ECLI:NL:GHARL:2018:8280

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
21-002240-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Gelderland inzake winkeloverval met bedreiging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin de verdachte is veroordeeld voor een winkeloverval die plaatsvond op 14 juli 2017 in Winterswijk. De verdachte heeft een geldbedrag van ongeveer €1.835,- weggenomen, waarbij hij twee medewerksters van de winkel heeft bedreigd met een voorwerp dat op een vuurwapen leek. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk.

Tijdens de zitting van het hof op 30 augustus 2018 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, onder andere op basis van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bewijsmiddelen voldoende zijn om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de overval heeft gepleegd en dat hij daarbij geweld heeft gebruikt om de diefstal voor te bereiden en te vergemakkelijken.

Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met een voorwaardelijk deel van één jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van de overval schade heeft geleden. Het hof heeft ook de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002240-18
Uitspraak d.d.: 13 september 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 10 april 2018 met parketnummer 05-720384-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1999] ,
thans verblijvende in [detentieadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.M. Oldenburg, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot (ten dele) een andere beslissing omtrent de bewezenverklaring, de kwalificatie, het beslag en tot een andere aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de toegewezen materiële schade ten aanzien van de benadeelde partij komt. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1 primair:
hij op of omstreeks 14 juli 2017 te Winterswijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten ongeveer euro 1.835,- (achttienhonderdenvijfendertig)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] (filiaal [adres 1] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, (en) vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, (en) gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij -verdachte-;
- (met kracht) de toegangsdeur van voornoemde winkel heeft opengeduwd/gedrukt en/of
- de winkel is binnengedrongen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met een bivakmuts over het gezicht, althans met gezichtsverhullende kleding tegemoet is getreden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft (voort)geduwd (verder de winkel in) en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (op dreigende/intimiderende toon) heeft gezegd/geroepen: "Ik ga jullie niks doen. Ik wil alleen geld hebben." en/of "Ik wil naar de kamer met slot" en/of "Schiet op, schiet op" en/of "Opschieten, snel, snel", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een daarop gelijkend (voor afdreiging geschikt) voorwerp, heeft getoond en/of daarmee zwaaiende bewegingen heeft gemaakt en/of dat vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gericht (gehouden);
Subsidiair:
hij op of omstreeks 14 juli 2017 te Winterswijk met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten ongeveer euro 1.835,- (achttienhonderdenvijfendertig)), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] (filiaal [adres 1] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij -verdachte-;
- (met kracht) de toegangsdeur van voornoemde winkel heeft opengeduwd/gedrukt en/of
- de winkel is binnengedrongen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met een bivakmuts over het gezicht, althans met gezichtsverhullende kleding, tegemoet is getreden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft (voort)geduwd (verder de winkel in) en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (op dreigende/intimiderende toon) heeft gezegd/geroepen: "Ik ga jullie niks doen. Ik wil alleen geld hebben." en/of "Ik wil naar de kamer met slot" en/of "Schiet op, schiet op" en/of "Opschieten, snel, snel", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een daarop gelijkend (voor afdreiging geschikt) voorwerp, heeft getoond en/of daarmee zwaaiende bewegingen heeft gemaakt en/of dat vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gericht (gehouden).
Feit 2:
hij op of omstreeks 14 juli 2017 te Winterswijk [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Rot op, donder op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of daarbij opzettelijk dreigend aan die [slachtoffer 3] een pistool, althans op een vuurwapen, althans een daarop gelijkend (voor afdreiging geschikt) voorwerp, getoond/voorgehouden en/of op die [slachtoffer 3] heeft gericht (gehouden).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs t.a.v. feit 1 primair en feit 2

Verweren raadsvrouw
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde gepleit. Zij heeft hiertoe – kort samengevat en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de verklaring van verbalisant [verbalisant] moet worden uitgesloten van het bewijs. [verbalisant] heeft immers verklaard over wat [naam 1] aan hem heeft verteld over het vermeende gesprek tussen [naam 2] en verdachte. De inhoud van deze verklaring hangt zodoende als drie schakels aan elkaar en is hierdoor niet betrouwbaar. Daarnaast kan de verklaring van [slachtoffer 2] , waarin zij zegt verdachte te herkennen als de overvaller, niet als bewijsmiddel worden gebruikt. [slachtoffer 2] had, kort na de overval en op aanwijzing van een derde gezocht naar een foto van verdachte op Facebook, omdat het gerucht ging dat hij de overvaller was. Na het zien van die foto heeft zij aangegeven verdachte te herkennen toen zij hem op 8 oktober 2017 zag lopen en later die dag nog op een Snapchat-filmpje, terwijl zij in haar aangifte had aangegeven geen nauwkeurig signalement van de overvaller te kunnen geven. Hierdoor kan worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van haar herkenning. Als laatste vertoont de gevonden bivakmuts geen gelijkenissen met de bivakmuts zoals deze door de getuige is beschreven.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair en 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van wettige bewijsmiddelen staat naar het oordeel van het hof het navolgende vast. Op 14 juli 2017 is bij [bedrijf] aan de [adres 1] in Winterswijk een geldbedrag weggenomen. De dader heeft daarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedreigd door een op een vuurwapen gelijkend en voor afdreiging geschikt voorwerp te tonen en daarmee te zwaaien. De dader heeft daarna [slachtoffer 3] , die getuige was van de overval en de overvaller op de fiets heeft achtervolgd, bedreigd door een zwart op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem te richten.
Daderschap
In hoger beroep staat de vraag centraal of het verdachte is geweest die de overval en de bedreiging heeft gepleegd. Bij de beantwoording van deze vraag acht het hof het proces‑verbaal van verbalisant [verbalisant] van belang. Verbalisant [verbalisant] werd op 14 juli 2017 omstreeks 14.00 uur gebeld door [naam 1] . [naam 1] vertelde dat [naam 2] hem die ochtend verteld had dat verdachte (de zwager van [naam 2] ) diezelfde ochtend bij hem aan de deur op het adres [adres 2] te Winterswijk was geweest. Verdachte was op de fiets en zou erg zenuwachtig zijn overgekomen. Hij vertelde dat hij onderdak zocht omdat hij net de [bedrijf] in Winterswijk had overvallen. [naam 2] heeft verdachte weggestuurd. Hoewel [naam 2] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij zich niets van een dergelijk gesprek met [naam 1] of verdachte weet te herinneren, heeft het hof geen reden om aan het door [verbalisant] op 14 juli 2017 op ambtseed opgemaakte proces-verbaal te twijfelen, te meer nu [naam 1] bij de rechter-commissaris zowel heeft bevestigd dat hij contact heeft gehad met [verbalisant] als dat [naam 2] hem iets heeft verteld over de overval. Dat hij zich tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris (acht maanden na de overval) geen details meer kan herinneren, doet hier niet aan af. Het hof stelt bovendien vast dat slechts enkele uren na de overval de naam van verdachte door [naam 2] in het bijzijn van [naam 1] werd genoemd, terwijl [naam 1] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij verdachte op dat moment niet kende en niet eerder met [naam 2] over hem had gesproken. Gelet op dit korte tijdsverloop en op de omstandigheid dat [naam 1] een naam noemt die hij nog niet eerder had gehoord, acht het hof, evenals de rechtbank, niet aannemelijk dat het verhaal op geruchten zou berusten zoals door de raadsvrouw ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Daarnaast is op 13 november 2017 in de woning van verdachte een donkergekleurde muts aangetroffen. Deze was verstopt in de broekspijp van een opgerolde spijkerbroek. Er waren gaten in de muts gemaakt waartussen een zwarte tie-rip was bevestigd. De muts zag eruit als een bivakmuts. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben de door de overvaller gedragen muts omschreven als een groene muts met respectievelijk camouflage print en grote gaten voor de ogen en een camouflagekleur lapje waaruit het ooggedeelte geknipt was. Het leek op een zelfgemaakte bivakmuts. Deze omschrijvingen passen naar het oordeel van het hof bij de op 13 november 2017 onder de verdachte in beslag genomen bivakmuts die afhankelijk van de lichtinval donkergrijs dan wel legergroen gekleurd is. De omvang van de gaten in de bivakmuts kan verschillen afhankelijk van de manier waarop de bivakmuts gedragen wordt.
Het hof acht het ‘alternatieve scenario’ dat verdachte heeft geschetst over het gebruik van de bivakmuts, te weten dat hij de muts gebruikte tijdens seks, niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft deze verklaring pas gegeven nadat het onderzoek bij de politie was afgerond. Hij heeft deze verklaring vervolgens op geen enkele concrete wijze onderbouwd. Zo wil hij, daartoe wederom in hoger beroep in de gelegenheid gesteld, de naam van de vrouw niet noemen met wie hij de bivakmuts zou gebruiken tijdens de seks. Het hof stelt derhalve het door verdachte in verband met de bivakmuts geschetste alternatieve scenario terzijde.
Ook werd in de woning van verdachte een plattegrond aangetroffen onder het zitkussen van een zwarte fauteuil. Naar aanleiding van het aantreffen van de plattegrond is door een politiemedewerkster de [bedrijf] aan de [adres 1] in Winterswijk bezocht, waarna is gebleken dat de indeling van de plattegrond overeenkomt met de indeling van de betreffende [bedrijf] . Tevens bleek dat de politiemedewerkster na het volgen van de ingetekende route op de plattegrond richting “deur met code”, terechtkwam bij een deur met cijferslot. Achter deze deur bevond zich de ruimte met de kluis. Bovendien zei de overvaller dat hij naar de kamer met slot wilde. Dat mogelijk het handschrift op de plattegrond niet het handschrift van verdachte is, zoals door verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep is gesteld, doet niets af aan de betekenis die in combinatie met de overige feiten en omstandigheden kan worden verbonden aan het aantreffen van deze plattegrond in de woning van de verdachte.
Conclusie
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de overval op de [bedrijf] in Winterswijk op 14 juli 2017 heeft gepleegd. Nu het hof tot de conclusie is gekomen dat het verdachte is geweest die het onder 1 primair tenlastegelegde heeft gepleegd, en derhalve onder meer ook vaststaat dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend en voor afdreiging geschikt voorwerp bij zich droeg, op de fiets is gevlucht en door de getuige [slachtoffer 3] is achtervolgd acht het hof ook wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1 primair:
hij op
of omstreeks14 juli 2017 te Winterswijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten ongeveer euro 1.835,- (achttienhonderdenvijfendertig)),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [bedrijf] (filiaal [adres 1] ),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd voorafgegaan
, (en
)vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
, (en
)gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij -verdachte-;
- (met kracht) de toegangsdeur van voornoemde winkel heeft open
geduwd/gedrukt en
/of- de winkel is binnengedrongen en
/of- die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] met een bivakmuts over het gezicht
, althans met gezichtsverhullende kledingtegemoet is getreden en
/of- die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] heeft (voort)geduwd (verder de winkel in) en
/of- tegen die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2]
(op dreigende/intimiderende toon)heeft gezegd
/geroepen: "Ik ga jullie niks doen. Ik wil alleen geld hebben." en
/of"Ik wil naar de kamer met slot" en
/of"Schiet op, schiet op" en
/of"Opschieten, snel, snel",
althans woorden van gelijke aard of strekkingen
/of- aan die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] een
vuurwapen, althans een daaropop een vuurwapen gelijkend (voor afdreiging geschikt) voorwerp heeft getoond en
/ofdaarmee zwaaiende bewegingen heeft gemaakt
en/of dat vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gericht (gehouden);
Feit 2:
hij op
of omstreeks14 juli 2017 te Winterswijk [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Rot op, donder op",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen
/ofdaarbij opzettelijk dreigend aan die [slachtoffer 3] een
pistool, althansop een vuurwapen
, althans een daaropgelijkend (voor afdreiging geschikt) voorwerp
getoond/voorgehouden en/ofop die [slachtoffer 3] heeft gericht (gehouden).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De Rechtbank Gelderland heeft verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde te veroordelen tot dezelfde straf.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een winkel waarbij hij twee medewerksters heeft bedreigd door onder meer een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en daarmee zwaaiende bewegingen te maken. Bij de overval heeft verdachte een som geld weggenomen. Vervolgens heeft verdachte tijdens zijn vlucht een te hulp schietende persoon, die hem op de fiets achtervolgde, met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd. Het is algemeen bekend dat gewapende overvallen als deze zeer ingrijpend zijn en grote impact hebben op de slachtoffers. Dat dit ook in dit geval zo was, blijkt onder meer uit het door slachtoffer [slachtoffer 2] ter zitting uitgeoefende spreekrecht. Daarnaast veroorzaken onderhavige feiten grote onrust in de samenleving en gevoelens van onveiligheid in het algemeen. Het hof rekent het verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
Het hof is van oordeel dat in beginsel niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft verder acht geslagen op de reclasseringsadviezen van 5 juni 2018, 8 maart 2018 en
21 februari 2018, en op het rapport Pro Justitia van een psychologisch onderzoek, opgesteld door mevrouw drs. Hertig, GZ-psycholoog, van 9 februari 2018. Uit deze rapportages blijkt onder meer dat onderzoek niet wijst in de richting van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Mogelijk is er sprake van levensfaseproblematiek waarbij verdachte in zijn ontwikkeling naar een zelfstandig volwassen leven dreigt te stagneren. Verdachte geeft zelf aan geen hulp nodig te hebben in de stappen naar een volwassen zelfstandig leven. Het recidiverisico kan niet worden ingeschat. Als risicofactoren zijn te benoemen financiën, opleiding en werk. De reclassering heeft geadviseerd om, bij een bewezenverklaring, de zaak strafrechtelijk af te doen zonder reclasseringsbemoeienis.
In het voordeel van verdachte houdt het hof rekening met het feit dat verdachte, zoals blijkt uit een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 31 juli 2018, niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Bij de hoogte van de straf heeft het hof voorts gelet op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Deze oriëntatiepunten houden als een begin van denken over een op te leggen straf bij een winkeloverval waarbij sprake is van ander geweld dan uitsluitend licht geweld en/of bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar in. Van een dergelijke overval is hier sprake, nu de overval is gepleegd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Alles overwegende acht het hof de door de rechtbank opgelegde en thans door de advocaat‑generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Het hof legt een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.

Beslag

Het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan en/of voorbereid met behulp van de inbeslaggenomen en niet teruggegeven bivakmuts en plattegrond. Deze voorwerpen behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurdverklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De inbeslaggenomen jas dient te worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, te weten [slachtoffer 1] .

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.927,06, bestaande uit een bedrag van
€ 177,06 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 1.750,- ter zake van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 36f, 57, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- bivakmuts;
- plattegrond.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 1] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven jas.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot een bedrag van
€ 1.927,06 (duizend negenhonderdzevenentwintig euro en zes cent) bestaande uit € 177,06 (honderdzevenenzeventig euro en zes cent) vergoeding van materiële schade en € 1.750,- (duizend zevenhonderdvijftig euro) vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.927,06 (duizend negenhonderdzevenentwintig euro en zes cent) bestaande uit € 177,06 (honderdzevenenzeventig euro en zes cent) vergoeding van materiële schade en € 1.750,- (duizend zevenhonderdvijftig euro) vergoeding van immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
29 (negenentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 juli 2017
en van de immateriële schade op 14 juli 2017.
Aldus gewezen door
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter,
mr. R.H. Koning en mr. R.M. Maanicus, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven, griffier,
en op 13 september 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R.M. Maanicus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 13 september 2018.
Tegenwoordig:
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. drs. I.E.W. Gonzales, advocaat-generaal,
mr. H.A.C. Peters, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.