Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van het huwelijksvermogen van partijen, die zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit bezitten. De vrouw heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank Midden-Nederland de echtscheiding heeft uitgesproken en de behandeling van de verzoeken met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft aangehouden. De vrouw heeft in hoger beroep vier grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank, die de hoogte van haar vergoedingsrecht ter zake van een in Marokko verkochte woning heeft vastgesteld op 41.666 dirham.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de vrouw en de man in persoon zijn verschenen. De vrouw betwist dat de man een lening van 250.000 dirham heeft ontvangen van zijn oom voor de aankoop van de woning en stelt dat het volledige aankoopbedrag uit gezamenlijk spaargeld is gefinancierd. De man heeft echter bewijs geleverd van de lening en de rechtbank heeft geoordeeld dat de man in zijn bewijsopdracht is geslaagd. Het hof heeft de grieven van de vrouw verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het vergoedingsrecht van de vrouw ter grootte van 41.666 dirham is bevestigd.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de overwegingen dat de man niet in hoger beroep is gegaan tegen het oordeel van de rechtbank dat hij niet heeft aangetoond dat hij voor het huwelijk al een bedrag van 200.000 dirham aan spaargeld had. Het hof heeft de argumenten van de vrouw met betrekking tot de verkoopprijs van de woning en de hoogte van het vergoedingsrecht verworpen, en heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de vrouw recht heeft op het vergoedingsrecht zoals vastgesteld in de bestreden beschikking.