroven, met dat opzet met de door verdachte bestuurde (personen)auto met een hoge, in elk geval met een aanzienlijke, snelheid is aangereden, in elk geval is ingereden, tegen/op het door die (politie)ambtena(a)r(en) gebezigde (politie)(dienst)voertuig, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4 subsidiair:
verdachte op of omstreeks 10 december 2015, te [gemeente] , (althans) in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer (politie)ambtena(a)r(en), ((respectievelijk) [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2] geheten), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met de door verdachte bestuurde (personen)auto met een hoge, in elk geval met een aanzienlijke, snelheid is aangereden, in elk geval is ingereden, tegen/op het door die (politie)ambtena(a)r(en) gebezigde (politie)(dienst)voertuig, , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van de feiten 1 en 2

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 dient te worden vrijgesproken nu de aangiften van [slachtoffer] en [benadeelde partij 1] niet betrouwbaar zijn en derhalve niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
Naar het oordeel van het hof zijn de verklaringen van [slachtoffer] en [benadeelde partij 1] betrouwbaar. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verklaringen in de kern consistent zijn en over en weer steun vinden in elkaar. Zowel [slachtoffer] als [benadeelde partij 1] zijn in hoger beroep als getuige gehoord door de raadsheer-commissaris. Bij de raadsheer-commissaris hebben zij op hoofdlijnen hetzelfde verklaard als ten tijde van de eerste aangifte in december 2015 hetgeen bijdraagt aan de betrouwbaarheid. Voorts heeft getuige [benadeelde partij 1] tijdens zijn verhoren enkel verklaard omtrent de gebeurtenissen die hij zelf heeft gezien en heeft waargenomen, hetgeen de authenticiteit en daarmee de betrouwbaarheid van zijn verklaring vergroot. De aangiften van zowel [benadeelde partij 1] als [slachtoffer] zijn kort na de incidenten door de verbalisanten van de politie opgenomen. Uit het dossier noch uit de verklaringen van [slachtoffer] en [benadeelde partij 1] kan worden afgeleid dat deze op elkaar zijn afgestemd. Gelet op het voorgaande worden de verklaringen van [slachtoffer] en [benadeelde partij 1] betrouwbaar geacht en derhalve gebruikt voor het bewijs. Het verweer van de raadsman slaagt niet.
Verdachte heeft met betrekking tot feit 1 een alternatief scenario aangevoerd, inhoudende dat de bij aangeefster [slachtoffer] geconstateerde letsels zouden zijn ontstaan doordat verdachte en aangeefster de avond ervoor, het hof begrijpt: 9 december 2015, ruige seks zouden hebben gehad in een hotelkamer.
Het hof verwerpt het alternatieve scenario en overweegt hieromtrent het volgende. Aangeefster [slachtoffer] heeft ontkend de door verdachte omschreven ruige seks te hebben gehad met verdachte op de avond in de hotelkamer als gevolg waarvan letsel zou zijn ontstaan. Voorts is het door verdachte alternatieve scenario aan de hand van het vastgestelde letsel in hoger beroep onderzocht. Forensisch arts S.P.H. Letmaath heeft een reactie op dit geschetste scenario (gedateerd 8 juni 2017) opgesteld. In dit rapport concludeert Letmaath onder meer:
‘Deze letsels zijn niet goed te rijmen met de in het proces-verbaal aangegeven handelingen als het gaat om slaan met de vlakke hand of het met ondergoed dichtknijpen van de keel. De ontvellingen en bloeduitstortingen op de benen zijn naar mijn mening meer passend bij de aangegeven gebeurtenis volgens mevrouw [slachtoffer] , waarbij zij aangeeft naar een parkje dicht bij haar huis te zijn gesleept en weer bij bewustzijn kwam in de bosjes in het parkje. Dit scenario past beter bij het geconstateerde letsel dan slaan met de vlakke hand of het wat dichtknijpen van de keel. Op basis van de aangegeven specificaties waar de ‘ruige seks’ uit zou hebben bestaan zijn veel letsel daarmee niet goed te verklaren.’
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het alternatieve scenario zoals door verdachte geschetst wordt weersproken door de bewijsmiddelen en is het scenario ook overigens niet aannemelijk geworden. Dat verdachte ter terechtzitting van het hof daar tegenover heeft gezet dat hij het niet eens is met de conclusies uit voornoemde letselrapportage omdat ruige seks nagenoeg hetzelfde is als wanneer hij haar echt zou hebben gewurgd, doet aan het vorenstaande niets af.

Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 4

Zoals reeds overwogen in onderhavig arrest wordt verdachte vrijgesproken ten aanzien van het onder 4 primair tenlastegelegde, poging tot doodslag, nu de snelheid waarmee verdachte is ingereden op de politieauto niet zodanig hoog was dat daaruit geconcludeerd kan worden dat beoogd is dan wel dat de aanmerkelijke kans heeft bestaan en is aanvaard dat de dood zou volgen. Het hof acht de subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wel bewezen. Het hof overweegt daartoe het navolgende.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten Talen en Meijer blijkt dat zij op enig moment de auto van verdachte in het vizier krijgen en verdachte door middel van het geven van stopsignalen aan de kant willen zetten. Verdachte heeft hieromtrent ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij wel heeft gezien dat hij werd achtervolgd door de politieauto en dat hij ook stoptekens heeft gezien maar dat hij wilde ontkomen aan de politie. Verdachte is dus, de stoptekens negerend, doorgereden. Vervolgens zien de verbalisanten dat verdachte tegen de rijrichting in een rotonde op rijdt.
Vanaf de andere kant van de rotonde nadert de politieauto met daarin verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] . Zij rijden op de voor hen verkeerde weghelft teneinde verdachte op die manier tot stoppen te kunnen brengen wanneer verdachte de rotonde zou willen verlaten. Voornoemde verbalisanten zien dat verdachte vervolgens de rotonde afrijdt op de voor hem verkeerde weghelft. Verdachte rijdt vervolgens door op die verkeerde weghelft in de richting van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] . Verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] zien vervolgens allebei dat verdachte naar hen kijkt en abrupt naar rechts stuurt zonder dat daar een reden voor was. Door de stuurbeweging van verdachte, rijdt verdachte met aanzienlijke snelheid tegen de politieauto van verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] aan waarbij beide auto’s abrupt tot stilstand komen. Het hoofd van verbalisant [benadeelde partij 2] raakt als gevolg van de klap het interieur van de voorzijde van de politieauto waarin hij zit. De VOA foto’s laten een omvangrijke schade zien aan beide auto’s. Uit de verklaring van verbalisant Molendijk en gegevens van Itraffic blijkt dat het politievoertuig kort voor de aanrijding nog maar 31 km per uur reed en dat de snelheid van verdachte aanzienlijk was. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal dat op de (verkeerde) weghelft waarop verdachte zich bevond alle ruimte was om eerst door te rijden, de politieauto op die manier te passeren en daarna weer terug te sturen naar de voor verdachte goede weghelft. Het hof volgt verdachte niet in zijn verweer dat hij de politieauto niet opzettelijk aanreed. De bovenomschreven omstandigheden waaronder verdachte is toe gereden naar de politieauto wijzen naar het oordeel van het hof op het tegendeel. Door het veroorzaken van de botsing onder de omstandigheden zoals bovenomschreven is sprake van het opzettelijk creëren van de aanmerkelijke kans op zwaar letsel bij verbalisanten. Gelet op het voorgaande heeft verdachte door zijn handelen ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Het hof komt derhalve tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair:
verdachte op 10 december 2015, te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] in een (zogenoemde) armgreep heeft genomen, in elk geval een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft gedaan en een hand voor haar mond gehouden en die [slachtoffer] (krachtig) heeft vastgehouden en heeft mee gesleurd en (vervolgens) met zijn beide handen die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgepakt en haar de keel heeft dichtgedrukt en/of dicht gedrukt gehouden, waardoor die [slachtoffer] de adem werd benomen en die [slachtoffer] krachtig weg heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair:
verdachte op 10 december 2015, te [plaats] , [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] met een tot vuist gebalde hand in het gezicht te slaan en vervolgens terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag, meermalen krachtig tegen diens hoofd en andere lichaamsdelen te schoppen of te trappen;
3:
verdachte op 10 december 2015, te [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine (ter waarde van € 40,07) toebehorende aan [tankstation] ;
4
subsidiair:
verdachte op 10 december 2015, te [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan politieambtenaren, respectievelijk [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] geheten, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met de door verdachte bestuurde personenauto met aanzienlijke snelheid is aangereden tegen het door die politieambtenaren gebezigde politiedienstvoertuig, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 10 december 2015 schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. Allereerst is hij naar het huis van de vader van zijn ex-vriendin gegaan en heeft daar gepoogd zijn ex-vriendin van het leven te beroven door haar bij de keel vast te pakken en haar keel dicht te drukken. Vervolgens heeft hij de vader van zijn ex-vriendin mishandeld door tegen diens hoofd en lichaam te slaan en te schoppen. Dit alles gebeurde in de aanwezigheid van hun minderjarige dochtertje. Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers. Bovendien hebben deze feiten plaatsgevonden in en nabij de woning van de ex-vriendin van verdachte en haar vader. De eigen woning is bij uitstek de plek waar iemand zich veilig dient te voelen. Het hof neemt dit verdachte kwalijk.
Verdachte heeft vervolgens in de auto van zijn ex-vriendin het dorp [plaats] verlaten en heeft onderweg getankt, ter waarde van € 40,-, zonder hiervoor te betalen. Verdachte heeft er daardoor blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Bovendien heeft hij de betrokken pomphouder hinder en schade berokkend.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de poging tot zware mishandeling van een tweetal verbalisanten, door met aanzienlijke snelheid tegen de politieauto waarin die verbalisanten zaten aan te rijden. Kort daarvoor had hij over een behoorlijke afstand meerdere stoptekens van een andere politieauto genegeerd. Nadat verdachte met zijn auto een rotonde tegen de rijrichting in heeft genomen en een aanrijding met een andere personenauto ternauwernood is voorkomen, heeft hij een ruk aan het stuur gegeven en is hij tegen de politieauto aangereden. Dat de politieagenten er met lichte verwondingen vanaf zijn gekomen en er geen andere ongelukken op de weg zijn gebeurd, is niet aan verdachte te danken. Het hof acht ook deze handelswijze van verdachte kwalijk en houdt bovendien rekening met de pijn, angst en overlast die zijn handelen voor de slachtoffers heeft veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 december 2017, is verdachte reeds eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder ook geweldsdelicten.
De feiten zoals bewezenverklaard rechtvaardigen in beginsel een langdurige gevangenisstraf. Het hof is echter ook van oordeel dat verdachte begeleiding en behandeling van de reclassering nodig heeft. Alles afwegende acht hof met de advocaat-generaal een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Het hof koppelt hieraan de volgende bijzondere voorwaarden: een locatieverbod, een meldplicht, een alcohol- en drugsverbod en een behandelverplichting.
Voor wat betreft het gevorderde locatieverbod zal het hof gelet op de handhaafbaarheid bepalen dat verdachte zich niet binnen de bebouwde kom van [plaats] alwaar de slachtoffers [slachtoffer] wonen, mag bevinden. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat verdachte na ommekomst van de gevangenisstraf voornemens is zich vestigen in de provincie Noord Holland. Onder meer tegen die achtergrond acht het hof een locatieverbod voor de bebouwde kom van het relatief kleine dorp [plaats] in de provincie [provincie] passend en geboden waarbij het hof de zeer beperkte invloed op de bewegingsvrijheid van verdachte in de gegeven situatie in aanmerking heeft genomen.
Hierbij heeft het hof gelet op het reclasseringsadvies van Palier d.d. 17 oktober 2017 waarin de reclasseringsmedewerker als volgt concludeert:
er is een delict patroon zichtbaar ten aanzien van voornamelijk vermogensdelicten en agressiedelicten. Huidig feit maakt onderdeel uit van dit patroon. Blijkens dossierinformatie zou er geen sprake zijn geweest van problematisch drugsgebruik. Echter, zien wij in het registratiesysteem van DJI dat betrokkene tijdens zijn detentietraject meerdere positieve UC’s heeft gehad. Blijkens dossierinformatie verkeerde betrokkene onder invloed van alcohol ten tijde van het delict en was het alcoholgebruik ook gerelateerd aan eerdere delicten. Onder toenemende spanningen en druk kan betrokkenen agressief worden en zou het alcoholgebruik hierbij een ontremmende werking hebben. Naar onze visie is sprake van alcoholmisbruik. Betrokkene zijn denkpatronen vormen een belangrijke factor in het delict gedrag. Zijn gebrek aan coping vaardigheden zorgen ervoor dat hij bij toenemende spanningen agressief kan reageren en geen andere oplossing vindt voor zijn problemen. Betrokkene is bereid om hier naar te kijken omdat hij beseft dat indien hij hierin niets verandert, zijn situatie ook niet zal veranderen. Momenteel is hij gemotiveerd ten aanzien van het deelnemen aan gedragsinterventies en behandeling. Naar onze visie is er begeleiding en behandeling nodig om gedragsverandering ook op de lange termijn effect te laten hebben.gezien de delictsgeschiedenis en het huidige delict, welke hij heeft gepleegd toen hij zich onttrok vanuit detentie, is er naar onze visie sprake van een hoog recidive- en gevaarsrisico. Betrokkene is veelvuldig met justitie in aanraking gekomen en er is een delict patroon ten aanzien van vermogensdelicten en agressiedelicten. Daar betrokkene veelvuldig ook met justitie in aanraking is gekomen wegens agressiedelicten is er naar onze visie ook een hoge kans op letselschade voor anderen.Het hof neemt vorenstaande conclusie over en maakt deze tot de zijne.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam zal begaan. Daarom bepaalt het hof de dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden zoals reeds genoemd, teneinde meteen aan te vangen met het bijsturen van verdachtes gedrag door middel van behandeling en begeleiding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 628,99. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De hoogte van de vordering tot schadevergoeding is door de verdediging niet inhoudelijk betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige, de materiele schade, is in deze strafprocedure onvoldoende gebleken dat de gestelde schade rechtstreeks het gevolg is vandoor het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Daarmee leent de behandeling van de vordering zich voor wat betreft dit onderdeel niet voor afhandeling nu het een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 579,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De hoogte van de vordering tot schadevergoeding is door de verdediging niet inhoudelijk betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering wordt toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 579,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De hoogte van de vordering tot schadevergoeding is door de verdediging niet inhoudelijk betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering wordt toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 15-178240-13

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Haarlem van 6 juni 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 14g, 14h, 14i, 14j, 36f, 45, 57, 287, 300, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
14 (veertien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat het de veroordeelde verboden is gedurende de volledige proeftijd verdovende middelen en/of alcohol te gebruiken en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek, urineonderzoek of ander onderzoek.
Beveelt dat voormelde voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag, of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen en/of een leefstijltraining te volgen, indien en zolang de reclassering dit nodig acht.
Beveelt dat voormelde voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd houdt aan aanwijzingen te geven door of namens de reclassering aangaande dagbesteding en woonplek, indien en zolang de reclassering dit nodig acht.
Beveelt dat de bijzondere voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden in de bebouwde kom van het dorp [plaats] in de provincie [provincie] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de bijzondere voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde
tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 december 2015.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 december 2015.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde
tot het bedrag van € 579,00 (vijfhonderdnegenenzeventig euro)ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 december 2015.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 579,00 (vijfhonderdnegenenzeventig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 (elf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 december 2015.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde
tot het bedrag van € 579,00 (vijfhonderdnegenenzeventig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 december 2015.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te
betalen van € 579,00 (vijfhonderdnegenenzeventig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 (elf) dagen hechtenis,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 december 2015.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 6 juni 2014, parketnummer 15-178240-13, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door
mr. A. van Holten, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D.A. Tol, griffier,
en op 26 januari 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.